Lectionary Calendar
Wednesday, May 15th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Esther 10

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ESTHER 10

Dit is slechts een gedeelte van een hoofdstuk, het overige ervan, beginnende van Esther 10:4 met nog zes hoofdstukken, alleen in het Grieks gevonden zijnde is als apocrief, verworpen. In deze drie verzen hebben wij slechts enige korte aanduidingen:

I. Betreffende Ahasveros op de troon, welk een machtig vorst hij was, Esther 10:1, Esther 10:2.

II. Betreffende Mordechai, zijn gunsteling, welk een grote, blijkbare zegen hij was voor zijn volk, Esther 10:2, Esther 10:3.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ESTHER 10

Dit is slechts een gedeelte van een hoofdstuk, het overige ervan, beginnende van Esther 10:4 met nog zes hoofdstukken, alleen in het Grieks gevonden zijnde is als apocrief, verworpen. In deze drie verzen hebben wij slechts enige korte aanduidingen:

I. Betreffende Ahasveros op de troon, welk een machtig vorst hij was, Esther 10:1, Esther 10:2.

II. Betreffende Mordechai, zijn gunsteling, welk een grote, blijkbare zegen hij was voor zijn volk, Esther 10:2, Esther 10:3.

Verzen 1-3

Esther 10:1-3

Hier wordt ons meegedeeld:

I. Hoe groot en machtig koning Ahasveros geweest is.

Hij had een zeer uitgestrekt gebied, beide op het vaste land en op de eilanden, waarvan hij grote inkomsten trok. Behalve de gewone inkomende rechten, die de koningen van Perzië hieven, Ezra 4:13, legde hij zijn onderdanen nog een schatting op, die hij voor buitengewone uitgaven nodig had Esther 10:1 :De koning legde schatting op het land en op de eilanden van de zee. Gelukkig is ons land, dat geen schatting betaalt dan die opgelegd wordt door zijn vertegenwoordigers, die het zelf kiest, en niet uitgezogen of verdrukt wordt door een willekeurige macht zoals sommige andere volken. Behalve dit voorbeeld van de grootheid en macht van Ahasveros, zouden er nog vele andere gegeven kunnen zijn van de werken van zijn macht en zijns gewelds, maar zij werden niet geschikt geacht om hier in de gewijde geschiedenis vermeld te worden, welke zich bepaalt tot de Joden, en de zaken van andere volken slechts mededeelt als zij met die van de Joden in verband staan, maar zij zijn geschreven in de Perzische kronieken, Esther 10:2 die reeds sedert lang verloren en in vergetelheid zijn begraven, terwijl de gewijde schriften leven, leven in ere, en zullen blijven leven totdat er geen tijd meer is. Als "de koninkrijken van de mensen," monarchen en hun monarchieën verwoest zijn, en "hun gedachtenis met hen vergaan is," Psalms 9:7, zullen het koninkrijk Gods onder de mensen en de gedenkschriften van dat koninkrijk blijven en wezen "als de" "dagen des hemels," Daniel 2:44.

II. Hoe groot en goed Mordechai was.

1. Hij was groot, en het doet iemand goed om deugd en Godsvrucht aldus geëerd te zien.

a. Hij was groot bij de koning, de tweede bij hem, als n in wie te vertrouwen de koning een welbehagen had. Gedurende lange tijd had Mordechai tevreden en vergenoegd in de poort van de koning gezeten, en nu is hij eindelijk bevorderd tot president van de geheime raad. Mannen van verdienste kunnen voor een tijd als levend begraven schijnen, maar dikwijls worden zij ten slotte op de een of andere wijze ontdekt en bevorderd. De verklaring van de grootheld van Mordechai, waartoe de koning hem bevorderd had, was geschreven in de kronieken van het koninkrijk als iets zeer gedenkwaardigs en bijdragende tot de grote daden des konings. Nooit heeft hij zulke daden van macht gedaan als toen Mordechai zijn rechterhand was.

b. Hij was groot bij de Joden, Esther 10:3, niet slechts groot boven hen, meer achtbaar dan iemand van hun, maar groot bij hen, hij was hun dierbaar, gemeenzaam met hen, en zeer hoog door hen geacht. Zover was het van hen, om hem wegens zijn verhoging te benijden, dat zij er zich in verblijdden, er nog aan toe deden door hem groten invloed onder hen te geven en alle zaken aan zijn leiding te onderwerpen.

2. Hij was goed, zeer goed, want hij deed goed, dat maakte hem wezenlijk groot, en toen gaf zijn grootheid hem gelegenheid om zoveel te meer goed te doen. Toen de koning hem verhoogde: a. Heeft hij zijn volk, de Joden, niet verloochend, heeft hij zich van zijn betrekking tot hen niet geschaamd, hoewel zij vreemdelingen en gevangenen waren, verstrooid en geminacht. Nog noemde hij zich Mordechai de Jood, en daarom is hij ongetwijfeld ook getrouw gebleven aan de Joodse Godsdienst, door de waarneming waarvan hij zich onderscheidde, en toch stond dit zijn verhoging niet in de weg, noch werd dit als een smet of gebrek in hem aangezien.

b. Heeft hij zijn eigen rijkdom of welstand niet gezocht, niet getracht grote bezittingen voor zich en zijn geslacht te verwerven, hetgeen het voornaamste is dat velen op het oog hebben als zij hoge betrekkingen aan het hof verkrijgen, maar ging hij te rade met het welzijn zijns volks en legde er zich op toe om dat te bevorderen. Zijn macht, zijn rijkdom en al zijn invloed op de koning en de koningin gebruikte hij voor het algemene welzijn.

c. Hij heeft niet slechts goed gedaan maar deed het op nederige, minzame wijze, hij liet gemakkelijk tot zich naderen, was beleefd en vriendelijk in de omgang, en sprak met welwillendheid tot allen, die zich voor het een of ander tot hem wendden. Goede werken te doen is het beste en voornaamste, dat verwacht wordt van hen, die rijkdom en macht bezitten, maar goede woorden te geven is ook prijzenswaardig, en het maakt de goede daden des te meer aangenaam.

d. Hij heeft geen partij van zijn volk begunstigd tegenover een andere, heeft sommigen van hen ook niet tot zijn gunstelingen gemaakt, terwijl de overigen veronachtzaamd en ontmoedigd werden, maar welke geschillen er ook onder hen waren, hij was voor allen een vader, maakte zich aangenaam bij de menigte van zijn broederen, toonde geen minachting voor de menigte, het gros van het volk, en sprak voor de welstand van zijn gehele zaad, van allen zonder onderscheid. Zich aldus aangenaam makende door nederigheid en weldadigheid, was hij ook algemeen bemind, en verkreeg hij het goede woord van al zijn broederen. Geloofd zij God, dat wij met een regering als deze gezegend zijn, die de welstand zoekt van ons volk. God geve dat die zegen nog lang, zeer lang over ons moge blijven! en geve ons onder haar gelukkige bescherming en invloed, een gerust en stil leven te leiden in alle Godzaligheid en eerbaarheid, en liefde.

Verzen 1-3

Esther 10:1-3

Hier wordt ons meegedeeld:

I. Hoe groot en machtig koning Ahasveros geweest is.

Hij had een zeer uitgestrekt gebied, beide op het vaste land en op de eilanden, waarvan hij grote inkomsten trok. Behalve de gewone inkomende rechten, die de koningen van Perzië hieven, Ezra 4:13, legde hij zijn onderdanen nog een schatting op, die hij voor buitengewone uitgaven nodig had Esther 10:1 :De koning legde schatting op het land en op de eilanden van de zee. Gelukkig is ons land, dat geen schatting betaalt dan die opgelegd wordt door zijn vertegenwoordigers, die het zelf kiest, en niet uitgezogen of verdrukt wordt door een willekeurige macht zoals sommige andere volken. Behalve dit voorbeeld van de grootheid en macht van Ahasveros, zouden er nog vele andere gegeven kunnen zijn van de werken van zijn macht en zijns gewelds, maar zij werden niet geschikt geacht om hier in de gewijde geschiedenis vermeld te worden, welke zich bepaalt tot de Joden, en de zaken van andere volken slechts mededeelt als zij met die van de Joden in verband staan, maar zij zijn geschreven in de Perzische kronieken, Esther 10:2 die reeds sedert lang verloren en in vergetelheid zijn begraven, terwijl de gewijde schriften leven, leven in ere, en zullen blijven leven totdat er geen tijd meer is. Als "de koninkrijken van de mensen," monarchen en hun monarchieën verwoest zijn, en "hun gedachtenis met hen vergaan is," Psalms 9:7, zullen het koninkrijk Gods onder de mensen en de gedenkschriften van dat koninkrijk blijven en wezen "als de" "dagen des hemels," Daniel 2:44.

II. Hoe groot en goed Mordechai was.

1. Hij was groot, en het doet iemand goed om deugd en Godsvrucht aldus geëerd te zien.

a. Hij was groot bij de koning, de tweede bij hem, als n in wie te vertrouwen de koning een welbehagen had. Gedurende lange tijd had Mordechai tevreden en vergenoegd in de poort van de koning gezeten, en nu is hij eindelijk bevorderd tot president van de geheime raad. Mannen van verdienste kunnen voor een tijd als levend begraven schijnen, maar dikwijls worden zij ten slotte op de een of andere wijze ontdekt en bevorderd. De verklaring van de grootheld van Mordechai, waartoe de koning hem bevorderd had, was geschreven in de kronieken van het koninkrijk als iets zeer gedenkwaardigs en bijdragende tot de grote daden des konings. Nooit heeft hij zulke daden van macht gedaan als toen Mordechai zijn rechterhand was.

b. Hij was groot bij de Joden, Esther 10:3, niet slechts groot boven hen, meer achtbaar dan iemand van hun, maar groot bij hen, hij was hun dierbaar, gemeenzaam met hen, en zeer hoog door hen geacht. Zover was het van hen, om hem wegens zijn verhoging te benijden, dat zij er zich in verblijdden, er nog aan toe deden door hem groten invloed onder hen te geven en alle zaken aan zijn leiding te onderwerpen.

2. Hij was goed, zeer goed, want hij deed goed, dat maakte hem wezenlijk groot, en toen gaf zijn grootheid hem gelegenheid om zoveel te meer goed te doen. Toen de koning hem verhoogde: a. Heeft hij zijn volk, de Joden, niet verloochend, heeft hij zich van zijn betrekking tot hen niet geschaamd, hoewel zij vreemdelingen en gevangenen waren, verstrooid en geminacht. Nog noemde hij zich Mordechai de Jood, en daarom is hij ongetwijfeld ook getrouw gebleven aan de Joodse Godsdienst, door de waarneming waarvan hij zich onderscheidde, en toch stond dit zijn verhoging niet in de weg, noch werd dit als een smet of gebrek in hem aangezien.

b. Heeft hij zijn eigen rijkdom of welstand niet gezocht, niet getracht grote bezittingen voor zich en zijn geslacht te verwerven, hetgeen het voornaamste is dat velen op het oog hebben als zij hoge betrekkingen aan het hof verkrijgen, maar ging hij te rade met het welzijn zijns volks en legde er zich op toe om dat te bevorderen. Zijn macht, zijn rijkdom en al zijn invloed op de koning en de koningin gebruikte hij voor het algemene welzijn.

c. Hij heeft niet slechts goed gedaan maar deed het op nederige, minzame wijze, hij liet gemakkelijk tot zich naderen, was beleefd en vriendelijk in de omgang, en sprak met welwillendheid tot allen, die zich voor het een of ander tot hem wendden. Goede werken te doen is het beste en voornaamste, dat verwacht wordt van hen, die rijkdom en macht bezitten, maar goede woorden te geven is ook prijzenswaardig, en het maakt de goede daden des te meer aangenaam.

d. Hij heeft geen partij van zijn volk begunstigd tegenover een andere, heeft sommigen van hen ook niet tot zijn gunstelingen gemaakt, terwijl de overigen veronachtzaamd en ontmoedigd werden, maar welke geschillen er ook onder hen waren, hij was voor allen een vader, maakte zich aangenaam bij de menigte van zijn broederen, toonde geen minachting voor de menigte, het gros van het volk, en sprak voor de welstand van zijn gehele zaad, van allen zonder onderscheid. Zich aldus aangenaam makende door nederigheid en weldadigheid, was hij ook algemeen bemind, en verkreeg hij het goede woord van al zijn broederen. Geloofd zij God, dat wij met een regering als deze gezegend zijn, die de welstand zoekt van ons volk. God geve dat die zegen nog lang, zeer lang over ons moge blijven! en geve ons onder haar gelukkige bescherming en invloed, een gerust en stil leven te leiden in alle Godzaligheid en eerbaarheid, en liefde.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Esther 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/esther-10.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile