Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Koningen 21

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Verzen 1-9

Manasse koning van Juda


De Godvrezende Hizkia wordt na zijn dood opgevolgd door zijn goddeloze zoon Manasse. Manasse is pas twaalf jaar oud als hij begint te regeren (2Kn 21:1). Zijn regering duurt liefst vijfenvijftig jaar, een periode die de duur van alle andere regeringen overtreft. Het is een van de raadsels van Gods regering dat Hij het toestaat dat een zo goddeloze man als Manasse zo lang over Zijn volk regeert.

De naam van zijn moeder wordt ook gegeven. Hefziba betekent ‘Mijn lust is in haar’. In die naam horen we wat Jeruzalem voor de HEERE betekent. Wat voor vrouw zij is, wordt niet meegedeeld. Of zij een goede of een slechte moeder is, weten we niet. Naar de ontwikkeling van Manasse te oordelen heeft ze in elk geval niet kunnen voorkomen dat hij zich tot een dergelijke goddeloze koning heeft kunnen ontwikkelen. Wij kunnen niet altijd een oorzaak aanwijzen als kinderen dwars ingaan tegen wat hun Godvrezende ouders hun hebben voorgehouden.

Manasse neemt geen voorbeeld aan zijn vader Hizkia, maar aan de koningen van Israël, van wie we keer op keer hebben gelezen dat zij deden, wat hier ook van Manasse wordt gezegd, “wat slecht was in de ogen van de HEERE” (2Kn 21:2). Hij doet “overeenkomstig de gruweldaden van de heidenvolken”.

In rap tempo maakt hij de hervormingen van zijn vader ongedaan en “herbouwde de [offer]hoogten die Hizkia, zijn vader, vernield had” (2Kn 21:3). Hij laat zich ook inspireren door Achab, de meest goddeloze koning van Israël. Het is goed mogelijk dat zijn aanbidding en dienen van zon, maan en sterren (“heel het leger aan de hemel”) komt door Assyrische invloed. Zo zien we dat Manasse van alles en iedereen het slechtste overneemt en in praktijk brengt. Het oordeel dat God over zowel de heidenvolken als over Achab heeft laten komen, doet hem niets.

Dat de goddeloze Manasse naar het lijkt ongehinderd zijn gang kan gaan, zegt ook iets van het volk. De opleving onder Hizkia heeft blijkbaar niet diep wortel geschoten onder de bevolking. Het volk laat zich gemakkelijk meevoeren op de slechte weg waarop Manasse hen voorgaat.

Hij provoceert de HEERE openlijk door in het huis van de HEERE afgodsaltaren te bouwen (2Kn 21:4-5). De grootte van dit kwaad wordt duidelijk tot uiting gebracht door te stellen dat Manasse dit doet in het huis “waarvan de HEERE gezegd had: In Jeruzalem zal Ik Mijn Naam vestigen”. Daaraan heeft Manasse geen boodschap. Hij negeert de rechten van de HEERE op Zijn huis en maakt er gewoon een woonplaats voor demonen van. Manasse handelt niet uit onkunde aangaande wil van de HEERE, maar hij maalt helemaal niet om die wil.

Zijn hele optreden toont zijn overgave aan demonische machten aan wie hij zich vrijwillig heeft uitgeleverd (2Kn 21:6). Dat houdt in dat hij zijn kinderen aan de duivel offert, zich met occultisme inlaat – duiden van wolken en aan wichelarij doen – en allerlei vormen van toverij stimuleert – dodenbezweerders en waarzeggers aanstellen. De conclusie is dat hij niet ‘slechts’ de HEERE negeert. Het is nog veel erger. Hij gaat niet alleen met minachting aan de HEERE voorbij, maar hij handelt opzettelijk op die manier om daarmee de HEERE te tarten: “Hij deed zeer veel kwaad in de ogen van de HEERE, om [Hem] tot toorn te verwekken.”

Van zijn grove schending van de rechten van de HEERE en het tarten van Hem geeft 2Kn 21:7 nog een voorbeeld. Nog nadrukkelijker dan in 2Kn 21:4 horen we de verontwaardiging van God over de schaamteloze durf van Manasse om een beeld van Asjera in de tempel te zetten. Gods verontwaardiging beluisteren we in wat Hij van Zijn huis en van Zijn stad zegt. Gods gevoelens over wat Hij heeft uitgekozen om daar voor eeuwig Zijn Naam te vestigen, worden ten diepste gekrenkt door de minachtende handelwijze van Manasse.

In 2Kn 21:8 spreekt de HEERE in aansluiting op 2Kn 21:7 verder over wat Hij had willen doen. Hij had Zijn Naam eeuwig willen vestigen te midden van een volk dat Hij nooit uit dit land zou verdrijven, als zij ten minste zouden luisteren naar Zijn wet. En daar is het fout gegaan: “Maar zij luisterden niet” (2Kn 21:9). Ze volgen Manasse en die doet hen dwalen op een manier dat ze nog erger zondigen dan de heidenvolken die eerst in het land hebben gewoond. We hebben hier de kant van de goddeloze massa van het volk, nadat we in Hizkia de geschiedenis van het gelovig overblijfsel hebben gezien.

Er is ook nu geen volk dat het meer heeft verdorven dan de christenheid, zoals Israël hier erger zondigt dan de heidenvolken. Daarom zal het oordeel van God des te strenger over de christenheid komen.


Verzen 1-9

Manasse koning van Juda


De Godvrezende Hizkia wordt na zijn dood opgevolgd door zijn goddeloze zoon Manasse. Manasse is pas twaalf jaar oud als hij begint te regeren (2Kn 21:1). Zijn regering duurt liefst vijfenvijftig jaar, een periode die de duur van alle andere regeringen overtreft. Het is een van de raadsels van Gods regering dat Hij het toestaat dat een zo goddeloze man als Manasse zo lang over Zijn volk regeert.

De naam van zijn moeder wordt ook gegeven. Hefziba betekent ‘Mijn lust is in haar’. In die naam horen we wat Jeruzalem voor de HEERE betekent. Wat voor vrouw zij is, wordt niet meegedeeld. Of zij een goede of een slechte moeder is, weten we niet. Naar de ontwikkeling van Manasse te oordelen heeft ze in elk geval niet kunnen voorkomen dat hij zich tot een dergelijke goddeloze koning heeft kunnen ontwikkelen. Wij kunnen niet altijd een oorzaak aanwijzen als kinderen dwars ingaan tegen wat hun Godvrezende ouders hun hebben voorgehouden.

Manasse neemt geen voorbeeld aan zijn vader Hizkia, maar aan de koningen van Israël, van wie we keer op keer hebben gelezen dat zij deden, wat hier ook van Manasse wordt gezegd, “wat slecht was in de ogen van de HEERE” (2Kn 21:2). Hij doet “overeenkomstig de gruweldaden van de heidenvolken”.

In rap tempo maakt hij de hervormingen van zijn vader ongedaan en “herbouwde de [offer]hoogten die Hizkia, zijn vader, vernield had” (2Kn 21:3). Hij laat zich ook inspireren door Achab, de meest goddeloze koning van Israël. Het is goed mogelijk dat zijn aanbidding en dienen van zon, maan en sterren (“heel het leger aan de hemel”) komt door Assyrische invloed. Zo zien we dat Manasse van alles en iedereen het slechtste overneemt en in praktijk brengt. Het oordeel dat God over zowel de heidenvolken als over Achab heeft laten komen, doet hem niets.

Dat de goddeloze Manasse naar het lijkt ongehinderd zijn gang kan gaan, zegt ook iets van het volk. De opleving onder Hizkia heeft blijkbaar niet diep wortel geschoten onder de bevolking. Het volk laat zich gemakkelijk meevoeren op de slechte weg waarop Manasse hen voorgaat.

Hij provoceert de HEERE openlijk door in het huis van de HEERE afgodsaltaren te bouwen (2Kn 21:4-5). De grootte van dit kwaad wordt duidelijk tot uiting gebracht door te stellen dat Manasse dit doet in het huis “waarvan de HEERE gezegd had: In Jeruzalem zal Ik Mijn Naam vestigen”. Daaraan heeft Manasse geen boodschap. Hij negeert de rechten van de HEERE op Zijn huis en maakt er gewoon een woonplaats voor demonen van. Manasse handelt niet uit onkunde aangaande wil van de HEERE, maar hij maalt helemaal niet om die wil.

Zijn hele optreden toont zijn overgave aan demonische machten aan wie hij zich vrijwillig heeft uitgeleverd (2Kn 21:6). Dat houdt in dat hij zijn kinderen aan de duivel offert, zich met occultisme inlaat – duiden van wolken en aan wichelarij doen – en allerlei vormen van toverij stimuleert – dodenbezweerders en waarzeggers aanstellen. De conclusie is dat hij niet ‘slechts’ de HEERE negeert. Het is nog veel erger. Hij gaat niet alleen met minachting aan de HEERE voorbij, maar hij handelt opzettelijk op die manier om daarmee de HEERE te tarten: “Hij deed zeer veel kwaad in de ogen van de HEERE, om [Hem] tot toorn te verwekken.”

Van zijn grove schending van de rechten van de HEERE en het tarten van Hem geeft 2Kn 21:7 nog een voorbeeld. Nog nadrukkelijker dan in 2Kn 21:4 horen we de verontwaardiging van God over de schaamteloze durf van Manasse om een beeld van Asjera in de tempel te zetten. Gods verontwaardiging beluisteren we in wat Hij van Zijn huis en van Zijn stad zegt. Gods gevoelens over wat Hij heeft uitgekozen om daar voor eeuwig Zijn Naam te vestigen, worden ten diepste gekrenkt door de minachtende handelwijze van Manasse.

In 2Kn 21:8 spreekt de HEERE in aansluiting op 2Kn 21:7 verder over wat Hij had willen doen. Hij had Zijn Naam eeuwig willen vestigen te midden van een volk dat Hij nooit uit dit land zou verdrijven, als zij ten minste zouden luisteren naar Zijn wet. En daar is het fout gegaan: “Maar zij luisterden niet” (2Kn 21:9). Ze volgen Manasse en die doet hen dwalen op een manier dat ze nog erger zondigen dan de heidenvolken die eerst in het land hebben gewoond. We hebben hier de kant van de goddeloze massa van het volk, nadat we in Hizkia de geschiedenis van het gelovig overblijfsel hebben gezien.

Er is ook nu geen volk dat het meer heeft verdorven dan de christenheid, zoals Israël hier erger zondigt dan de heidenvolken. Daarom zal het oordeel van God des te strenger over de christenheid komen.


Verzen 10-16

De HEERE kondigt onheil aan


Vanwege alle goddeloosheid van Manasse en zijn volharding daarin moet de HEERE het oordeel aankondigen. Hij doet dat “door de dienst van Zijn dienaren, de profeten”. De inhoud van Zijn woorden staat in de 2Kn 21:11-15. God laat Zich niet onbetuigd in Zijn waarschuwingen. Als het oordeel komt, kan niemand zeggen dat hij het niet heeft geweten. Dit oordeel zal worden uitgevoerd door Babel.

2Kn 21:11 geeft eerst een samenvatting van de zonden van Manasse. In deze samenvatting wordt hij nadrukkelijk “de koning van Juda” genoemd. Hij had moeten bedenken dat hij koning van Juda was. Juda betekent ‘Godlover’. Manasse heeft deze naam met de grootste schande overladen. Zijn daden zijn gruweldaden, waarbij de daden van de heidense Amorieten verbleken. Door zijn verkeerde voorbeeld heeft hij Juda doen zondigen.

In de 2Kn 21:12-14 volgt de aankondiging van wat de HEERE zal doen als straf over deze zonden, terwijl 2Kn 21:15 de reden voor de straf geeft. Het oordeel dat de HEERE over Jeruzalem en Juda zal brengen, zal grote verbazing wekken bij hen die ervan horen. De maatstaf voor het oordeel is dezelfde als die de HEERE heeft aangelegd bij Samaria en het huis van Achab. God is volmaakt rechtvaardig in Zijn oordeel. Hij meet niet met twee maten.

Door dit oordeel zal er niets van Jeruzalem overblijven. De stad zal zijn als een schoongeveegde en ondersteboven gekeerde schotel (2Kn 21:13). De HEERE zal Zich van het overblijfsel van Zijn eigendom terugtrekken en het in de hand van hun vijanden geven. Hij bemoeit Zich er niet meer mee en laat ze aan hun lot over. Voor dit lot hebben ze zelf gekozen. Met “het overblijfsel van Mijn eigendom” (2Kn 21:14) worden de inwoners van Jeruzalem bedoeld die niet in een vorig oordeel zijn omgekomen. Het gaat hier dus niet over het gelovig overblijfsel, maar wat overblijft na het eerste oordeel.

Velen van het overblijfsel die hebben geleefd in de dagen van Hizkia, worden door Manasse gedood. Volgens de overlevering heeft Manasse Jesaja “in stukken gezaagd” (Hb 11:37). Hij zou deze vreselijke moord met een houten zaag hebben begaan. Wij leven ook in dagen die vergelijkbaar zijn met de dagen van Manasse. Als wij trouw willen zijn aan de Heer en Zijn Woord, moeten we erop rekenen vervolgd te worden (2Tm 3:12) en zullen we bereid moeten zijn onze trouw duur te betalen.


Verzen 10-16

De HEERE kondigt onheil aan


Vanwege alle goddeloosheid van Manasse en zijn volharding daarin moet de HEERE het oordeel aankondigen. Hij doet dat “door de dienst van Zijn dienaren, de profeten”. De inhoud van Zijn woorden staat in de 2Kn 21:11-15. God laat Zich niet onbetuigd in Zijn waarschuwingen. Als het oordeel komt, kan niemand zeggen dat hij het niet heeft geweten. Dit oordeel zal worden uitgevoerd door Babel.

2Kn 21:11 geeft eerst een samenvatting van de zonden van Manasse. In deze samenvatting wordt hij nadrukkelijk “de koning van Juda” genoemd. Hij had moeten bedenken dat hij koning van Juda was. Juda betekent ‘Godlover’. Manasse heeft deze naam met de grootste schande overladen. Zijn daden zijn gruweldaden, waarbij de daden van de heidense Amorieten verbleken. Door zijn verkeerde voorbeeld heeft hij Juda doen zondigen.

In de 2Kn 21:12-14 volgt de aankondiging van wat de HEERE zal doen als straf over deze zonden, terwijl 2Kn 21:15 de reden voor de straf geeft. Het oordeel dat de HEERE over Jeruzalem en Juda zal brengen, zal grote verbazing wekken bij hen die ervan horen. De maatstaf voor het oordeel is dezelfde als die de HEERE heeft aangelegd bij Samaria en het huis van Achab. God is volmaakt rechtvaardig in Zijn oordeel. Hij meet niet met twee maten.

Door dit oordeel zal er niets van Jeruzalem overblijven. De stad zal zijn als een schoongeveegde en ondersteboven gekeerde schotel (2Kn 21:13). De HEERE zal Zich van het overblijfsel van Zijn eigendom terugtrekken en het in de hand van hun vijanden geven. Hij bemoeit Zich er niet meer mee en laat ze aan hun lot over. Voor dit lot hebben ze zelf gekozen. Met “het overblijfsel van Mijn eigendom” (2Kn 21:14) worden de inwoners van Jeruzalem bedoeld die niet in een vorig oordeel zijn omgekomen. Het gaat hier dus niet over het gelovig overblijfsel, maar wat overblijft na het eerste oordeel.

Velen van het overblijfsel die hebben geleefd in de dagen van Hizkia, worden door Manasse gedood. Volgens de overlevering heeft Manasse Jesaja “in stukken gezaagd” (Hb 11:37). Hij zou deze vreselijke moord met een houten zaag hebben begaan. Wij leven ook in dagen die vergelijkbaar zijn met de dagen van Manasse. Als wij trouw willen zijn aan de Heer en Zijn Woord, moeten we erop rekenen vervolgd te worden (2Tm 3:12) en zullen we bereid moeten zijn onze trouw duur te betalen.


Verzen 17-18

Dood van Manasse


De korte voorgaande beschrijving van alle gruweldaden van Manasse is alles wat de schrijver van 2 Koningen te melden heeft. We lezen hier niets over zijn bekering, waarover in 2 Kronieken 33 wordt bericht (2Kr 33:10-20). We lezen hier alleen over zijn regering, over zijn verantwoordelijkheid, hoe hij heeft geregeerd. In Kronieken lezen we over de genade van God.


Verzen 17-18

Dood van Manasse


De korte voorgaande beschrijving van alle gruweldaden van Manasse is alles wat de schrijver van 2 Koningen te melden heeft. We lezen hier niets over zijn bekering, waarover in 2 Kronieken 33 wordt bericht (2Kr 33:10-20). We lezen hier alleen over zijn regering, over zijn verantwoordelijkheid, hoe hij heeft geregeerd. In Kronieken lezen we over de genade van God.


Verzen 19-26

Amon koning van Juda


Na de goddeloze Manasse, die lang regeerde, komt nog een goddeloze koning, zijn zoon Amon. Deze twee koningen staan tussen twee Godvrezende koningen in. Genade is geen erfgoed, men kan het niet eisen. Genade wordt door God gegeven zonder aanleiding in de mens.

In de beschrijving van de regering van Amon ligt de volle nadruk op het feit dat Amon zijn vader Manasse volledig volgt in diens goddeloosheid: “Hij ging in al de wegen die zijn vader gegaan was” (2Kn 21:21). Dat is nog erger dan “niet in de weg van de HEERE gaan” (2Kn 21:22). Hij doet dat als een bewuste keus, want we lezen dat hij de HEERE “verliet”. Verlaten is bewust weggaan. De HEERE wordt hier genoemd “de God van zijn vaderen”. Hij keert alles de rug toe wat God geweest is voor zijn vaderen, bij wie we in de eerste plaats zullen mogen denken aan David en Hizkia.

Zijn vader Manasse heeft van de HEERE vijfenvijftig jaar mogen regeren. In al diens goddeloosheid heeft Hij niet ingegrepen. Dat betekent niet dat iedereen maar kan doen wat hij wil. Amon haalt een spoedig oordeel over zich. Al na twee jaar regering wordt hij vermoord door zijn dienaren.

De bevolking van het land, de hardwerkende mensen, doden de moordenaars van Amon. Daarna maken zij zijn zoon Josia koning in zijn plaats. Ze nemen het recht in eigen hand. Op de een of andere manier willen ze dat er een koning uit het huis van David aan de macht blijft. Mogelijk handelen zij, omdat er nog iets van de goede invloed van een bekeerde Manasse bij hen aanwezig is. In elk geval gebruikt God het om in Josia een koning op de troon van David te laten plaatsnemen die Hij als een bijzonder werktuig voor een laatste opwekking onder Zijn volk zal gebruiken. God bestuurt alles, ook het eigenmachtige optreden van bevolkingsgroepen, om Zijn plan te vervullen.


Verzen 19-26

Amon koning van Juda


Na de goddeloze Manasse, die lang regeerde, komt nog een goddeloze koning, zijn zoon Amon. Deze twee koningen staan tussen twee Godvrezende koningen in. Genade is geen erfgoed, men kan het niet eisen. Genade wordt door God gegeven zonder aanleiding in de mens.

In de beschrijving van de regering van Amon ligt de volle nadruk op het feit dat Amon zijn vader Manasse volledig volgt in diens goddeloosheid: “Hij ging in al de wegen die zijn vader gegaan was” (2Kn 21:21). Dat is nog erger dan “niet in de weg van de HEERE gaan” (2Kn 21:22). Hij doet dat als een bewuste keus, want we lezen dat hij de HEERE “verliet”. Verlaten is bewust weggaan. De HEERE wordt hier genoemd “de God van zijn vaderen”. Hij keert alles de rug toe wat God geweest is voor zijn vaderen, bij wie we in de eerste plaats zullen mogen denken aan David en Hizkia.

Zijn vader Manasse heeft van de HEERE vijfenvijftig jaar mogen regeren. In al diens goddeloosheid heeft Hij niet ingegrepen. Dat betekent niet dat iedereen maar kan doen wat hij wil. Amon haalt een spoedig oordeel over zich. Al na twee jaar regering wordt hij vermoord door zijn dienaren.

De bevolking van het land, de hardwerkende mensen, doden de moordenaars van Amon. Daarna maken zij zijn zoon Josia koning in zijn plaats. Ze nemen het recht in eigen hand. Op de een of andere manier willen ze dat er een koning uit het huis van David aan de macht blijft. Mogelijk handelen zij, omdat er nog iets van de goede invloed van een bekeerde Manasse bij hen aanwezig is. In elk geval gebruikt God het om in Josia een koning op de troon van David te laten plaatsnemen die Hij als een bijzonder werktuig voor een laatste opwekking onder Zijn volk zal gebruiken. God bestuurt alles, ook het eigenmachtige optreden van bevolkingsgroepen, om Zijn plan te vervullen.


Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op 2 Kings 21". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/2-kings-21.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile