Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Samuël 30

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Zoek naar…
Enter query below:

Verzen 1-6

Ziklag overvallen en verwoest


Hoewel het begint te lichten rondom David, is hij nog niet waar hij moet zijn. Na een reis van drie dagen komen hij en zijn mannen in Ziklag, waar hij tot rust hoopt te komen. Als hij er aankomt, treft hij echter een beroofde en verbrande stad aan. Ook is er niemand om hen welkom te heten. Alle familieleden zijn als gevangenen meegevoerd.

Het leert ons een praktische les. Als we van onze geliefden afscheid nemen, al is het voor enkele uren, kunnen we niet voorzien wat hen of ons kan overkomen, voordat we elkaar weer terugzien. Daarom is het goed elkaar aan de genadige bewaring van God toe te vertrouwen en Hem te prijzen voor Zijn bewaring als we elkaar gezond en wel weer mogen begroeten. Een andere les is dat we veel verliezen als we de weg van de Heer verlaten. Zodra we voor onszelf gaan leven, moeten we er niet op rekenen dat onze gezinsleden bewaard blijven door de Heer. Als het hoofd van het gezin de Heer de rug toekeert, heeft dat vaak ernstige gevolgen voor het gezin.

Wat hij in Ziklag aantreft, moet bitter voor hem zijn. De Amalekieten hebben dat gedaan. Om welke reden zij de gevangenen ook mogen hebben gespaard, we mogen daarin Gods hand zien. In het verslaan en verbranden van Ziklag zien we de tuchtigende hand van God over David. In het sparen van de gevangenen zien we de bewarende hand van God. Dat er niemand is gedood, is te danken aan Zijn zorg. In de toorn denkt Hij aan ontferming (Hk 3:2). God wil de Amalekieten gebruiken om te corrigeren, niet om te doden. Daarom weerhoudt Hij de vijanden ervan iemand van de gevangenen geweld aan te doen.

De bitterheid en de bittere tranen die hier naar boven komen, vinden we niet in de tijd dat hij door Saul wordt nagejaagd als een patrijs op de bergen en zelfs niet wanneer hij door Nabal wordt beledigd. Deze tranen zijn het gevolg van zijn bescherming zoeken bij de vijand van Gods volk en niet bij God. Hij heeft nooit eerder de tuchtigende hand van God op een dergelijke wijze moeten ervaren. Hij is steeds het voorwerp van Gods bijzondere zorg en bescherming geweest. Daaraan heeft hij zich onttrokken met dit als resultaat. Laat het ons tot waarschuwing zijn!

Bij alle verdriet om wat hij is kwijtgeraakt, komt ook nog de opstand van zijn tot nu toe zo loyale metgezellen. Zij geven hem de schuld van het zware verlies dat ook hen getroffen heeft. In hun bitterheid spreken ze er zelfs over David te stenigen! We zien hierin dat we alles kwijtraken aan ‘de Amalekieten’ – die een beeld zijn van het vlees – als we een weg gaan zonder God. We moeten er verder ook op rekenen dat de verhoudingen met onze broeders en zusters verslechteren.

Behalve het verlies van alles, verliest David ook het vertrouwen van zijn mannen. Hij is ook hoofdverantwoordelijk voor dit drama, hoewel zij hem zelf gevolgd zijn. Door deze tucht keert David terug naar God, zíjn God. Dat is het verschil met Saul, die dat niet kan zeggen. God is van hem geweken door zijn eigen ongehoorzaamheid en onboetvaardigheid.

David zoekt en vindt kracht. Hij vindt die kracht niet in zijn mannen, want die zijn tegen hem, en ook niet bij zijn vrouwen, want die zijn er niet. Hij vindt die in de enige bron waar die te vinden is, en dat is in God Zelf. Wat doet David? Hij “vernedert” zich “onder de krachtige hand van God” (1Pt 5:6) en belijdt zijn zonde. Hij keert terug naar de HEERE en sterkt zich in Hem (1Sm 30:6b). Dit is het schitterende keerpunt in Davids leven. Hier breekt het licht pas goed door. Hij gaat nu weer aan de HEERE vragen wat hij moet doen.

Verzen 1-6

Ziklag overvallen en verwoest


Hoewel het begint te lichten rondom David, is hij nog niet waar hij moet zijn. Na een reis van drie dagen komen hij en zijn mannen in Ziklag, waar hij tot rust hoopt te komen. Als hij er aankomt, treft hij echter een beroofde en verbrande stad aan. Ook is er niemand om hen welkom te heten. Alle familieleden zijn als gevangenen meegevoerd.

Het leert ons een praktische les. Als we van onze geliefden afscheid nemen, al is het voor enkele uren, kunnen we niet voorzien wat hen of ons kan overkomen, voordat we elkaar weer terugzien. Daarom is het goed elkaar aan de genadige bewaring van God toe te vertrouwen en Hem te prijzen voor Zijn bewaring als we elkaar gezond en wel weer mogen begroeten. Een andere les is dat we veel verliezen als we de weg van de Heer verlaten. Zodra we voor onszelf gaan leven, moeten we er niet op rekenen dat onze gezinsleden bewaard blijven door de Heer. Als het hoofd van het gezin de Heer de rug toekeert, heeft dat vaak ernstige gevolgen voor het gezin.

Wat hij in Ziklag aantreft, moet bitter voor hem zijn. De Amalekieten hebben dat gedaan. Om welke reden zij de gevangenen ook mogen hebben gespaard, we mogen daarin Gods hand zien. In het verslaan en verbranden van Ziklag zien we de tuchtigende hand van God over David. In het sparen van de gevangenen zien we de bewarende hand van God. Dat er niemand is gedood, is te danken aan Zijn zorg. In de toorn denkt Hij aan ontferming (Hk 3:2). God wil de Amalekieten gebruiken om te corrigeren, niet om te doden. Daarom weerhoudt Hij de vijanden ervan iemand van de gevangenen geweld aan te doen.

De bitterheid en de bittere tranen die hier naar boven komen, vinden we niet in de tijd dat hij door Saul wordt nagejaagd als een patrijs op de bergen en zelfs niet wanneer hij door Nabal wordt beledigd. Deze tranen zijn het gevolg van zijn bescherming zoeken bij de vijand van Gods volk en niet bij God. Hij heeft nooit eerder de tuchtigende hand van God op een dergelijke wijze moeten ervaren. Hij is steeds het voorwerp van Gods bijzondere zorg en bescherming geweest. Daaraan heeft hij zich onttrokken met dit als resultaat. Laat het ons tot waarschuwing zijn!

Bij alle verdriet om wat hij is kwijtgeraakt, komt ook nog de opstand van zijn tot nu toe zo loyale metgezellen. Zij geven hem de schuld van het zware verlies dat ook hen getroffen heeft. In hun bitterheid spreken ze er zelfs over David te stenigen! We zien hierin dat we alles kwijtraken aan ‘de Amalekieten’ – die een beeld zijn van het vlees – als we een weg gaan zonder God. We moeten er verder ook op rekenen dat de verhoudingen met onze broeders en zusters verslechteren.

Behalve het verlies van alles, verliest David ook het vertrouwen van zijn mannen. Hij is ook hoofdverantwoordelijk voor dit drama, hoewel zij hem zelf gevolgd zijn. Door deze tucht keert David terug naar God, zíjn God. Dat is het verschil met Saul, die dat niet kan zeggen. God is van hem geweken door zijn eigen ongehoorzaamheid en onboetvaardigheid.

David zoekt en vindt kracht. Hij vindt die kracht niet in zijn mannen, want die zijn tegen hem, en ook niet bij zijn vrouwen, want die zijn er niet. Hij vindt die in de enige bron waar die te vinden is, en dat is in God Zelf. Wat doet David? Hij “vernedert” zich “onder de krachtige hand van God” (1Pt 5:6) en belijdt zijn zonde. Hij keert terug naar de HEERE en sterkt zich in Hem (1Sm 30:6b). Dit is het schitterende keerpunt in Davids leven. Hier breekt het licht pas goed door. Hij gaat nu weer aan de HEERE vragen wat hij moet doen.

Verzen 7-10

De achtervolging ingezet


De verbinding met de HEERE is hersteld. Het eerste teken dat David weer op de goede weg is, is dat hij de HEERE raadpleegt. Hij neemt niet zelf beslissingen, maar wil de HEERE vragen via de priester. Hij kent Hem in zijn wegen en Hij maakt zijn paden recht (Sp 3:6). Het antwoord dat de HEERE geeft, is duidelijk, zeker en bemoedigend.

Hij geeft meer dan David vraagt. David vraagt of hij de bende moet achtervolgen en of hij ze zal inhalen. Het antwoord is dat hij ze zal inhalen, maar God geeft hem daarbij nog de volle zekerheid van de bevrijding van hun familieleden en hun bezit. God verheugt Zich erin als een afgeweken kind van Hem weer naar Hem gaat vragen.

Met zeshonderd man zet David de achtervolging in. Dit zijn de mannen die hem even tevoren nog wilden stenigen. David heeft zich echter gesterkt in de HEERE, zijn God en daarmee Hem weer voor de aandacht van zijn mannen geplaatst. Dat geeft ook hun nieuwe kracht en nieuw vertrouwen. Als blijkt dat bij tweehonderd mannen de krachten verbruikt zijn, dringt David niet aan, maar laat hen bij de beek Besor achter. Hij gaat zelf met de rest verder.

Verzen 7-10

De achtervolging ingezet


De verbinding met de HEERE is hersteld. Het eerste teken dat David weer op de goede weg is, is dat hij de HEERE raadpleegt. Hij neemt niet zelf beslissingen, maar wil de HEERE vragen via de priester. Hij kent Hem in zijn wegen en Hij maakt zijn paden recht (Sp 3:6). Het antwoord dat de HEERE geeft, is duidelijk, zeker en bemoedigend.

Hij geeft meer dan David vraagt. David vraagt of hij de bende moet achtervolgen en of hij ze zal inhalen. Het antwoord is dat hij ze zal inhalen, maar God geeft hem daarbij nog de volle zekerheid van de bevrijding van hun familieleden en hun bezit. God verheugt Zich erin als een afgeweken kind van Hem weer naar Hem gaat vragen.

Met zeshonderd man zet David de achtervolging in. Dit zijn de mannen die hem even tevoren nog wilden stenigen. David heeft zich echter gesterkt in de HEERE, zijn God en daarmee Hem weer voor de aandacht van zijn mannen geplaatst. Dat geeft ook hun nieuwe kracht en nieuw vertrouwen. Als blijkt dat bij tweehonderd mannen de krachten verbruikt zijn, dringt David niet aan, maar laat hen bij de beek Besor achter. Hij gaat zelf met de rest verder.

Verzen 11-15

Een gids naar de overvallers


In dit gedeelte hebben we een kleine geschiedenis in de grote geschiedenis. Hierin wordt een nieuwe eigenschap van David zichtbaar. Elke gedachte aan zijn leven in de leugen wordt hier bedekt door zijn uitingen van erbarmen en medelijden voor een Egyptische jongen. Dit medelijden is het medelijden van de Heer Jezus met ieder die door de wereld en de satan is afgedankt.

In hun achtervolging van de Amalekieten vinden de mannen van David een Egyptische jongeman die door zijn heer, een Amalekiet, is achtergelaten. Ze brengen hem bij David. Het is prachtig om te zien hoe David zich over hem ontfermt. Als zijn mannen de jongeman bij hem hebben gebracht, geeft hij hem eerst eten en drinken. Daardoor komt de jongen weer op krachten.

Dan stelt David hem twee vragen. Deze twee vragen zijn nuttige vragen om aan iemand te stellen. De eerste vraag is: ‘Van wie ben je?’ De tweede vraag is: ‘Waar kom je vandaan?’ Op de eerste vraag moet de mens bekennen dat hij een slaaf van de zonde is. Hij is in de macht van het vlees. Op de tweede vraag moet hij bekennen dat hij uit de wereld komt. De realiteit van de wereld is, dat zodra iemand niet meer te gebruiken is, er geen medelijden is. Hij wordt hij weggeworpen, afgedankt, omdat er geen enkel voordeel meer aan zo iemand te behalen is.

Dat is de jongeman overkomen. Hij is ziek geworden en aan zo iemand heb je niets. Die schrijf je in één keer af. Hij wordt als waardeloos geworden materiaal afgedankt. In de belijdenis van de jongeman in 1Sm 30:13 komt dat tot uiting. Hij belijdt zowel zijn afkomst als zijn werken. Egypte is een beeld van de wereld. Iemand die in de wereld leeft, is een slaaf van de zonde. De werken van het vlees zijn in hem zichtbaar geworden (1Sm 30:14; Gl 5:20-21).

Vandaag zijn veel jonge mensen in de wereld slaven van de zonde. Alcohol, drugs en seks zijn de werken waarin die slavernij zichtbaar wordt. Gelukkig gebeurt het nog steeds dat jonge mensen zich gaan realiseren in wat voor een meedogenloze macht ze zijn terechtgekomen en dat ze van die macht geen enkele uitkomst hoeven te verwachten voor hun echte problemen. Gelukkig ook als zij dan in aanraking komen met de Heer Jezus Die hen niet teruggeeft in de macht van hun vroegere heersers. Als ze eerlijk zeggen wie ze zijn en wat ze hebben gedaan, wil Hij hen gebruiken.

Het is ermee als met de verloren zoon (Lk 15:11-20). Die had vrienden genoeg zolang ze voordeel van hem hadden. Toen hij echter gebrek begon te lijden, was er niemand op wie hij kon terugvallen. Toen kwam hij tot zichzelf. Hij zag zijn zonde in en ging naar huis om te belijden. De vader sloot hem in zijn armen. Zo mogen wij aan mensen het evangelie brengen.

Vervolgens vraagt David aan hem of hij wil helpen de Amalekieten op te sporen. David zegt daarmee als het ware: Wil je met mij meegaan, om je vroegere vrienden tot je vijanden te maken en mij tot je vriend? Daarin stemt hij toe, maar niet zonder dat hij de harde toezegging heeft gekregen dat David hem niet aan zijn vroegere meester zal uitleveren. Hij heeft er zijn buik van vol. Nooit zal iemand die zich bij de Heer Jezus voegt, door Hem weer aan de wereld worden uitgeleverd.

Verzen 11-15

Een gids naar de overvallers


In dit gedeelte hebben we een kleine geschiedenis in de grote geschiedenis. Hierin wordt een nieuwe eigenschap van David zichtbaar. Elke gedachte aan zijn leven in de leugen wordt hier bedekt door zijn uitingen van erbarmen en medelijden voor een Egyptische jongen. Dit medelijden is het medelijden van de Heer Jezus met ieder die door de wereld en de satan is afgedankt.

In hun achtervolging van de Amalekieten vinden de mannen van David een Egyptische jongeman die door zijn heer, een Amalekiet, is achtergelaten. Ze brengen hem bij David. Het is prachtig om te zien hoe David zich over hem ontfermt. Als zijn mannen de jongeman bij hem hebben gebracht, geeft hij hem eerst eten en drinken. Daardoor komt de jongen weer op krachten.

Dan stelt David hem twee vragen. Deze twee vragen zijn nuttige vragen om aan iemand te stellen. De eerste vraag is: ‘Van wie ben je?’ De tweede vraag is: ‘Waar kom je vandaan?’ Op de eerste vraag moet de mens bekennen dat hij een slaaf van de zonde is. Hij is in de macht van het vlees. Op de tweede vraag moet hij bekennen dat hij uit de wereld komt. De realiteit van de wereld is, dat zodra iemand niet meer te gebruiken is, er geen medelijden is. Hij wordt hij weggeworpen, afgedankt, omdat er geen enkel voordeel meer aan zo iemand te behalen is.

Dat is de jongeman overkomen. Hij is ziek geworden en aan zo iemand heb je niets. Die schrijf je in één keer af. Hij wordt als waardeloos geworden materiaal afgedankt. In de belijdenis van de jongeman in 1Sm 30:13 komt dat tot uiting. Hij belijdt zowel zijn afkomst als zijn werken. Egypte is een beeld van de wereld. Iemand die in de wereld leeft, is een slaaf van de zonde. De werken van het vlees zijn in hem zichtbaar geworden (1Sm 30:14; Gl 5:20-21).

Vandaag zijn veel jonge mensen in de wereld slaven van de zonde. Alcohol, drugs en seks zijn de werken waarin die slavernij zichtbaar wordt. Gelukkig gebeurt het nog steeds dat jonge mensen zich gaan realiseren in wat voor een meedogenloze macht ze zijn terechtgekomen en dat ze van die macht geen enkele uitkomst hoeven te verwachten voor hun echte problemen. Gelukkig ook als zij dan in aanraking komen met de Heer Jezus Die hen niet teruggeeft in de macht van hun vroegere heersers. Als ze eerlijk zeggen wie ze zijn en wat ze hebben gedaan, wil Hij hen gebruiken.

Het is ermee als met de verloren zoon (Lk 15:11-20). Die had vrienden genoeg zolang ze voordeel van hem hadden. Toen hij echter gebrek begon te lijden, was er niemand op wie hij kon terugvallen. Toen kwam hij tot zichzelf. Hij zag zijn zonde in en ging naar huis om te belijden. De vader sloot hem in zijn armen. Zo mogen wij aan mensen het evangelie brengen.

Vervolgens vraagt David aan hem of hij wil helpen de Amalekieten op te sporen. David zegt daarmee als het ware: Wil je met mij meegaan, om je vroegere vrienden tot je vijanden te maken en mij tot je vriend? Daarin stemt hij toe, maar niet zonder dat hij de harde toezegging heeft gekregen dat David hem niet aan zijn vroegere meester zal uitleveren. Hij heeft er zijn buik van vol. Nooit zal iemand die zich bij de Heer Jezus voegt, door Hem weer aan de wereld worden uitgeleverd.

Verzen 16-20

De buit van David


Op aanwijzing van de jongeman komt David bij de Amalekieten. Die zijn zich van geen gevaar bewust. Ze vieren uitbundig feest vanwege de grote buit die ze hebben veroverd. Ze denken in vrede en veiligheid te zijn, zonder ook maar een ogenblik aan gevaar te denken (1Th 5:3). David gaat de vijand te lijf en richt een ware slachting aan. Slechts enkelen ontkomen.

Hij redt alles wat de Amalekieten hebben geroofd. De buit van David is veel groter dan wat de vijand bij Ziklag heeft meegenomen. Het is alles wat de vijand ook bij andere roverijen heeft buitgemaakt. De buit is de buit van David en zijn mannen, maar het wordt “de buit van David” genoemd. De buit wordt aan hem toegeschreven. Hij is de overwinnaar. Zo is het ook bij de Heer Jezus.

Verzen 16-20

De buit van David


Op aanwijzing van de jongeman komt David bij de Amalekieten. Die zijn zich van geen gevaar bewust. Ze vieren uitbundig feest vanwege de grote buit die ze hebben veroverd. Ze denken in vrede en veiligheid te zijn, zonder ook maar een ogenblik aan gevaar te denken (1Th 5:3). David gaat de vijand te lijf en richt een ware slachting aan. Slechts enkelen ontkomen.

Hij redt alles wat de Amalekieten hebben geroofd. De buit van David is veel groter dan wat de vijand bij Ziklag heeft meegenomen. Het is alles wat de vijand ook bij andere roverijen heeft buitgemaakt. De buit is de buit van David en zijn mannen, maar het wordt “de buit van David” genoemd. De buit wordt aan hem toegeschreven. Hij is de overwinnaar. Zo is het ook bij de Heer Jezus.

Verzen 21-25

David verdeelt de buit


David vraagt eerst naar de welstand van hen die achtergebleven zijn omdat zij te moe geweest waren om mee te trekken. De uitdrukking “laten achterblijven” wijst erop dat David erop heeft gestaan dat ze niet meer mee verder zouden trekken. Dit is weer zo’n kenmerk van de Heer Jezus. Het is het kenmerk van de herder die niet het uiterste van zijn schapen vraagt. Dit is de reden waarom de Heilige Geest de gebeurtenissen van dit hoofdstuk zo uitvoerig beschrijft. Dit is het handelen van de Heer Jezus, Die zal regeren in gerechtigheid en niet naar het recht van de wereld of van vleselijke gelovigen.

Als de buit moet worden uitgedeeld, ontstaat er ruzie onder de volgelingen van David. Hier komt het egoïsme van zijn volgelingen tot uiting. Er zijn er die menen meer rechten te hebben dan anderen. Herkennen we dat niet? Waarschijnlijk wel. David lost dit prachtig op. Hij brengt alles terug op de grondslag van de genade. Hij spreekt de “slechte en verdorven mannen” die dit egoïstische voorstel hebben gedaan aan als “mijn broeders”. Daarmee voorkomt hij een tegenstelling met hen en ook voorkomt hij de verdenking van het geven van een voorkeursbehandeling.

Hij uit geen harde verwijten over dit vleselijke gedrag. Zijn “zacht antwoord keert de woede af” (Sp 15:1a). Over de buit spreekt hij dat het is “wat de HEERE ons gegeven heeft”. David schrijft de overwinning niet toe aan zichzelf maar aan de HEERE. Hij zegt als het ware: “Wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen?” (1Ko 4:7a). De overwinning is hun door de HEERE geschonken. Wie durft zich dan te beroemen en te zeggen dat hij meer rechten heeft dan een ander?

De buit wordt door allen die op welke wijze ook bij de strijd betrokken zijn geweest, gelijk verdeeld. De achterblijvers hebben toch op de spullen gepast? Is dat geen belangrijk werk? Zijn de strijders vergeten hoe ze even tevoren Ziklag en alles wat ze bezaten, zijn kwijtgeraakt?

Zo zal de Heer alles weten te belonen wat voor Hem is gedaan. Wij zijn geneigd alleen maar te kijken naar wat in het oog loopt, waar de mensen over praten. De Heer ziet ook de zieke, die er zelf niet op uit kan gaan, maar voor Zijn werk bidt. Hij ziet de moeder die druk bezig is met de zorg voor de kinderen. Zou dat minder belangrijk zijn dan de man die voor volle zalen het Woord van God mag prediken, of de vrouw die tijd heeft om kinderwerk te doen en kinderen met het evangelie bereikt?

Verzen 21-25

David verdeelt de buit


David vraagt eerst naar de welstand van hen die achtergebleven zijn omdat zij te moe geweest waren om mee te trekken. De uitdrukking “laten achterblijven” wijst erop dat David erop heeft gestaan dat ze niet meer mee verder zouden trekken. Dit is weer zo’n kenmerk van de Heer Jezus. Het is het kenmerk van de herder die niet het uiterste van zijn schapen vraagt. Dit is de reden waarom de Heilige Geest de gebeurtenissen van dit hoofdstuk zo uitvoerig beschrijft. Dit is het handelen van de Heer Jezus, Die zal regeren in gerechtigheid en niet naar het recht van de wereld of van vleselijke gelovigen.

Als de buit moet worden uitgedeeld, ontstaat er ruzie onder de volgelingen van David. Hier komt het egoïsme van zijn volgelingen tot uiting. Er zijn er die menen meer rechten te hebben dan anderen. Herkennen we dat niet? Waarschijnlijk wel. David lost dit prachtig op. Hij brengt alles terug op de grondslag van de genade. Hij spreekt de “slechte en verdorven mannen” die dit egoïstische voorstel hebben gedaan aan als “mijn broeders”. Daarmee voorkomt hij een tegenstelling met hen en ook voorkomt hij de verdenking van het geven van een voorkeursbehandeling.

Hij uit geen harde verwijten over dit vleselijke gedrag. Zijn “zacht antwoord keert de woede af” (Sp 15:1a). Over de buit spreekt hij dat het is “wat de HEERE ons gegeven heeft”. David schrijft de overwinning niet toe aan zichzelf maar aan de HEERE. Hij zegt als het ware: “Wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen?” (1Ko 4:7a). De overwinning is hun door de HEERE geschonken. Wie durft zich dan te beroemen en te zeggen dat hij meer rechten heeft dan een ander?

De buit wordt door allen die op welke wijze ook bij de strijd betrokken zijn geweest, gelijk verdeeld. De achterblijvers hebben toch op de spullen gepast? Is dat geen belangrijk werk? Zijn de strijders vergeten hoe ze even tevoren Ziklag en alles wat ze bezaten, zijn kwijtgeraakt?

Zo zal de Heer alles weten te belonen wat voor Hem is gedaan. Wij zijn geneigd alleen maar te kijken naar wat in het oog loopt, waar de mensen over praten. De Heer ziet ook de zieke, die er zelf niet op uit kan gaan, maar voor Zijn werk bidt. Hij ziet de moeder die druk bezig is met de zorg voor de kinderen. Zou dat minder belangrijk zijn dan de man die voor volle zalen het Woord van God mag prediken, of de vrouw die tijd heeft om kinderwerk te doen en kinderen met het evangelie bereikt?

Verzen 26-31

De vrienden van David


Als David terug is in Ziklag, stuurt hij ook een deel van de buit naar de oudsten van Juda. Hij geeft hun daarmee het bewijs van zijn herstel. Deze oudsten zijn de ware vrienden van David in tegenstelling tot Achis. Wat hij hun geeft, kunnen we zien als een verzoeningsgeschenk. Hij toont daardoor dat hij terug is bij hen en er weer voor hen is, tot hun zegen. Mogelijk is het ook een soort beloning voor hun trouw aan hem, ook toen hij een verkeerde weg ging. Hij is als het ware weer teruggekeerd aan het hoofd van zijn volk.

David en zijn mannen zijn op hun omzwervingen in al de genoemde plaatsen geweest. Daar heeft David tijdens zijn omzwervingen hun vriendschap ontvangen en is erdoor verkwikt geworden. Dat beloont hij nu. Ook dat is iets wat de Heer Jezus doet (Mt 10:40-42). Hij beloont nu al ieder die Hem in zijn of haar leven binnenlaat. Hij is nu nog de Verworpene. Maar Hij waardeert het als er mensen zijn die Hem helpen. Dat betekent: die Zijn werk en allen die voor Hem werken ondersteunen.

Verzen 26-31

De vrienden van David


Als David terug is in Ziklag, stuurt hij ook een deel van de buit naar de oudsten van Juda. Hij geeft hun daarmee het bewijs van zijn herstel. Deze oudsten zijn de ware vrienden van David in tegenstelling tot Achis. Wat hij hun geeft, kunnen we zien als een verzoeningsgeschenk. Hij toont daardoor dat hij terug is bij hen en er weer voor hen is, tot hun zegen. Mogelijk is het ook een soort beloning voor hun trouw aan hem, ook toen hij een verkeerde weg ging. Hij is als het ware weer teruggekeerd aan het hoofd van zijn volk.

David en zijn mannen zijn op hun omzwervingen in al de genoemde plaatsen geweest. Daar heeft David tijdens zijn omzwervingen hun vriendschap ontvangen en is erdoor verkwikt geworden. Dat beloont hij nu. Ook dat is iets wat de Heer Jezus doet (Mt 10:40-42). Hij beloont nu al ieder die Hem in zijn of haar leven binnenlaat. Hij is nu nog de Verworpene. Maar Hij waardeert het als er mensen zijn die Hem helpen. Dat betekent: die Zijn werk en allen die voor Hem werken ondersteunen.

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op 1 Samuel 30". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/1-samuel-30.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile