Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Kingcomments op de hele Bijbel Kingcomments
Auteursrechtverklaring
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniƫl', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniƫl', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Psalms 58". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/psalms-58.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniƫl', Zwolle, Nederland. 2021.
de Koning, Ger. Commentaar op Psalms 58". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Verzen 1-5
Opschrift
De woorden van dit opschrift staan ook in het opschrift van drie andere psalmen (Ps 57:1; Ps 59:1; Ps 75:1).
Voor āeen gouden kleinood van Davidā zie bij Psalm 56:1.
Voor āvoor de koorleiderā zie bij Psalm 4:1.
Voor ā[op] āRicht niet te grondeāā zie bij Psalm 57:1.
Nederlandse verzen (2-6)
Onrechtvaardige rechters
David roept de onrechtvaardige rechters ter verantwoording (Ps 58:2). Hij stelt aan de āraad van rechtersā, om zo te zeggen het hoogste rechtscollege, de indringende vraag of ze werkelijk recht spreken. Hij stelt nog een tweede vraag: of ze wel billijk oordelen, of ze wel oordelen in overeenstemming met waarheid en recht.
Het Hebreeuwse woord elem kan betekenen āmachtigen, heersersā. Vanwege het verband heeft de HSV gekozen voor āraad van rechtersā. Het gaat hier om de leiders, de richters van het volk. Profetisch zijn het de leiders ten tijde van de grote verdrukking die zich aan het leiderschap van de antichrist onderwerpen. De Heer Jezus zegt dat in deze periode de wetteloosheid zal toenemen en de liefde van de velen ā waarbij we vooral aan de afvallige massa van IsraĆ«l onder aanvoering van de antichrist moeten denken ā zal verkoelen (Mt 24:12).
Daarbij spreekt hij het college aan als āmensenkinderenā, letterlijk āzonen van Adamā. Deze hoge heren zijn in zichzelf niets anders dan gewone āmensenkinderenā. Dat blijkt wel uit het feit dat zij oordelen naar de verdorven overleggingen en vooroordelen die de mensenkinderen kenmerken die zonder God leven.
David geeft zelf antwoord op zijn vragen en doet dat op niet mis te verstane wijze (Ps 58:3). De rechters spreken geen recht en oordelen niet billijk. āVeeleerā misbruiken ze hun positie. Ze doen andere mensenkinderen in naam van het recht onrecht aan om er zelf beter van te worden. Dit onrecht zit in hun hart. Daar wordt het bedacht, wat God ziet als daar bedreven.
Hun handen, dat wil zeggen hun daden, volgen het onrecht dat in hun hart heerst. Ze wegen geweld af met hun handen. Het wordt zo voorgesteld, dat de zaak waarover zij moeten beslissen door hen op de ene kant van een weegschaal wordt gelegd, terwijl aan de andere kant van de weegschaal het recht ligt. Zo moet het in elk geval in een eerlijke rechtspraak gaan: er moet evenwicht zijn tussen de misdaad en het vonnis (vgl. Jb 31:6; Dn 5:27).
Maar deze rechters ā en ook wel rechters vandaag de dag ā passen niet het recht, maar geweld toe. In plaats van een rechtvaardige strafmaat af te wegen, wegen ze geweld af. Ze passen het in hun ogen nodige geweld toe om aan een rechtszaak zoveel mogelijk te verdienen. Dit gebeurt door hen āop de aardeā. Dat is hun werkterrein, net zoals dat van alle mensenkinderen. Als rechters voelen ze zich boven de aarde verheven en kijken ze met minachting op de mensen neer.
De rechters zijn onderdeel van een samenleving waar de goddelozen de dienst uitmaken (Ps 58:4). De rechters doen daar hard aan mee en gaan daarin zelfs voorop door hun onrechtvaardige rechtspraak. Zij āzijn [van God] vervreemdā (vgl. Ef 4:17-19). De rechters zijn losgeslagen van God, de opperste Rechter, en handelen naar eigen goeddunken en spelen voor god.
Dit gedrag is niet plotseling ontstaan, maar het kenmerkt hen āvanaf de baarmoederā, dat wil zeggen vanaf het allereerste begin. Dat maakt het karakter van de (erf)zonde duidelijk. Het is de zondige natuur. Aan de macht van de erfzonde is door God in Christus een einde gemaakt voor ieder die erkent dat hij in ongerechtigheid is geboren en in zonde is ontvangen (Ps 51:7). .
Ze zijn āleugenaarsā. Ze kunnen niet anders dan leugens vertellen, net als de duivel, die āeen leugenaar is en de vader ervanā (Jh 8:44). Ze hebben geen enkele verbinding met de waarheid en daarom dwalen ze rond. Dit is zo āvanaf de [moeder]schootā. Ze zijn nergens in te vertrouwen. Wat ze ook zeggen of beweren of beloven, het is allemaal vals. De oorzaak is niet dat ze misleid zijn of een verkeerde opvoeding hebben gehad, maar het bewust en schuldig handelen volgens wat ze in hun verdorven hart bedenken vanaf het moment dat ze bewust konden denken.
Hun spraak is āvurig vergifā dat ālijkt op slangengifā (Ps 58:5). Net als van de slangen de bek het gevaarlijkste wapen is ā een slangenbeet van een giftige slang is door het vergif dodelijk (vgl. Nm 21:6) ā, is ook van de rechters hun mond het gevaarlijkst. Ze praten als de slang, dat is de duivel, die de vader van de leugen is (Jh 8:44b). Zo verrichten ze hun verderfelijk en dodelijk werk.
Zelf zijn ze āals een dove adder, [die] zijn oren dichtstoptā. Ze sluiten zich af voor alles wat hen op hun verkeerde handelwijze en leugenachtige woorden wijst. Ze zijn daarom gevaarlijk en niet corrigeerbaar, net als een giftige slang die niet meer corrigeerbaar is voor de slangenbezweerder omdat hij zijn oren dichtstopt. De waarheid willen ze onder geen beding horen. Dat ze echte kinderen van hun vader, de duivel, zijn, blijkt wel uit wat er uit hun mond komt en waar ze hun oren voor dichtstoppen.
Ze willen āniet luisteren naar de stem van de bezweerderā (Ps 58:6). Ze sluiten zich voor elk geluid van waarschuwing af. De bezweerder kan nog zo kundig zijn, maar als er pertinente onwil is, kan hij niets met zijn bezweringen beginnen. We kunnen dit toepassen op het geweten dat ieder mens heeft. Als een mens iets wil doen wat niet goed is, spreekt zijn geweten als een ābezweerderā. De goddeloze rechter legt zijn geweten het zwijgen op en schroeit het dicht (1Tm 1:19; 1Tm 4:2).
Verzen 1-5
Opschrift
De woorden van dit opschrift staan ook in het opschrift van drie andere psalmen (Ps 57:1; Ps 59:1; Ps 75:1).
Voor āeen gouden kleinood van Davidā zie bij Psalm 56:1.
Voor āvoor de koorleiderā zie bij Psalm 4:1.
Voor ā[op] āRicht niet te grondeāā zie bij Psalm 57:1.
Nederlandse verzen (2-6)
Onrechtvaardige rechters
David roept de onrechtvaardige rechters ter verantwoording (Ps 58:2). Hij stelt aan de āraad van rechtersā, om zo te zeggen het hoogste rechtscollege, de indringende vraag of ze werkelijk recht spreken. Hij stelt nog een tweede vraag: of ze wel billijk oordelen, of ze wel oordelen in overeenstemming met waarheid en recht.
Het Hebreeuwse woord elem kan betekenen āmachtigen, heersersā. Vanwege het verband heeft de HSV gekozen voor āraad van rechtersā. Het gaat hier om de leiders, de richters van het volk. Profetisch zijn het de leiders ten tijde van de grote verdrukking die zich aan het leiderschap van de antichrist onderwerpen. De Heer Jezus zegt dat in deze periode de wetteloosheid zal toenemen en de liefde van de velen ā waarbij we vooral aan de afvallige massa van IsraĆ«l onder aanvoering van de antichrist moeten denken ā zal verkoelen (Mt 24:12).
Daarbij spreekt hij het college aan als āmensenkinderenā, letterlijk āzonen van Adamā. Deze hoge heren zijn in zichzelf niets anders dan gewone āmensenkinderenā. Dat blijkt wel uit het feit dat zij oordelen naar de verdorven overleggingen en vooroordelen die de mensenkinderen kenmerken die zonder God leven.
David geeft zelf antwoord op zijn vragen en doet dat op niet mis te verstane wijze (Ps 58:3). De rechters spreken geen recht en oordelen niet billijk. āVeeleerā misbruiken ze hun positie. Ze doen andere mensenkinderen in naam van het recht onrecht aan om er zelf beter van te worden. Dit onrecht zit in hun hart. Daar wordt het bedacht, wat God ziet als daar bedreven.
Hun handen, dat wil zeggen hun daden, volgen het onrecht dat in hun hart heerst. Ze wegen geweld af met hun handen. Het wordt zo voorgesteld, dat de zaak waarover zij moeten beslissen door hen op de ene kant van een weegschaal wordt gelegd, terwijl aan de andere kant van de weegschaal het recht ligt. Zo moet het in elk geval in een eerlijke rechtspraak gaan: er moet evenwicht zijn tussen de misdaad en het vonnis (vgl. Jb 31:6; Dn 5:27).
Maar deze rechters ā en ook wel rechters vandaag de dag ā passen niet het recht, maar geweld toe. In plaats van een rechtvaardige strafmaat af te wegen, wegen ze geweld af. Ze passen het in hun ogen nodige geweld toe om aan een rechtszaak zoveel mogelijk te verdienen. Dit gebeurt door hen āop de aardeā. Dat is hun werkterrein, net zoals dat van alle mensenkinderen. Als rechters voelen ze zich boven de aarde verheven en kijken ze met minachting op de mensen neer.
De rechters zijn onderdeel van een samenleving waar de goddelozen de dienst uitmaken (Ps 58:4). De rechters doen daar hard aan mee en gaan daarin zelfs voorop door hun onrechtvaardige rechtspraak. Zij āzijn [van God] vervreemdā (vgl. Ef 4:17-19). De rechters zijn losgeslagen van God, de opperste Rechter, en handelen naar eigen goeddunken en spelen voor god.
Dit gedrag is niet plotseling ontstaan, maar het kenmerkt hen āvanaf de baarmoederā, dat wil zeggen vanaf het allereerste begin. Dat maakt het karakter van de (erf)zonde duidelijk. Het is de zondige natuur. Aan de macht van de erfzonde is door God in Christus een einde gemaakt voor ieder die erkent dat hij in ongerechtigheid is geboren en in zonde is ontvangen (Ps 51:7). .
Ze zijn āleugenaarsā. Ze kunnen niet anders dan leugens vertellen, net als de duivel, die āeen leugenaar is en de vader ervanā (Jh 8:44). Ze hebben geen enkele verbinding met de waarheid en daarom dwalen ze rond. Dit is zo āvanaf de [moeder]schootā. Ze zijn nergens in te vertrouwen. Wat ze ook zeggen of beweren of beloven, het is allemaal vals. De oorzaak is niet dat ze misleid zijn of een verkeerde opvoeding hebben gehad, maar het bewust en schuldig handelen volgens wat ze in hun verdorven hart bedenken vanaf het moment dat ze bewust konden denken.
Hun spraak is āvurig vergifā dat ālijkt op slangengifā (Ps 58:5). Net als van de slangen de bek het gevaarlijkste wapen is ā een slangenbeet van een giftige slang is door het vergif dodelijk (vgl. Nm 21:6) ā, is ook van de rechters hun mond het gevaarlijkst. Ze praten als de slang, dat is de duivel, die de vader van de leugen is (Jh 8:44b). Zo verrichten ze hun verderfelijk en dodelijk werk.
Zelf zijn ze āals een dove adder, [die] zijn oren dichtstoptā. Ze sluiten zich af voor alles wat hen op hun verkeerde handelwijze en leugenachtige woorden wijst. Ze zijn daarom gevaarlijk en niet corrigeerbaar, net als een giftige slang die niet meer corrigeerbaar is voor de slangenbezweerder omdat hij zijn oren dichtstopt. De waarheid willen ze onder geen beding horen. Dat ze echte kinderen van hun vader, de duivel, zijn, blijkt wel uit wat er uit hun mond komt en waar ze hun oren voor dichtstoppen.
Ze willen āniet luisteren naar de stem van de bezweerderā (Ps 58:6). Ze sluiten zich voor elk geluid van waarschuwing af. De bezweerder kan nog zo kundig zijn, maar als er pertinente onwil is, kan hij niets met zijn bezweringen beginnen. We kunnen dit toepassen op het geweten dat ieder mens heeft. Als een mens iets wil doen wat niet goed is, spreekt zijn geweten als een ābezweerderā. De goddeloze rechter legt zijn geweten het zwijgen op en schroeit het dicht (1Tm 1:19; 1Tm 4:2).
Verzen 6-9
Nederlandse verzen (7-10)
Straf voor de onrechtvaardige rechters
Op krachtige wijze, ingeleid met het aanroepen van God, āo Godā, maakt David zijn verlangen bij God bekend dat Hij toch aan deze vreselijke praktijken een einde maakt. Alleen God kan dat doen. Het is een roep om gerechtigheid (vgl. Op 6:10). Hij stelt God enkele gepaste straffen voor, waardoor deze rechters onschadelijk worden gemaakt.
Wie deze voorstellen ongepast en hardvochtig vindt, geeft blijk van een ongezond medelijden met verdorven, onverbeterlijke opstandelingen tegen God. Ze staan willens en wetens met de vuist omhoog naar God. Zo iemand toont grote onverschilligheid voor het grote onrecht dat deze goddeloze rechters God en mensen aandoen.
Omdat de mond hun gevaarlijkste wapen is, vraagt David als eerste dat God toch hun tanden in hun mond breekt (Ps 58:7). Met gebroken tanden is het niet mogelijk om een prooi te bemachtigen en te eten. Zijn wapen en daarmee zijn macht is dan uitgeschakeld. Laat Hij de hoektanden ā het Hebreeuwse woord betekent in de eerste plaats ākakenā ā van deze roof- en vraatzuchtige jonge leeuwen toch stukbreken. Dan kunnen ze geen prooi meer verslinden, dat wil zeggen dat ze hun boosaardige rechtspraak niet meer kunnen uitoefenen en nog meer slachtoffers maken (vgl. Jb 29:17).
David vraagt verder of God de goddeloze rechters wil laten smelten als water, zodat er alleen damp overblijft die wegdrijft (Ps 58:8). Dan zijn ze voorgoed verdwenen. God moet ook de pijlen die de goddeloze rechter aanlegt, dat zijn de dodelijke woorden die hij uitspreekt, laten zijn āalsof ze afgebroken zijnā. Zulke pijlen raken nooit doel en richten dus geen schade aan.
God moet hen ook laten āvergaan als een smeltende slakā (Ps 58:9). Van een smeltende slak gaat geen enkele dreiging uit. De slak wordt in het Hebreeuws ook een āslijmwormā genoemd. Als een slak wordt vertrapt, verandert hij in een slijmige brei. God moet hen de zon niet laten zien ā[als] de misgeboorte van een vrouwā. Ze moeten zijn als vroegtijdig en doodgeboren kinderen, waardoor ze nooit het licht van de zon hebben gezien (vgl. Jb 3:16; Pr 6:3-5).
Een laatste vergelijking om het oordeel over hen te illustreren is die van kookpotten die op een doornstruik worden gezet (Ps 58:10). Voordat de vlam in de doornstruik komt om de potten aan de kook te brengen, heeft de wind de doornstruik weggevaagd.
Met die snelheid zal God de goddeloze rechters āals [in] brandende [toorn] levend wegvagenā (vgl. Jb 27:21). Het geeft aan dat de goddelozen net zo waardeloos zijn als een doornstruik en dat het oordeel over hen plotseling en compleet zal zijn.
Verzen 6-9
Nederlandse verzen (7-10)
Straf voor de onrechtvaardige rechters
Op krachtige wijze, ingeleid met het aanroepen van God, āo Godā, maakt David zijn verlangen bij God bekend dat Hij toch aan deze vreselijke praktijken een einde maakt. Alleen God kan dat doen. Het is een roep om gerechtigheid (vgl. Op 6:10). Hij stelt God enkele gepaste straffen voor, waardoor deze rechters onschadelijk worden gemaakt.
Wie deze voorstellen ongepast en hardvochtig vindt, geeft blijk van een ongezond medelijden met verdorven, onverbeterlijke opstandelingen tegen God. Ze staan willens en wetens met de vuist omhoog naar God. Zo iemand toont grote onverschilligheid voor het grote onrecht dat deze goddeloze rechters God en mensen aandoen.
Omdat de mond hun gevaarlijkste wapen is, vraagt David als eerste dat God toch hun tanden in hun mond breekt (Ps 58:7). Met gebroken tanden is het niet mogelijk om een prooi te bemachtigen en te eten. Zijn wapen en daarmee zijn macht is dan uitgeschakeld. Laat Hij de hoektanden ā het Hebreeuwse woord betekent in de eerste plaats ākakenā ā van deze roof- en vraatzuchtige jonge leeuwen toch stukbreken. Dan kunnen ze geen prooi meer verslinden, dat wil zeggen dat ze hun boosaardige rechtspraak niet meer kunnen uitoefenen en nog meer slachtoffers maken (vgl. Jb 29:17).
David vraagt verder of God de goddeloze rechters wil laten smelten als water, zodat er alleen damp overblijft die wegdrijft (Ps 58:8). Dan zijn ze voorgoed verdwenen. God moet ook de pijlen die de goddeloze rechter aanlegt, dat zijn de dodelijke woorden die hij uitspreekt, laten zijn āalsof ze afgebroken zijnā. Zulke pijlen raken nooit doel en richten dus geen schade aan.
God moet hen ook laten āvergaan als een smeltende slakā (Ps 58:9). Van een smeltende slak gaat geen enkele dreiging uit. De slak wordt in het Hebreeuws ook een āslijmwormā genoemd. Als een slak wordt vertrapt, verandert hij in een slijmige brei. God moet hen de zon niet laten zien ā[als] de misgeboorte van een vrouwā. Ze moeten zijn als vroegtijdig en doodgeboren kinderen, waardoor ze nooit het licht van de zon hebben gezien (vgl. Jb 3:16; Pr 6:3-5).
Een laatste vergelijking om het oordeel over hen te illustreren is die van kookpotten die op een doornstruik worden gezet (Ps 58:10). Voordat de vlam in de doornstruik komt om de potten aan de kook te brengen, heeft de wind de doornstruik weggevaagd.
Met die snelheid zal God de goddeloze rechters āals [in] brandende [toorn] levend wegvagenā (vgl. Jb 27:21). Het geeft aan dat de goddelozen net zo waardeloos zijn als een doornstruik en dat het oordeel over hen plotseling en compleet zal zijn.
Verzen 10-11
Nederlandse verzen (11-12)
Er is een God Die recht doet
Het is gepast dat de rechtvaardige, oudtestamentische gelovige zich verblijdt āals hij de wraak zietā die God uitoefent over de goddelozen (Ps 58:11). De rechtvaardige is niet bloeddorstig, maar verlangt naar gerechtigheid (Mt 5:6). God zal aan dat verlangen voldoen door wraak over de goddelozen en vooral over de goddeloze rechters te brengen en hun bloed te vergieten (vgl. Js 63:1-6; Op 14:19-20; Op 19:13-14).
Als gevolg daarvan zal de rechtvaardige āzijn voeten wassen in het bloed van de goddelozeā (vgl. Ps 68:24a). āHet bloed van de goddelozeā wijst erop dat hij een gewelddadige dood sterft. Dit is zijn rechtvaardige straf. Hij heeft geweld gepleegd (Ps 58:3) en komt door geweld om. In zijn bloed wast de rechtvaardige zijn voeten. Het wassen van de voeten is een verkwikking voor een vermoeide pelgrim. In dit verband betekent het dat de dood van de goddeloze hem verkwikt. Hij krijgt nieuwe krachten omdat hij heeft gezien dat God recht heeft gedaan.
De aarde is het woongebied van de rechtvaardige. Daar heerst nu onrecht en hij heeft daar zwaar van te lijden. Door de wraak van God komt er een einde aan het onrecht en aan zijn lijden en tegelijk een verandering. De rechtvaardige wordt niet meer verdrukt, maar zal in vrede op aarde wonen en de zegen genieten die God hem heeft beloofd.
Deze verandering is voor de mens, voor iedereen, het zichtbare bewijs dat er āloon voor de rechtvaardigeā is (Ps 58:12). Het heeft er lang op geleken dat de onrechtvaardige rechters ongehinderd hun gang konden gaan, dat er geen recht was voor de rechtvaardige en dat hij straf in plaats van loon kreeg. Maar de dood van de goddeloze zal aan āde mensā duidelijk maken, dat er wel loon is voor de rechtvaardige. God geeft hem waar hij recht op heeft, maar wat hem door het heersende onrecht steeds is onthouden.
Tevens wordt daardoor duidelijk ā en ook dat wordt door iedereen met een instemmend ājaā erkend ā dat āer een Godā is āDie op aarde recht doetā. Vaak zeggen mensen als een excuus om geen rekening met God te houden: āAls er een God is, waarom grijpt Hij dan niet in?ā Het toont de arrogantie van de mens, die van mening is dat hij alles kan beoordelen.
God laat Zich in Zijn handelen niet leiden door de mening van mensen. Hij bepaalt de tijd om in te grijpen en recht te doen op aarde. Die tijd komt zeker. Als het zover is, zal God recht doen op aarde en dat recht niet uit handen geven. Dan zal de rechtspraak gebeuren op een wijze dat iedereen zal erkennen: āDe rechtspraak behoort aan Godā (Dt 1:17).
Voor de nieuwtestamentische gelovige liggen de zaken anders. Zeker ziet hij ook uit naar het moment dat God recht doet op aarde. Er is voor hem zelfs een speciale beloning verbonden aan het uitzien naar de verschijning van Christus als de rechtvaardige Rechter (2Tm 4:8). Zijn bestemming is echter niet de aarde, maar de hemel. Daar hoort hij thuis. Zijn verlossing uit de ellende in deze wereld gebeurt niet door het oordeel dat God over zijn vijanden brengt, maar door hem uit de wereld weg te nemen. Dat gebeurt bij de komst van Christus om Zijn gemeente tot Zich te nemen.
In wat David zegt, ligt wel een les voor de gelovige nu. Niemand kan de gebeurtenissen op aarde verklaren door ze toe te schrijven aan toeval of het lot of aan louter natuurkundige processen, alsof alles voor zichzelf zorgt. Het duidelijke bewijs dat God alles bestuurt, zal worden geleverd wanneer Hij openlijk, voor iedereen waarneembaar, recht doet.
Wij kunnen de gebeurtenissen niet verklaren zonder God. Als we Hem bij de gebeurtenissen betrekken, zien we, soms nu al, maar in elk geval straks, de ware bedoeling, ZĆjn bedoeling, ervan. Dat geeft rust om bepaalde gebeurtenissen te accepteren, ook al begrijpen we niet altijd waarom iets zo moest gaan.
Dit geloof is ook het geloof van het gelovig overblijfsel in de grote verdrukking en tevens hun ervaring bij de komst van Christus naar de aarde. Zij weten dat God tĆ³ch recht op aarde doet en zullen dat meemaken als Christus bij Zijn komst met loon voor hen komt (Op 22:12). In het licht van de profetieĆ«n wordt Ps 58:12 van deze psalm pas werkelijkheid als de Heer Jezus het duizendjarig vrederijk opricht. Dan geeft Hij de rechtvaardigen loon voor hun trouw.
Verzen 10-11
Nederlandse verzen (11-12)
Er is een God Die recht doet
Het is gepast dat de rechtvaardige, oudtestamentische gelovige zich verblijdt āals hij de wraak zietā die God uitoefent over de goddelozen (Ps 58:11). De rechtvaardige is niet bloeddorstig, maar verlangt naar gerechtigheid (Mt 5:6). God zal aan dat verlangen voldoen door wraak over de goddelozen en vooral over de goddeloze rechters te brengen en hun bloed te vergieten (vgl. Js 63:1-6; Op 14:19-20; Op 19:13-14).
Als gevolg daarvan zal de rechtvaardige āzijn voeten wassen in het bloed van de goddelozeā (vgl. Ps 68:24a). āHet bloed van de goddelozeā wijst erop dat hij een gewelddadige dood sterft. Dit is zijn rechtvaardige straf. Hij heeft geweld gepleegd (Ps 58:3) en komt door geweld om. In zijn bloed wast de rechtvaardige zijn voeten. Het wassen van de voeten is een verkwikking voor een vermoeide pelgrim. In dit verband betekent het dat de dood van de goddeloze hem verkwikt. Hij krijgt nieuwe krachten omdat hij heeft gezien dat God recht heeft gedaan.
De aarde is het woongebied van de rechtvaardige. Daar heerst nu onrecht en hij heeft daar zwaar van te lijden. Door de wraak van God komt er een einde aan het onrecht en aan zijn lijden en tegelijk een verandering. De rechtvaardige wordt niet meer verdrukt, maar zal in vrede op aarde wonen en de zegen genieten die God hem heeft beloofd.
Deze verandering is voor de mens, voor iedereen, het zichtbare bewijs dat er āloon voor de rechtvaardigeā is (Ps 58:12). Het heeft er lang op geleken dat de onrechtvaardige rechters ongehinderd hun gang konden gaan, dat er geen recht was voor de rechtvaardige en dat hij straf in plaats van loon kreeg. Maar de dood van de goddeloze zal aan āde mensā duidelijk maken, dat er wel loon is voor de rechtvaardige. God geeft hem waar hij recht op heeft, maar wat hem door het heersende onrecht steeds is onthouden.
Tevens wordt daardoor duidelijk ā en ook dat wordt door iedereen met een instemmend ājaā erkend ā dat āer een Godā is āDie op aarde recht doetā. Vaak zeggen mensen als een excuus om geen rekening met God te houden: āAls er een God is, waarom grijpt Hij dan niet in?ā Het toont de arrogantie van de mens, die van mening is dat hij alles kan beoordelen.
God laat Zich in Zijn handelen niet leiden door de mening van mensen. Hij bepaalt de tijd om in te grijpen en recht te doen op aarde. Die tijd komt zeker. Als het zover is, zal God recht doen op aarde en dat recht niet uit handen geven. Dan zal de rechtspraak gebeuren op een wijze dat iedereen zal erkennen: āDe rechtspraak behoort aan Godā (Dt 1:17).
Voor de nieuwtestamentische gelovige liggen de zaken anders. Zeker ziet hij ook uit naar het moment dat God recht doet op aarde. Er is voor hem zelfs een speciale beloning verbonden aan het uitzien naar de verschijning van Christus als de rechtvaardige Rechter (2Tm 4:8). Zijn bestemming is echter niet de aarde, maar de hemel. Daar hoort hij thuis. Zijn verlossing uit de ellende in deze wereld gebeurt niet door het oordeel dat God over zijn vijanden brengt, maar door hem uit de wereld weg te nemen. Dat gebeurt bij de komst van Christus om Zijn gemeente tot Zich te nemen.
In wat David zegt, ligt wel een les voor de gelovige nu. Niemand kan de gebeurtenissen op aarde verklaren door ze toe te schrijven aan toeval of het lot of aan louter natuurkundige processen, alsof alles voor zichzelf zorgt. Het duidelijke bewijs dat God alles bestuurt, zal worden geleverd wanneer Hij openlijk, voor iedereen waarneembaar, recht doet.
Wij kunnen de gebeurtenissen niet verklaren zonder God. Als we Hem bij de gebeurtenissen betrekken, zien we, soms nu al, maar in elk geval straks, de ware bedoeling, ZĆjn bedoeling, ervan. Dat geeft rust om bepaalde gebeurtenissen te accepteren, ook al begrijpen we niet altijd waarom iets zo moest gaan.
Dit geloof is ook het geloof van het gelovig overblijfsel in de grote verdrukking en tevens hun ervaring bij de komst van Christus naar de aarde. Zij weten dat God tĆ³ch recht op aarde doet en zullen dat meemaken als Christus bij Zijn komst met loon voor hen komt (Op 22:12). In het licht van de profetieĆ«n wordt Ps 58:12 van deze psalm pas werkelijkheid als de Heer Jezus het duizendjarig vrederijk opricht. Dan geeft Hij de rechtvaardigen loon voor hun trouw.