Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Handelingen 28

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Verzen 1-2

De ontvangst op Malta


Nadat allen veilig aan land zijn gekomen, wordt hun duidelijk dat ze zich op het eiland Malta bevinden. “De inheemsen”, dat wil zeggen de oorspronkelijke bevolking, bewijzen de drenkelingen “buitengewone menslievendheid”. Als we bedenken dat het een gebruik was om alles wat aanspoelde in beslag te nemen en de mensen te doden, dan zien we ook hier de genade van God dat Hij hen bij deze mensen heeft gebracht.

De behandeling die Paulus hier van heidenen ontvangt, vormt wel een groot contrast met de behandeling die hij van zijn Joodse broeders naar het vlees heeft gekregen. Het is het contrast tussen de Joodse leiders en de Romeinse regeerders.

Het lijkt erop alsof er niets is gebeurd, want we zullen zien dat Paulus op dit eiland gewoon doorgaat met zijn werk van getuigen. God heeft hem door de schipbreuk daarvoor een nieuw terrein gegeven.

Verzen 1-2

De ontvangst op Malta


Nadat allen veilig aan land zijn gekomen, wordt hun duidelijk dat ze zich op het eiland Malta bevinden. “De inheemsen”, dat wil zeggen de oorspronkelijke bevolking, bewijzen de drenkelingen “buitengewone menslievendheid”. Als we bedenken dat het een gebruik was om alles wat aanspoelde in beslag te nemen en de mensen te doden, dan zien we ook hier de genade van God dat Hij hen bij deze mensen heeft gebracht.

De behandeling die Paulus hier van heidenen ontvangt, vormt wel een groot contrast met de behandeling die hij van zijn Joodse broeders naar het vlees heeft gekregen. Het is het contrast tussen de Joodse leiders en de Romeinse regeerders.

Het lijkt erop alsof er niets is gebeurd, want we zullen zien dat Paulus op dit eiland gewoon doorgaat met zijn werk van getuigen. God heeft hem door de schipbreuk daarvoor een nieuw terrein gegeven.

Verzen 3-6

Paulus door een adder gebeten


Voordat Paulus aan getuigen toekomt, gebeurt er iets dat het te geven getuigenis grote kracht zal bijzetten. De drenkelingen worden door de inheemsen bij een vuur genodigd om zich daar te drogen en te warmen. Ze zijn kletsnat en het begint ook nog eens te regenen, zodat van drogen nog niet veel terechtkomt. Voor een dergelijk groot gezelschap is een groot vuur en daarom veel hout nodig. Daarvoor moet hout worden gesprokkeld. Daarbij helpt Paulus mee. Hij voelt zich niet te belangrijk om te helpen bij het takken verzamelen. Een gemeenschappelijke activiteit geeft warmte voor allen. Het nederigste werk heeft dat effect. Iets doen voor de Heer houdt je liefde voor Hem en de medegelovigen warm en voorkomt dat je geestelijk verkleumt.

Paulus verzamelt een “hoop takken”, een menigte, niet slechts een paar takjes. Als hij het hout op het vuur heeft gelegd en zich wil gaan warmen, komt er door de hitte een adder uit die zich in zijn hand vastbijt. De adder is een beeld van de duivel. De duivel houdt er niet van als gelovigen om elkaar geven. Hij houdt niet van de warmte van de broederliefde en zal proberen die te verstoren. Zoals hitte slangen wakker maakt, zo maakt de liefde onder de broeders de duivel als het ware wakker. Als gelovigen koud zijn of slapen, houdt de duivel zich ook slapend.

Als de inheemsen het beest aan Paulus´ hand zien hangen, staan ze direct klaar met een theorie die nergens op slaat, of het moet zijn dat het hun afgodische manier van denken openbaar maakt. Een dergelijke beoordeling kan ook bij christenen voorkomen. Ook christenen kunnen klaarstaan met een verklaring als iemand iets ergs overkomt.

De reactie van Paulus is de reactie van het geloof (Mk 16:18; Lk 10:19). Hij schudt het beest van zich af in het vuur. Dat moet ook onze reactie zijn als de duivel ons te pakken wil nemen. We moeten hem in het geloof op de plaats zetten waar hij eeuwig zal zijn: het vuur (Op 20:10). De inheemsen hebben hun mening gegeven over de adder die zich in de hand van Paulus had vastgebeten. Ze hebben ook hun mening over de gevolgen ervan: het is óf opzwellen óf plotseling dood neervallen. Geen van beide gebeurt.

In geestelijk opzicht kan de volgende toepassing worden gemaakt. De hand spreekt van activiteit, van bezig zijn. Als we bezig zijn met een werk voor de Heer, kan de duivel zich daarin vastbijten. Als we dan niet kordaat optreden en de duivel de hem toekomende plaats wijzen, zullen we opzwellen, dat betekent hoogmoedig worden op wat we voor de Heer doen. Of we vallen plotseling dood neer, dat wil zeggen dat er bij ons geen leven voor God meer zichtbaar wordt. Daarom moeten we de duivel geen plaats geven (Ef 4:27), dat wil zeggen dat we hem geen gelegenheid moeten geven zijn schadelijke werk bij ons te verrichten.

Als de verwachte gevolgen uitblijven, veranderen de inheemsen van mening. We hebben hier een nieuw bewijs hoe gemakkelijk mensen van mening veranderen, zoals we eerder in Lystra hebben zien gebeuren, maar dan het omgekeerde (Hd 14:11-19). Zulke redeneringen houden mensen erop na die alleen naar het uiterlijk oordelen. God heeft Zijn eigen plan met deze gebeurtenis. Hij gebruikt die om aan te geven dat te midden van alle gevangenen deze man Zijn dienaar is.

Verzen 3-6

Paulus door een adder gebeten


Voordat Paulus aan getuigen toekomt, gebeurt er iets dat het te geven getuigenis grote kracht zal bijzetten. De drenkelingen worden door de inheemsen bij een vuur genodigd om zich daar te drogen en te warmen. Ze zijn kletsnat en het begint ook nog eens te regenen, zodat van drogen nog niet veel terechtkomt. Voor een dergelijk groot gezelschap is een groot vuur en daarom veel hout nodig. Daarvoor moet hout worden gesprokkeld. Daarbij helpt Paulus mee. Hij voelt zich niet te belangrijk om te helpen bij het takken verzamelen. Een gemeenschappelijke activiteit geeft warmte voor allen. Het nederigste werk heeft dat effect. Iets doen voor de Heer houdt je liefde voor Hem en de medegelovigen warm en voorkomt dat je geestelijk verkleumt.

Paulus verzamelt een “hoop takken”, een menigte, niet slechts een paar takjes. Als hij het hout op het vuur heeft gelegd en zich wil gaan warmen, komt er door de hitte een adder uit die zich in zijn hand vastbijt. De adder is een beeld van de duivel. De duivel houdt er niet van als gelovigen om elkaar geven. Hij houdt niet van de warmte van de broederliefde en zal proberen die te verstoren. Zoals hitte slangen wakker maakt, zo maakt de liefde onder de broeders de duivel als het ware wakker. Als gelovigen koud zijn of slapen, houdt de duivel zich ook slapend.

Als de inheemsen het beest aan Paulus´ hand zien hangen, staan ze direct klaar met een theorie die nergens op slaat, of het moet zijn dat het hun afgodische manier van denken openbaar maakt. Een dergelijke beoordeling kan ook bij christenen voorkomen. Ook christenen kunnen klaarstaan met een verklaring als iemand iets ergs overkomt.

De reactie van Paulus is de reactie van het geloof (Mk 16:18; Lk 10:19). Hij schudt het beest van zich af in het vuur. Dat moet ook onze reactie zijn als de duivel ons te pakken wil nemen. We moeten hem in het geloof op de plaats zetten waar hij eeuwig zal zijn: het vuur (Op 20:10). De inheemsen hebben hun mening gegeven over de adder die zich in de hand van Paulus had vastgebeten. Ze hebben ook hun mening over de gevolgen ervan: het is óf opzwellen óf plotseling dood neervallen. Geen van beide gebeurt.

In geestelijk opzicht kan de volgende toepassing worden gemaakt. De hand spreekt van activiteit, van bezig zijn. Als we bezig zijn met een werk voor de Heer, kan de duivel zich daarin vastbijten. Als we dan niet kordaat optreden en de duivel de hem toekomende plaats wijzen, zullen we opzwellen, dat betekent hoogmoedig worden op wat we voor de Heer doen. Of we vallen plotseling dood neer, dat wil zeggen dat er bij ons geen leven voor God meer zichtbaar wordt. Daarom moeten we de duivel geen plaats geven (Ef 4:27), dat wil zeggen dat we hem geen gelegenheid moeten geven zijn schadelijke werk bij ons te verrichten.

Als de verwachte gevolgen uitblijven, veranderen de inheemsen van mening. We hebben hier een nieuw bewijs hoe gemakkelijk mensen van mening veranderen, zoals we eerder in Lystra hebben zien gebeuren, maar dan het omgekeerde (Hd 14:11-19). Zulke redeneringen houden mensen erop na die alleen naar het uiterlijk oordelen. God heeft Zijn eigen plan met deze gebeurtenis. Hij gebruikt die om aan te geven dat te midden van alle gevangenen deze man Zijn dienaar is.

Verzen 7-10

Genezingen op Malta


De welwillendheid van de eilandbewoners is zo groot, dat zelfs “de voornaamste [d.i. een officiële titel] van het eiland” Paulus en de zijnen drie dagen vriendelijk gastvrij ontvangt. Dan komt de gelegenheid voor een tegenprestatie. De vader van Publius is ernstig ziek geworden. Zonder dat er een beroep op hem wordt gedaan, gaat Paulus naar hem toe. Daar gekomen, bidt hij eerst. Hij maakt daardoor duidelijk dat niet hij, maar God de genezing kan geven. Vervolgens legt hij hem de handen op en maakt hem gezond. Als dat is gebeurd, is het de beurt aan de overigen van het eiland die ziekten hebben. Zij komen naar hem toe en worden genezen.

Lange tijd hebben we niet van tekenen gehoord. Hier horen we er nog een keer van. Tekenen zijn altijd een ondersteuning van het Woord dat de apostelen spreken. Ook hier is het een teken dat door een apostel wordt verricht (2Ko 12:12). Tekenen hebben een functie aan het begin van een periode. Paulus is hier op een braakliggend terrein waar het evangelie nooit is gehoord. Omdat het voor dit eiland een nieuw begin is, zijn ook hier tekenen verricht. Tekenen zijn nooit een doel op zichzelf, maar sluiten altijd aan op de verkondiging van het Woord (Hb 2:4). Dat heeft Paulus natuurlijk ook verkondigd. Het is zo vanzelfsprekend, dat Lukas het niet eens vermeldt.

Het is duidelijk dat de eilandbewoners buitengewoon dankbaar zijn dat ze het evangelie hebben gehoord en aangenomen en dat ze van ziekten zijn genezen. De eerbewijzen waarmee ze daarvoor Paulus en die met hem zijn, vereren, hebben niets te doen met het bewijzen van goddelijke eer die Paulus zeker direct zou hebben afgewezen.

Petrus roept ons in zijn eerste brief in algemene zin op allen, dat zijn alle mensen, te eren (1Pt 2:17) en Paulus zegt dat we moeten eren wie eer toekomt (Rm 13:7). Het gaat om de waardering van de ander om wie hij als schepsel van God is. Als hij dan ook nog iets heeft gedaan wat eer verdient, moeten we de ander onze waardering daarvoor niet onthouden. Dat is wat de eilandbewoners hebben gedaan.

Als het gezelschap het eiland verlaat, krijgen ze allemaal nog mee wat ze nodig hebben voor het voortzetten van de reis. Hiermee helpen de eilandbewoners hen voort op een wijze God waardig (vgl. 3Jh 1:5-8).

Verzen 7-10

Genezingen op Malta


De welwillendheid van de eilandbewoners is zo groot, dat zelfs “de voornaamste [d.i. een officiële titel] van het eiland” Paulus en de zijnen drie dagen vriendelijk gastvrij ontvangt. Dan komt de gelegenheid voor een tegenprestatie. De vader van Publius is ernstig ziek geworden. Zonder dat er een beroep op hem wordt gedaan, gaat Paulus naar hem toe. Daar gekomen, bidt hij eerst. Hij maakt daardoor duidelijk dat niet hij, maar God de genezing kan geven. Vervolgens legt hij hem de handen op en maakt hem gezond. Als dat is gebeurd, is het de beurt aan de overigen van het eiland die ziekten hebben. Zij komen naar hem toe en worden genezen.

Lange tijd hebben we niet van tekenen gehoord. Hier horen we er nog een keer van. Tekenen zijn altijd een ondersteuning van het Woord dat de apostelen spreken. Ook hier is het een teken dat door een apostel wordt verricht (2Ko 12:12). Tekenen hebben een functie aan het begin van een periode. Paulus is hier op een braakliggend terrein waar het evangelie nooit is gehoord. Omdat het voor dit eiland een nieuw begin is, zijn ook hier tekenen verricht. Tekenen zijn nooit een doel op zichzelf, maar sluiten altijd aan op de verkondiging van het Woord (Hb 2:4). Dat heeft Paulus natuurlijk ook verkondigd. Het is zo vanzelfsprekend, dat Lukas het niet eens vermeldt.

Het is duidelijk dat de eilandbewoners buitengewoon dankbaar zijn dat ze het evangelie hebben gehoord en aangenomen en dat ze van ziekten zijn genezen. De eerbewijzen waarmee ze daarvoor Paulus en die met hem zijn, vereren, hebben niets te doen met het bewijzen van goddelijke eer die Paulus zeker direct zou hebben afgewezen.

Petrus roept ons in zijn eerste brief in algemene zin op allen, dat zijn alle mensen, te eren (1Pt 2:17) en Paulus zegt dat we moeten eren wie eer toekomt (Rm 13:7). Het gaat om de waardering van de ander om wie hij als schepsel van God is. Als hij dan ook nog iets heeft gedaan wat eer verdient, moeten we de ander onze waardering daarvoor niet onthouden. Dat is wat de eilandbewoners hebben gedaan.

Als het gezelschap het eiland verlaat, krijgen ze allemaal nog mee wat ze nodig hebben voor het voortzetten van de reis. Hiermee helpen de eilandbewoners hen voort op een wijze God waardig (vgl. 3Jh 1:5-8).

Verzen 11-16

Aankomst in Rome


Het is inmiddels eind januari / begin februari geworden als ze aan boord van opnieuw een Alexandrijns schip (Hd 27:6) stappen om de reis naar Rome te vervolgen. Het schip heeft, zo merkt Lukas op, de “Dioscuren als kenteken”. ‘Dioscuren’ betekent ‘zonen van Zeus’. Zij golden als beschermers van de zeevarenden en werden daarom in veel havensteden vereerd. Door het kenteken van dit schip, waar Paulus aan boord is, te vermelden, worden we erop attent gemaakt dat de verkondiging van het evangelie waarvan Paulus de vertegenwoordiger is, een geestelijke strijd is. Deze strijd is nog steeds in volle gang (Fp 1:27-28).

De eerste havenplaats die wordt aangedaan, is Syracuse op het Italiaanse eiland Sicilië. Daar blijven ze drie dagen, mogelijk om lading te lossen of een gunstige wind af te wachten. Van Syracuse wordt overgestoken naar Rhegium op het vaste land van Italië. Omdat ze naar het noorden moeten en er een zuidenwind opsteekt, verloopt de rest van de zeereis zeer voorspoedig. Na twee dagen komen ze in Putéoli, de haven van Napels.

In Putéoli zijn Paulus en zijn metgezellen op zoek gegaan naar “broeders” en die vinden ze ook. ‘Broeders’ is in die tijd de algemene benaming voor de gelovigen. De broeders vragen aan Paulus en de zijnen om zeven dagen te blijven. Zeven dagen betekent inclusief een zondag (Hd 20:6-7; Hd 21:4). Dan gaan ze verder over land op weg naar Rome.

Terwijl Paulus zeven dagen in Putéoli was, kon het bericht hem vooruitsnellen naar Rome. Vandaar komen de broeders hem tegemoet. Als Paulus hen ziet, dankt hij God en vat moed. Hij heeft die broeders nooit eerder gezien, maar het feit dat het broeders zijn, die hem hartelijke begroeten en hem omarmen, is een groot geschenk en kan alleen door God gewerkt worden.

Uit het verslag dat Lukas doet van de ontmoeting die Paulus met de verschillende groepen broeders heeft, lijkt het erop dat Paulus terneergeslagen was. Hij is een mens van gelijke gemoedsbewegingen als wij. Bij een eerdere gelegenheid van terneergeslagenheid is de Heer Zelf bij hem gekomen om hem te bemoedigen (Hd 23:11). Hier doet de Heer het door de broeders.

De liefde van de broeders bemoedigt en bezielt Paulus opnieuw. Hij ervaart wat hij eerder in zijn brief “aan de geliefden van God die in Rome zijn” (Rm 1:7; 12) heeft geschreven. Een groep broeders komt hem vanuit Rome al ongeveer vijfenzestig kilometer tegemoet. Hij omhelst hen in Forum Appii. Een andere groep die mogelijk wat later uit Rome is vertrokken, komt hem ongeveer vijftig kilometer tegemoet en hen omhelst hij in Tres Tabernae. Zo heeft de Heer voor Paulus een dubbele bemoediging op het laatste stuk van de reis naar Rome.

Dan komt Paulus ten slotte aan in het toenmalige hart van de wereld. Wat moet er door hem zijn heengegaan toen hij de stad binnenkwam die hij al zo lang had willen bezoeken (Rm 1:10; Rm 15:23). Zoals al eerder is opgemerkt, komt hij er op een andere manier dan hij zich zal hebben voorgesteld. Want dat hij er als gevangene zou komen, zal niet bij hem zijn opgekomen. Maar zo heeft God het bepaald en wat is er een zegen uit die gevangenschap voortgekomen! Denken we alleen al aan de brieven die hij tijdens deze gevangenschap heeft geschreven en die wij nu in de Bijbel hebben.

Verder heeft Paulus juist als gevangene een gelegenheid gekregen die anderen in Rome niet kregen, namelijk het evangelie aan het hof van de keizer te brengen, wat ook weer een bemoediging was voor anderen (Fp 1:12-14). Tevens heeft zijn gevangenschap de echtheid van het geloof van velen op de proef gesteld. Er zijn er die zich voor zijn boeien schaamden en hem in Rome zijn vergeten, terwijl iemand als een Onesíforus zich juist niet schaamde, maar hem in Rome heeft opgezocht (2Tm 1:16-17). Dat was dan wel tijdens zijn tweede gevangenschap, maar het principe blijft gelijk. Paulus was een gevangene.

Bij deze eerste gevangenschap krijgt Paulus toestemming om op zichzelf te wonen, waarbij hij voortdurend geketend is en door een soldaat wordt bewaakt. In vergelijking met het verblijf in een gevangenis is deze vorm van gevangenschap mild te noemen.

Verzen 11-16

Aankomst in Rome


Het is inmiddels eind januari / begin februari geworden als ze aan boord van opnieuw een Alexandrijns schip (Hd 27:6) stappen om de reis naar Rome te vervolgen. Het schip heeft, zo merkt Lukas op, de “Dioscuren als kenteken”. ‘Dioscuren’ betekent ‘zonen van Zeus’. Zij golden als beschermers van de zeevarenden en werden daarom in veel havensteden vereerd. Door het kenteken van dit schip, waar Paulus aan boord is, te vermelden, worden we erop attent gemaakt dat de verkondiging van het evangelie waarvan Paulus de vertegenwoordiger is, een geestelijke strijd is. Deze strijd is nog steeds in volle gang (Fp 1:27-28).

De eerste havenplaats die wordt aangedaan, is Syracuse op het Italiaanse eiland Sicilië. Daar blijven ze drie dagen, mogelijk om lading te lossen of een gunstige wind af te wachten. Van Syracuse wordt overgestoken naar Rhegium op het vaste land van Italië. Omdat ze naar het noorden moeten en er een zuidenwind opsteekt, verloopt de rest van de zeereis zeer voorspoedig. Na twee dagen komen ze in Putéoli, de haven van Napels.

In Putéoli zijn Paulus en zijn metgezellen op zoek gegaan naar “broeders” en die vinden ze ook. ‘Broeders’ is in die tijd de algemene benaming voor de gelovigen. De broeders vragen aan Paulus en de zijnen om zeven dagen te blijven. Zeven dagen betekent inclusief een zondag (Hd 20:6-7; Hd 21:4). Dan gaan ze verder over land op weg naar Rome.

Terwijl Paulus zeven dagen in Putéoli was, kon het bericht hem vooruitsnellen naar Rome. Vandaar komen de broeders hem tegemoet. Als Paulus hen ziet, dankt hij God en vat moed. Hij heeft die broeders nooit eerder gezien, maar het feit dat het broeders zijn, die hem hartelijke begroeten en hem omarmen, is een groot geschenk en kan alleen door God gewerkt worden.

Uit het verslag dat Lukas doet van de ontmoeting die Paulus met de verschillende groepen broeders heeft, lijkt het erop dat Paulus terneergeslagen was. Hij is een mens van gelijke gemoedsbewegingen als wij. Bij een eerdere gelegenheid van terneergeslagenheid is de Heer Zelf bij hem gekomen om hem te bemoedigen (Hd 23:11). Hier doet de Heer het door de broeders.

De liefde van de broeders bemoedigt en bezielt Paulus opnieuw. Hij ervaart wat hij eerder in zijn brief “aan de geliefden van God die in Rome zijn” (Rm 1:7; 12) heeft geschreven. Een groep broeders komt hem vanuit Rome al ongeveer vijfenzestig kilometer tegemoet. Hij omhelst hen in Forum Appii. Een andere groep die mogelijk wat later uit Rome is vertrokken, komt hem ongeveer vijftig kilometer tegemoet en hen omhelst hij in Tres Tabernae. Zo heeft de Heer voor Paulus een dubbele bemoediging op het laatste stuk van de reis naar Rome.

Dan komt Paulus ten slotte aan in het toenmalige hart van de wereld. Wat moet er door hem zijn heengegaan toen hij de stad binnenkwam die hij al zo lang had willen bezoeken (Rm 1:10; Rm 15:23). Zoals al eerder is opgemerkt, komt hij er op een andere manier dan hij zich zal hebben voorgesteld. Want dat hij er als gevangene zou komen, zal niet bij hem zijn opgekomen. Maar zo heeft God het bepaald en wat is er een zegen uit die gevangenschap voortgekomen! Denken we alleen al aan de brieven die hij tijdens deze gevangenschap heeft geschreven en die wij nu in de Bijbel hebben.

Verder heeft Paulus juist als gevangene een gelegenheid gekregen die anderen in Rome niet kregen, namelijk het evangelie aan het hof van de keizer te brengen, wat ook weer een bemoediging was voor anderen (Fp 1:12-14). Tevens heeft zijn gevangenschap de echtheid van het geloof van velen op de proef gesteld. Er zijn er die zich voor zijn boeien schaamden en hem in Rome zijn vergeten, terwijl iemand als een Onesíforus zich juist niet schaamde, maar hem in Rome heeft opgezocht (2Tm 1:16-17). Dat was dan wel tijdens zijn tweede gevangenschap, maar het principe blijft gelijk. Paulus was een gevangene.

Bij deze eerste gevangenschap krijgt Paulus toestemming om op zichzelf te wonen, waarbij hij voortdurend geketend is en door een soldaat wordt bewaakt. In vergelijking met het verblijf in een gevangenis is deze vorm van gevangenschap mild te noemen.

Verzen 17-22

Eerste onderhoud met de Joden


Het milde regime van zijn gevangenschap blijkt ook uit de mogelijkheid dat hij vrij is om iedereen te ontvangen of zelfs uit te nodigen wie hij wil. Al na drie dagen nodigt hij de voornaamsten van de Joden uit om bij hem te komen. Als hij dan geen gelegenheid heeft om naar de synagoge te gaan, is het op deze manier voor hem mogelijk om ook in Rome te handelen naar het beginsel ‘eerst de Jood en dan de Griek’. Als de voornaamste Joden bij hem zijn gekomen, is het eerste wat hij doet zijn persoon verdedigen. Hij legt uit waarom hij in Rome is gekomen, want dat hij als gevangene hier is, vraagt uitleg en toelichting.

Hij vat kort voor hen samen wat er is gebeurd. Opmerkelijk daarbij is, dat hij niets vertelt over de aanleiding en de moordpogingen. Er komt geen woord van beschuldiging aan het adres van zijn Joodse broeders over zijn lippen, hoeveel kwaad ze hem ook hebben aangedaan. Dit is werkelijk onbaatzuchtige liefde.

Wat betreft zijn behandeling door de Romeinen, ook hen belicht hij op een gunstige wijze. Van hen vermeldt hij alleen dat ze hem hadden willen loslaten omdat ze in hem niets hadden gevonden wat de dood verdiende (Hd 23:29; Hd 25:25; Hd 26:32). Paulus stelt de Romeinen in een gunstig daglicht. Deze Joden wonen ertussen en kennen ze.

Zonder enig waardeoordeel vertelt Paulus hoe de Joden zijn vrijspraak door de Romeinen tegenspraken en hoe hij daardoor genoodzaakt was geworden zich op de keizer te beroepen. Hij is hier dan ook niet om zijn broeders te beschuldigen, maar om het recht zijn loop te laten krijgen. Dat wilde hij hun graag laten weten en daarom heeft hij hen laten komen.

Tevens laat hij hun weten dat hij geen afvallige Jood is, maar dat hij deelt in de hoop van alle Joden. “De hoop van Israël” ziet op de vervulling van de beloften aan de vaderen, een hoop die onlosmakelijk verbonden is met de Messias. Aan het einde van het boek wordt hierdoor niet alleen in het licht gesteld dat het christendom het nieuwe getuigenis is, maar ook dat God Zijn volk niet uit het oog verliest. Paulus klaagt niet zijn volk aan als de oorzaak van zijn keten, maar wijst als de oorzaak van zijn keten op de hoop van Israël, de Messias.

Als Paulus is uitgesproken, zeggen de Romeinse Joden dat ze niets aangaande hem weten. Er zijn over hem geen brieven uit Judéa aan hen geschreven en er zijn ook geen broeders daarvandaan bij hen gekomen om iets kwaads over hem te vertellen. Ze kunnen daarom geen oordeel vellen. Ze bieden hem de kans om zijn denkbeelden aan hen uit te leggen. Tegelijk geven ze aan dat wat ze van het christendom hebben gehoord, hun de indruk geeft dat het een tegendraadse beweging is die het Jodendom geen goed doet. Een dergelijke gelegenheid om zich te verantwoorden gaven de farizeeën niet aan de Heer Jezus, terwijl Nicodémus daar wel op had aangedrongen (Jh 7:51).

Deze Joden willen wel luisteren, maar laten ook merken dat ze er kritisch tegenover staan. De houding van deze Joden is navolgenswaardig. Het is belangrijk dat we pas een oordeel vellen over iemands denkbeelden die niet met onze opvattingen stroken, nadat de betreffende persoon gelegenheid heeft gekregen zich te verantwoorden.

Verzen 17-22

Eerste onderhoud met de Joden


Het milde regime van zijn gevangenschap blijkt ook uit de mogelijkheid dat hij vrij is om iedereen te ontvangen of zelfs uit te nodigen wie hij wil. Al na drie dagen nodigt hij de voornaamsten van de Joden uit om bij hem te komen. Als hij dan geen gelegenheid heeft om naar de synagoge te gaan, is het op deze manier voor hem mogelijk om ook in Rome te handelen naar het beginsel ‘eerst de Jood en dan de Griek’. Als de voornaamste Joden bij hem zijn gekomen, is het eerste wat hij doet zijn persoon verdedigen. Hij legt uit waarom hij in Rome is gekomen, want dat hij als gevangene hier is, vraagt uitleg en toelichting.

Hij vat kort voor hen samen wat er is gebeurd. Opmerkelijk daarbij is, dat hij niets vertelt over de aanleiding en de moordpogingen. Er komt geen woord van beschuldiging aan het adres van zijn Joodse broeders over zijn lippen, hoeveel kwaad ze hem ook hebben aangedaan. Dit is werkelijk onbaatzuchtige liefde.

Wat betreft zijn behandeling door de Romeinen, ook hen belicht hij op een gunstige wijze. Van hen vermeldt hij alleen dat ze hem hadden willen loslaten omdat ze in hem niets hadden gevonden wat de dood verdiende (Hd 23:29; Hd 25:25; Hd 26:32). Paulus stelt de Romeinen in een gunstig daglicht. Deze Joden wonen ertussen en kennen ze.

Zonder enig waardeoordeel vertelt Paulus hoe de Joden zijn vrijspraak door de Romeinen tegenspraken en hoe hij daardoor genoodzaakt was geworden zich op de keizer te beroepen. Hij is hier dan ook niet om zijn broeders te beschuldigen, maar om het recht zijn loop te laten krijgen. Dat wilde hij hun graag laten weten en daarom heeft hij hen laten komen.

Tevens laat hij hun weten dat hij geen afvallige Jood is, maar dat hij deelt in de hoop van alle Joden. “De hoop van Israël” ziet op de vervulling van de beloften aan de vaderen, een hoop die onlosmakelijk verbonden is met de Messias. Aan het einde van het boek wordt hierdoor niet alleen in het licht gesteld dat het christendom het nieuwe getuigenis is, maar ook dat God Zijn volk niet uit het oog verliest. Paulus klaagt niet zijn volk aan als de oorzaak van zijn keten, maar wijst als de oorzaak van zijn keten op de hoop van Israël, de Messias.

Als Paulus is uitgesproken, zeggen de Romeinse Joden dat ze niets aangaande hem weten. Er zijn over hem geen brieven uit Judéa aan hen geschreven en er zijn ook geen broeders daarvandaan bij hen gekomen om iets kwaads over hem te vertellen. Ze kunnen daarom geen oordeel vellen. Ze bieden hem de kans om zijn denkbeelden aan hen uit te leggen. Tegelijk geven ze aan dat wat ze van het christendom hebben gehoord, hun de indruk geeft dat het een tegendraadse beweging is die het Jodendom geen goed doet. Een dergelijke gelegenheid om zich te verantwoorden gaven de farizeeën niet aan de Heer Jezus, terwijl Nicodémus daar wel op had aangedrongen (Jh 7:51).

Deze Joden willen wel luisteren, maar laten ook merken dat ze er kritisch tegenover staan. De houding van deze Joden is navolgenswaardig. Het is belangrijk dat we pas een oordeel vellen over iemands denkbeelden die niet met onze opvattingen stroken, nadat de betreffende persoon gelegenheid heeft gekregen zich te verantwoorden.

Verzen 23-28

Tweede onderhoud met de Joden


Na het kennismakingsgesprek wordt er een afspraak gemaakt om dieper op de zaak in te gaan. Bij die gelegenheid komen er nog meer bij Paulus in zijn verblijf. Hij legt aan hen uit wat het koninkrijk van God is en betuigt het belang ervan. Hier wordt voor de zesde keer in dit boek over het koninkrijk gesproken. Spreken over en leven in het koninkrijk betekent spreken over en leven onder de heerschappij van de Heer Jezus. Dat koninkrijk zal in heerlijkheid worden opgericht als de Heer Jezus komt om op aarde te regeren.

Nu Hij verworpen is, is het koninkrijk van God niet zichtbaar, maar het is er wel. Het is namelijk overal waar mensen de Heer Jezus als Heer belijden en dat in de kracht van de Heilige Geest in de praktijk van elke dag in hun leven laten zien (Rm 14:17). Als iedere gelovige in zijn leven meer zou verwerkelijken wat het is een onderdaan in het koninkrijk te zijn, zou de waarheid van de gemeente beter in praktijk worden gebracht. Veel scheuringen in de gemeente zouden dan niet hebben plaatsgevonden.

Paulus ‘legt uit’, dat wil zeggen dat hij de betekenis ervan bekendmaakt, en ‘betuigt’, dat wil zeggen dat hij er indringend over spreekt dat er ook naar geleefd moet worden. Hij doet dat de hele dag. Er was niemand die op de klok keek. Het moet adembenemend boeiend zijn geweest om hem vanuit de wet van Mozes en uit de profeten te horen spreken over de Heer Jezus. Hij legde zijn hele hart erin, want hij wilde hen zo graag overtuigen aangaande “Jezus”. Als ze in Hem de van God gezonden Messias zouden erkennen, zouden ze behouden worden en daar ging het hem om. Hier zien we dat intensieve bijbelstudie met uitleg ook een mogelijkheid is om mensen voor Christus te winnen.

De reacties blijven niet uit. Zoals altijd brengt de prediking van het Woord een tweedeling onder de hoorders. Sommigen laten zich overtuigen, maar anderen geloven niet. Al discussiërend gaan ze weg nadat Paulus een ernstig woord van Jesaja heeft aangehaald (Js 6:9-10). Jesaja heeft dit woord gesproken tot het ongelovige volk als geheel en Paulus past het nu toe op de ongelovige Joden tot wie hij het woord heeft gericht. De Heer Jezus heeft dit woord ook gebruikt met het oog op het volk in Zijn dagen (Mt 13:14-16).

De grote vraag of het volk alsnog tot geloof zal komen, wordt door deze aanhaling duidelijk beantwoord. Het lijkt een hard woord, maar het is ten volle van toepassing op hen vanwege hun afwijzing. Het is het laatste en definitieve oordeel van de door Paulus vastgestelde verharding. Ze hebben hun hart toegesloten, zodat ze het Woord van God niet in zich kunnen opnemen. Ze onttrekken zich tot hun verderf (Hb 10:39).

Deze vaststelling van hun verharding voert Paulus tot de laatste woorden die we van hem in dit boek hebben. Die woorden bevatten het punt waartoe we in dit boek zijn gevoerd en wel dat vanwege de verwerping van de behoudenis door de Joden de deur van de behoudenis naar de volken is opengegaan (Hd 13:46; Hd 18:6; Rm 11:25-32). Tot hen zal het Woord niet tevergeefs gaan. Zij zullen ook horen. Hoewel niet alle volken het evangelie hebben aangenomen, hebben in de loop van de eeuwen velen uit de volken het gehoord en aangenomen (1Tm 3:16).

Verzen 23-28

Tweede onderhoud met de Joden


Na het kennismakingsgesprek wordt er een afspraak gemaakt om dieper op de zaak in te gaan. Bij die gelegenheid komen er nog meer bij Paulus in zijn verblijf. Hij legt aan hen uit wat het koninkrijk van God is en betuigt het belang ervan. Hier wordt voor de zesde keer in dit boek over het koninkrijk gesproken. Spreken over en leven in het koninkrijk betekent spreken over en leven onder de heerschappij van de Heer Jezus. Dat koninkrijk zal in heerlijkheid worden opgericht als de Heer Jezus komt om op aarde te regeren.

Nu Hij verworpen is, is het koninkrijk van God niet zichtbaar, maar het is er wel. Het is namelijk overal waar mensen de Heer Jezus als Heer belijden en dat in de kracht van de Heilige Geest in de praktijk van elke dag in hun leven laten zien (Rm 14:17). Als iedere gelovige in zijn leven meer zou verwerkelijken wat het is een onderdaan in het koninkrijk te zijn, zou de waarheid van de gemeente beter in praktijk worden gebracht. Veel scheuringen in de gemeente zouden dan niet hebben plaatsgevonden.

Paulus ‘legt uit’, dat wil zeggen dat hij de betekenis ervan bekendmaakt, en ‘betuigt’, dat wil zeggen dat hij er indringend over spreekt dat er ook naar geleefd moet worden. Hij doet dat de hele dag. Er was niemand die op de klok keek. Het moet adembenemend boeiend zijn geweest om hem vanuit de wet van Mozes en uit de profeten te horen spreken over de Heer Jezus. Hij legde zijn hele hart erin, want hij wilde hen zo graag overtuigen aangaande “Jezus”. Als ze in Hem de van God gezonden Messias zouden erkennen, zouden ze behouden worden en daar ging het hem om. Hier zien we dat intensieve bijbelstudie met uitleg ook een mogelijkheid is om mensen voor Christus te winnen.

De reacties blijven niet uit. Zoals altijd brengt de prediking van het Woord een tweedeling onder de hoorders. Sommigen laten zich overtuigen, maar anderen geloven niet. Al discussiërend gaan ze weg nadat Paulus een ernstig woord van Jesaja heeft aangehaald (Js 6:9-10). Jesaja heeft dit woord gesproken tot het ongelovige volk als geheel en Paulus past het nu toe op de ongelovige Joden tot wie hij het woord heeft gericht. De Heer Jezus heeft dit woord ook gebruikt met het oog op het volk in Zijn dagen (Mt 13:14-16).

De grote vraag of het volk alsnog tot geloof zal komen, wordt door deze aanhaling duidelijk beantwoord. Het lijkt een hard woord, maar het is ten volle van toepassing op hen vanwege hun afwijzing. Het is het laatste en definitieve oordeel van de door Paulus vastgestelde verharding. Ze hebben hun hart toegesloten, zodat ze het Woord van God niet in zich kunnen opnemen. Ze onttrekken zich tot hun verderf (Hb 10:39).

Deze vaststelling van hun verharding voert Paulus tot de laatste woorden die we van hem in dit boek hebben. Die woorden bevatten het punt waartoe we in dit boek zijn gevoerd en wel dat vanwege de verwerping van de behoudenis door de Joden de deur van de behoudenis naar de volken is opengegaan (Hd 13:46; Hd 18:6; Rm 11:25-32). Tot hen zal het Woord niet tevergeefs gaan. Zij zullen ook horen. Hoewel niet alle volken het evangelie hebben aangenomen, hebben in de loop van de eeuwen velen uit de volken het gehoord en aangenomen (1Tm 3:16).

Verzen 29-31

Paulus predikt ongehinderd verder


De duur van deze gevangenschap van Paulus, die hij mag doorbrengen “in zijn eigen huurwoning”, wordt door Lukas vastgesteld op “twee hele jaren”. Het lijkt erop dat hij na die tijd is vrijgelaten omdat zijn aanklagers niet zijn verschenen. Om een proces doorgang te laten vinden moesten zowel de aangeklaagde als de aanklagers voor de rechter verschijnen (Hd 23:35; Hd 25:16). Het is dan ook niet terecht dat Paulus na eerder twee jaren te hebben vastgezeten, niet is vrijgelaten (Hd 24:27). Als de aanklagers niet verschijnen, schrijft het Romeinse recht voor dat de aangeklaagde in vrijheid moet worden gesteld. De Joden zullen de reis naar Rome een te grote onderneming hebben gevonden. Mogelijk dat ze er genoegen mee hebben genomen dat Paulus is gevangengenomen en op transport naar Rome is gesteld.

Dat Paulus na twee jaren in vrijheid is gesteld, zonder voor de keizer te verschijnen, hoeft niet in strijd te zijn met de vermelding dat hij juist daarvoor naar Rome moest. Voor zover de tekst duidelijk maakt, is het niet noodzakelijk dat zijn verschijning voor de keizer tijdens deze gevangenschap gebeurt. Er zal namelijk een tweede gevangenschap volgen en dan zal hij wel voor de keizer verschijnen.

Paulus heeft tijdens deze eerste gevangenschap een onbekend aantal onbekende mensen op bezoek gehad. Dat kunnen broeders, Joden en ook heidenen zijn geweest (1Ko 10:32). Daaronder bevindt zich ook een weggelopen slaaf, genaamd Onésimus, van wie we weten dat deze door de dienst van Paulus tot bekering is gekomen (Fm 1:10). Hij heeft aan deze Onésimus de brief aan Filémon meegegeven die hij tijdens zijn gevangenschap naar aanleiding van de bekering van Onésimus heeft geschreven. Hij heeft in deze twee jaren ook nog de brief aan de Efeziërs, de brief aan de Filippenzen en de brief aan de Kolossenzen geschreven.

Aan allen die bij hem komen, predikt hij het koninkrijk van God, waarin het gaat om de Heer Jezus Christus. Het boek begint met de prediking van het koninkrijk van God (Hd 1:3), en hier, waar het voor de zevende en tevens laatste keer wordt genoemd, sluit het boek ermee. Paulus predikt de Heer van dat koninkrijk in de stad van de keizer, de grote heer van het aardrijk. Hij doet dat “ongehinderd”, het laatste woord van het boek Handelingen.

Het boek eindigt met een open einde omdat de handelingen van de Geest, Die niet gebonden is, niet zijn afgelopen. De geschiedenis van de gemeente gaat verder in het leven van ieder lid ervan. Daardoor heeft het Woord de uithoeken van het Romeinse rijk bereikt. Het christendom is van een Joodse sekte tot een wereldgodsdienst geworden. Van Jeruzalem is het evangelie uitgegaan tot aan het einde van het aardrijk en zal ook uitgaan tot aan het einde van de tegenwoordige bedeling. Wij mogen onze bijdrage leveren aan het doorgeven van die boodschap, dat er een andere Koning is dan de heersers van de wereld: de verheerlijkte Heer in de hemel. Tot Hij terugkomt, wensen we dat het dag wordt.

Verzen 29-31

Paulus predikt ongehinderd verder


De duur van deze gevangenschap van Paulus, die hij mag doorbrengen “in zijn eigen huurwoning”, wordt door Lukas vastgesteld op “twee hele jaren”. Het lijkt erop dat hij na die tijd is vrijgelaten omdat zijn aanklagers niet zijn verschenen. Om een proces doorgang te laten vinden moesten zowel de aangeklaagde als de aanklagers voor de rechter verschijnen (Hd 23:35; Hd 25:16). Het is dan ook niet terecht dat Paulus na eerder twee jaren te hebben vastgezeten, niet is vrijgelaten (Hd 24:27). Als de aanklagers niet verschijnen, schrijft het Romeinse recht voor dat de aangeklaagde in vrijheid moet worden gesteld. De Joden zullen de reis naar Rome een te grote onderneming hebben gevonden. Mogelijk dat ze er genoegen mee hebben genomen dat Paulus is gevangengenomen en op transport naar Rome is gesteld.

Dat Paulus na twee jaren in vrijheid is gesteld, zonder voor de keizer te verschijnen, hoeft niet in strijd te zijn met de vermelding dat hij juist daarvoor naar Rome moest. Voor zover de tekst duidelijk maakt, is het niet noodzakelijk dat zijn verschijning voor de keizer tijdens deze gevangenschap gebeurt. Er zal namelijk een tweede gevangenschap volgen en dan zal hij wel voor de keizer verschijnen.

Paulus heeft tijdens deze eerste gevangenschap een onbekend aantal onbekende mensen op bezoek gehad. Dat kunnen broeders, Joden en ook heidenen zijn geweest (1Ko 10:32). Daaronder bevindt zich ook een weggelopen slaaf, genaamd Onésimus, van wie we weten dat deze door de dienst van Paulus tot bekering is gekomen (Fm 1:10). Hij heeft aan deze Onésimus de brief aan Filémon meegegeven die hij tijdens zijn gevangenschap naar aanleiding van de bekering van Onésimus heeft geschreven. Hij heeft in deze twee jaren ook nog de brief aan de Efeziërs, de brief aan de Filippenzen en de brief aan de Kolossenzen geschreven.

Aan allen die bij hem komen, predikt hij het koninkrijk van God, waarin het gaat om de Heer Jezus Christus. Het boek begint met de prediking van het koninkrijk van God (Hd 1:3), en hier, waar het voor de zevende en tevens laatste keer wordt genoemd, sluit het boek ermee. Paulus predikt de Heer van dat koninkrijk in de stad van de keizer, de grote heer van het aardrijk. Hij doet dat “ongehinderd”, het laatste woord van het boek Handelingen.

Het boek eindigt met een open einde omdat de handelingen van de Geest, Die niet gebonden is, niet zijn afgelopen. De geschiedenis van de gemeente gaat verder in het leven van ieder lid ervan. Daardoor heeft het Woord de uithoeken van het Romeinse rijk bereikt. Het christendom is van een Joodse sekte tot een wereldgodsdienst geworden. Van Jeruzalem is het evangelie uitgegaan tot aan het einde van het aardrijk en zal ook uitgaan tot aan het einde van de tegenwoordige bedeling. Wij mogen onze bijdrage leveren aan het doorgeven van die boodschap, dat er een andere Koning is dan de heersers van de wereld: de verheerlijkte Heer in de hemel. Tot Hij terugkomt, wensen we dat het dag wordt.

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Acts 28". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://studylight.org/commentaries/dut/kng/acts-28.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
adsFree icon
Ads FreeProfile