Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 49

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 49

PSALM 49.

LERING EN VERTROOSTING TEGEN HET GELUK DER GODDELOZEN. 1. Een Psalm voor den opperzangmeester (1 Chronicles 25:31 ), onder de kinderen van Korach (Psalms 42:1).

Volgens het bij 1 Kings 10:29 uitgesproken vermoeden, behoort deze Psalm in den tijd van Salomo, en geselt hij op gelijke wijze het drijven der goddelozen van dien tijd, als Psalms 12:1, 14, 36, ten opzichte van David's tijd dit doen. De veelbelovende toon van het begin, herinnert sterk aan de redenen van Elihu in het Boek Job (Psalms 33:1, Psalms 34:2,

2.

I. Psalms 49:2-Psalms 49:5. De zanger is bevestigd en heeft aanvechtingen doorstaan, door de overmoedige gerustheid van de welvarende kinderen dezer wereld; maar de zaak is opgelost; de strijd is beslist, nu zingt hij voor de gehele wereld, wat God hem in zijne ziel geopenbaard heeft, en roept allen zonder uitzondering, op om naar deze moorden te luisteren..

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 49

PSALM 49.

LERING EN VERTROOSTING TEGEN HET GELUK DER GODDELOZEN. 1. Een Psalm voor den opperzangmeester (1 Chronicles 25:31 ), onder de kinderen van Korach (Psalms 42:1).

Volgens het bij 1 Kings 10:29 uitgesproken vermoeden, behoort deze Psalm in den tijd van Salomo, en geselt hij op gelijke wijze het drijven der goddelozen van dien tijd, als Psalms 12:1, 14, 36, ten opzichte van David's tijd dit doen. De veelbelovende toon van het begin, herinnert sterk aan de redenen van Elihu in het Boek Job (Psalms 33:1, Psalms 34:2,

2.

I. Psalms 49:2-Psalms 49:5. De zanger is bevestigd en heeft aanvechtingen doorstaan, door de overmoedige gerustheid van de welvarende kinderen dezer wereld; maar de zaak is opgelost; de strijd is beslist, nu zingt hij voor de gehele wereld, wat God hem in zijne ziel geopenbaard heeft, en roept allen zonder uitzondering, op om naar deze moorden te luisteren..

Vers 2

2. Hoort dit, wat ik zeggen zal, alle gij volken der aarde! neemt ter ore, alle inwoners der wereld.

Vers 2

2. Hoort dit, wat ik zeggen zal, alle gij volken der aarde! neemt ter ore, alle inwoners der wereld.

Vers 3

3. Zowel (Isaiah 27:1 ) slechten, geringen, als aanzienlijken 1) (Psalms 4:3 ), te zamen rijk en arm! 2)

1) In den grondtekst komt duidelijk uit, dat onder slechten moeten verstaan worden, de onaanzienlijken en onder aanzienlijken degenen, die van voornamen huize zijn. De dichter spreekt derhalve zowel rijken als armen, armen als rijken aan, om naar hem te luisteren, opdat zij de ware wijsheid zullen betrachten.

2) Wat de zanger wil zeggen, gaat alle mensen aan zonder onderscheid van land en stand, van rang en vermogen; zijn thema is een gewoon menselijk, en dient hogen en rijken tot waarschuwing, nederigen en armen tot troost..

Vers 3

3. Zowel (Isaiah 27:1 ) slechten, geringen, als aanzienlijken 1) (Psalms 4:3 ), te zamen rijk en arm! 2)

1) In den grondtekst komt duidelijk uit, dat onder slechten moeten verstaan worden, de onaanzienlijken en onder aanzienlijken degenen, die van voornamen huize zijn. De dichter spreekt derhalve zowel rijken als armen, armen als rijken aan, om naar hem te luisteren, opdat zij de ware wijsheid zullen betrachten.

2) Wat de zanger wil zeggen, gaat alle mensen aan zonder onderscheid van land en stand, van rang en vermogen; zijn thema is een gewoon menselijk, en dient hogen en rijken tot waarschuwing, nederigen en armen tot troost..

Vers 4

4. Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, niet slechts ene volheid van wijze lessen, maar de wijsheid zelf in haar wezen, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn.

Vers 4

4. Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, niet slechts ene volheid van wijze lessen, maar de wijsheid zelf in haar wezen, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn.

Vers 5

5. a) Ik zal mijn oor neigen tot ene spreuk, van levenswijsheid, bij welke ik zelf, die haar uitspreek, mij gedraag als een leergierig leerling van de wijsheid, die van boven is (James 3:17); ik zal mijne verborgene rede 1), mijne rede, die ene gewichtige, moeilijk te doorgronden zaak tot inhoud heeft, openen op de harp, ik zal haar in een lied ontvouwen en de gehele diepte in mijn door den Geest Gods aangeraakt hart uitgieten.

a) Psalms 78:2. Matthew 13:35

1) Wat hij een verborgenheid noemt, betekent eigenlijk een raadsel, evenwel geen gemeen raadsel, maar een verborgenheid, die de menselijke rede niet kan openbaren, die ons verlegen doet staan tenzij God ons hare oplossing geeft. Dit heeft God gedaan, en daarom wil hij de tolk Gods zijn, en dit raadsel ook voor anderen, voor de ganse mensheid openen. Hij kan niet nalaten te spreken, wat God hem geopenbaard heeft, en wat zijn eigen ziele tot rust heeft gebracht; hij heeft geloofd, daarom spreekt hij..

Anders begonnen de Psalmen met bidden, loven en danken; wanneer het Psalmen ter onderwijzing zijn, dadelijk met de zaak zelf; hier gaat eerst ene vermaning tot opmerkzaamheid vooraf en ene opwekkende heen wijzing naar het goede woord, dat moet gesproken worden; het is duidelijk, dat dit met het doel geschied is, om het gewicht van het volgende duidelijk in het licht te stellen..

Werd het hier behandelde probleem vals opgelost, zo moest alle godsvrucht in elkaar storten..

Men ziet, het is ook den zanger dikwijls bang geworden, wanneer de goddelozen om hem heen machtig werden; alzo behoeft een ander zich niet te schamen, wanneer het hem eveneens gaat. Maar de zanger wijst zich zelven terecht met de uitspraak van God, die hij als ene sprake Gods in zijn hart vernomen heeft; zo moge nu ook ieder ander zich zelven terecht wijzen door het woord van God en wel met dezelfden troost, waarmee zich de zanger getroost heeft..

6.

II. Psalms 49:6-Psalms 49:16. De profeet gaat nu tot de onderwijzing zelf over namelijk dat de kinderen Gods niet bovenmate verontrust moeten worden door het ongeluk, wanneer de goddelozen hen misdadig verdrukken en hen naar hunnen wens van alle zijden ingesloten houden, omdat namelijk de Heere, hoewel hij Zich houdt alsof Hij rust, toch niet slaapt in den hemel, maar alleen Zijne gerichten tot den geschikten tijd uitstelt..

Vers 5

5. a) Ik zal mijn oor neigen tot ene spreuk, van levenswijsheid, bij welke ik zelf, die haar uitspreek, mij gedraag als een leergierig leerling van de wijsheid, die van boven is (James 3:17); ik zal mijne verborgene rede 1), mijne rede, die ene gewichtige, moeilijk te doorgronden zaak tot inhoud heeft, openen op de harp, ik zal haar in een lied ontvouwen en de gehele diepte in mijn door den Geest Gods aangeraakt hart uitgieten.

a) Psalms 78:2. Matthew 13:35

1) Wat hij een verborgenheid noemt, betekent eigenlijk een raadsel, evenwel geen gemeen raadsel, maar een verborgenheid, die de menselijke rede niet kan openbaren, die ons verlegen doet staan tenzij God ons hare oplossing geeft. Dit heeft God gedaan, en daarom wil hij de tolk Gods zijn, en dit raadsel ook voor anderen, voor de ganse mensheid openen. Hij kan niet nalaten te spreken, wat God hem geopenbaard heeft, en wat zijn eigen ziele tot rust heeft gebracht; hij heeft geloofd, daarom spreekt hij..

Anders begonnen de Psalmen met bidden, loven en danken; wanneer het Psalmen ter onderwijzing zijn, dadelijk met de zaak zelf; hier gaat eerst ene vermaning tot opmerkzaamheid vooraf en ene opwekkende heen wijzing naar het goede woord, dat moet gesproken worden; het is duidelijk, dat dit met het doel geschied is, om het gewicht van het volgende duidelijk in het licht te stellen..

Werd het hier behandelde probleem vals opgelost, zo moest alle godsvrucht in elkaar storten..

Men ziet, het is ook den zanger dikwijls bang geworden, wanneer de goddelozen om hem heen machtig werden; alzo behoeft een ander zich niet te schamen, wanneer het hem eveneens gaat. Maar de zanger wijst zich zelven terecht met de uitspraak van God, die hij als ene sprake Gods in zijn hart vernomen heeft; zo moge nu ook ieder ander zich zelven terecht wijzen door het woord van God en wel met dezelfden troost, waarmee zich de zanger getroost heeft..

6.

II. Psalms 49:6-Psalms 49:16. De profeet gaat nu tot de onderwijzing zelf over namelijk dat de kinderen Gods niet bovenmate verontrust moeten worden door het ongeluk, wanneer de goddelozen hen misdadig verdrukken en hen naar hunnen wens van alle zijden ingesloten houden, omdat namelijk de Heere, hoewel hij Zich houdt alsof Hij rust, toch niet slaapt in den hemel, maar alleen Zijne gerichten tot den geschikten tijd uitstelt..

Vers 6

6. Waarom 1), zo spreke met mij ieder vrome, die weet dat hij een kind van God is, zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen en mij op allerlei wijze zoeken te onderdrukken?

1) Die van rijke zondaars iets te lijden hebben, behoeven niet te vrezen, want de macht en de pracht hunner onderdrukkers snelt den ondergang tegemoet..

Vers 6

6. Waarom 1), zo spreke met mij ieder vrome, die weet dat hij een kind van God is, zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen en mij op allerlei wijze zoeken te onderdrukken?

1) Die van rijke zondaars iets te lijden hebben, behoeven niet te vrezen, want de macht en de pracht hunner onderdrukkers snelt den ondergang tegemoet..

Vers 7

7. Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen, en op de veelheid huns rijksdoms roemen 1), menende dat zulk een bevoorrechte stand hun het recht verleent, tot alle geweld tegen armen en ellendigen (Psalms 52:9).

1) Hier worden bedoeld degenen, die niet rijk zijn in God, maar den rijken dwaas gelijk zijn, die met God niet rekenen. Het zijn degenen, die van hun hoge positie en van den rijkdom, die hun geschonken is, misbruik maken, om den arme en ellendige, in elk geval, die op dit ogenblik in ellende verkeert, te verdrukken en te verschoppen.

De dichter wil er op wijzen, dat al wat de wereld op levert, niet genoegzaam is, om van het geweld des doods te bevrijden, om den dood, de bezoldiging der zonde, af te kopen, om de schuld te betalen, de schuld der zonde, tegen de rechtvaardigheid Gods. 8. Wat zouden zij voor reden hebben, om op hunnen rijkdom zich te verheffen, als beschermde die hen tegen de macht des doods en Gods gericht! Niemand van hen zal, wanneer het stervensuur komt, zijnen broeder immermeer kunnen verlossen, al wilden zij nog zoveel geld en goed daarvoor geven; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven, gene betaling kunnen doen, ten einde den dood af te wenden; het dierbaarste dat zij hebben, den vriend moeten zij overgeven, hij is niet terug te kopen vooral `t goed der wereld van den dood.

Een koningslosgeld zou niet baten, een Monte Rosa van robijnen, een Amerika van zilver, ene wereld van goud, ene zon van diamanten zouden veracht worden. O, gij pochers! denkt gij ons te verschrikken met uwe wereldse rijkdommen, gaat heen en maakt eerst den dood bevreesd, voordat gij mensen bedreigt, in wie onsterfelijkheid en leven is..

Vers 7

7. Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen, en op de veelheid huns rijksdoms roemen 1), menende dat zulk een bevoorrechte stand hun het recht verleent, tot alle geweld tegen armen en ellendigen (Psalms 52:9).

1) Hier worden bedoeld degenen, die niet rijk zijn in God, maar den rijken dwaas gelijk zijn, die met God niet rekenen. Het zijn degenen, die van hun hoge positie en van den rijkdom, die hun geschonken is, misbruik maken, om den arme en ellendige, in elk geval, die op dit ogenblik in ellende verkeert, te verdrukken en te verschoppen.

De dichter wil er op wijzen, dat al wat de wereld op levert, niet genoegzaam is, om van het geweld des doods te bevrijden, om den dood, de bezoldiging der zonde, af te kopen, om de schuld te betalen, de schuld der zonde, tegen de rechtvaardigheid Gods. 8. Wat zouden zij voor reden hebben, om op hunnen rijkdom zich te verheffen, als beschermde die hen tegen de macht des doods en Gods gericht! Niemand van hen zal, wanneer het stervensuur komt, zijnen broeder immermeer kunnen verlossen, al wilden zij nog zoveel geld en goed daarvoor geven; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven, gene betaling kunnen doen, ten einde den dood af te wenden; het dierbaarste dat zij hebben, den vriend moeten zij overgeven, hij is niet terug te kopen vooral `t goed der wereld van den dood.

Een koningslosgeld zou niet baten, een Monte Rosa van robijnen, een Amerika van zilver, ene wereld van goud, ene zon van diamanten zouden veracht worden. O, gij pochers! denkt gij ons te verschrikken met uwe wereldse rijkdommen, gaat heen en maakt eerst den dood bevreesd, voordat gij mensen bedreigt, in wie onsterfelijkheid en leven is..

Vers 9

9. (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, is te duur dan dat zilver en goud iets zouden kunnen uitrichten, en zal in eeuwigheid ophouden, die een ander zou zoeken los te maken, zou het in eeuwigheid niet kunnen voldoen.

Vers 9

9. (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, is te duur dan dat zilver en goud iets zouden kunnen uitrichten, en zal in eeuwigheid ophouden, die een ander zou zoeken los te maken, zou het in eeuwigheid niet kunnen voldoen.

Vers 10

10. Hij, die dien prijs zou willen betalen, brengt het niet daartoe, dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.

De wijsheid op de straat zegt: "Het lieve geld kan alles; geld is de zenuw, geld is de ziel, geld is de meester" ten duidelijken bewijze van het helse toveren der Mammons-majesteit zegt zelfs het spreekwoord: "Geld sluit de hel open; " maar Schrift en ervaring wijzen het geheel anders aan. Niet eens de edeler goederen des levens zijn voor, geld te koop, gezondheid, talent, ware vriendschap, liefde, tevredenheid, laat staan, dat de arme ziel van het kwaad geweten, van de slavernij en de straf der zonde, van de vrees voor dood en gericht zou los te kopen zijn (Matthew 16:26). In Christus daarentegen is het waar, dat de ene broeder den anderen verlossen kan, maar welk een losgeld, dat God daartoe mens moest worden en deze Godmens Zijn bloed vergieten moest! (1 Peter 1:18)..

Christus deed voor ons, wat al de rijkdommen der wereld niet konden doen, daarom zij Hij ons dierbaarder, dan enige aardse goederen. Christus deed voor ons, wat een broeder, een vriend niet voor ons kon doen, die daarom vader of broeder meer bemint dan Hem, is Zijns niet waardig..

Vers 10

10. Hij, die dien prijs zou willen betalen, brengt het niet daartoe, dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.

De wijsheid op de straat zegt: "Het lieve geld kan alles; geld is de zenuw, geld is de ziel, geld is de meester" ten duidelijken bewijze van het helse toveren der Mammons-majesteit zegt zelfs het spreekwoord: "Geld sluit de hel open; " maar Schrift en ervaring wijzen het geheel anders aan. Niet eens de edeler goederen des levens zijn voor, geld te koop, gezondheid, talent, ware vriendschap, liefde, tevredenheid, laat staan, dat de arme ziel van het kwaad geweten, van de slavernij en de straf der zonde, van de vrees voor dood en gericht zou los te kopen zijn (Matthew 16:26). In Christus daarentegen is het waar, dat de ene broeder den anderen verlossen kan, maar welk een losgeld, dat God daartoe mens moest worden en deze Godmens Zijn bloed vergieten moest! (1 Peter 1:18)..

Christus deed voor ons, wat al de rijkdommen der wereld niet konden doen, daarom zij Hij ons dierbaarder, dan enige aardse goederen. Christus deed voor ons, wat een broeder, een vriend niet voor ons kon doen, die daarom vader of broeder meer bemint dan Hem, is Zijns niet waardig..

Vers 11

11. Want hij ziet, (liever: zien zal hij ze) dat de wijzen sterven, dat te zamen met den wijze een dwaas en een onvernuftige omkomen 1), en hun goed anderen nalaten.

1) Misschien is het niet zonder doel, dat hier van de wijzen gezegd wordt: "zij sterven," van de dwazen en redelozen, wier enige voortreffelijkheid bestaat in hun rijkdom en vermogen, dat zij "omkomen, vergaan, verloren gaan.".

Vers 11

11. Want hij ziet, (liever: zien zal hij ze) dat de wijzen sterven, dat te zamen met den wijze een dwaas en een onvernuftige omkomen 1), en hun goed anderen nalaten.

1) Misschien is het niet zonder doel, dat hier van de wijzen gezegd wordt: "zij sterven," van de dwazen en redelozen, wier enige voortreffelijkheid bestaat in hun rijkdom en vermogen, dat zij "omkomen, vergaan, verloren gaan.".

Vers 12

12. Hun binnenste gedachte, het doel waarop al hun denken en verlangen gericht is, (Psalms 5:10) is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen 1) (liever: al noemden zij ook de landen naar hun namen, gelijk Moab, Edom, Ammon, Kanan enz.).

1) In plaats dat hun begeerte er op gericht is, dat hun namen geschreven zijn in het Boek des levens, spannen zij al hun gedachten in, is het doel van hun streven, om zich voor deze wereld beroemd te maken, om eer en naam en roem in dit leven te zoeken. Maar ziet, de gedaante der wereld gaat voorbij, en al wat in en voor deze wereld gezocht wordt, houdt geen stand. In het volgende vers wijst de dichter er op, dat ook de aanzienlijken, ook de meest machtigen vergaan en eenmaal komen te sterven. -

Vers 12

12. Hun binnenste gedachte, het doel waarop al hun denken en verlangen gericht is, (Psalms 5:10) is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen 1) (liever: al noemden zij ook de landen naar hun namen, gelijk Moab, Edom, Ammon, Kanan enz.).

1) In plaats dat hun begeerte er op gericht is, dat hun namen geschreven zijn in het Boek des levens, spannen zij al hun gedachten in, is het doel van hun streven, om zich voor deze wereld beroemd te maken, om eer en naam en roem in dit leven te zoeken. Maar ziet, de gedaante der wereld gaat voorbij, en al wat in en voor deze wereld gezocht wordt, houdt geen stand. In het volgende vers wijst de dichter er op, dat ook de aanzienlijken, ook de meest machtigen vergaan en eenmaal komen te sterven. -

Vers 13

13. De mens nochtans, die in waarde is, die rijkdom en ere heeft, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan1); zij zijn als het vee, dat vrolijk speelt en huppelt, dat aan geen dood denkt en straks ter slachting wordt geleid.

1) De bedoeling van den Profeet is doorzichtig genoeg, dat de ijdele mensen te vergeefs zich vleien met het wisselvallig leven, dewijl welvaren en ondergang hen treft, die hen met de stomme beesten verenigt. Wat de laatste uitdrukking betreft, de Profeet verklaart zich zelf, waarom hij de aardse stervelingen met de beesten vergelijkt, dewijl zij op dezelfde wijze sterven of vergaan..

Vers 13

13. De mens nochtans, die in waarde is, die rijkdom en ere heeft, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan1); zij zijn als het vee, dat vrolijk speelt en huppelt, dat aan geen dood denkt en straks ter slachting wordt geleid.

1) De bedoeling van den Profeet is doorzichtig genoeg, dat de ijdele mensen te vergeefs zich vleien met het wisselvallig leven, dewijl welvaren en ondergang hen treft, die hen met de stomme beesten verenigt. Wat de laatste uitdrukking betreft, de Profeet verklaart zich zelf, waarom hij de aardse stervelingen met de beesten vergelijkt, dewijl zij op dezelfde wijze sterven of vergaan..

Vers 14

14. Deze hun weg, van welke in Psalms 49:12 sprake was, is, gelijk uit het in Psalms 49:13 beschrevene lot blijkt, ene dwaasheid (Luke 12:20),van hen, nochtans hebben hun nakomelingen, die na hen een dergelijk leven leiden, een welbehagen in hun woorden, zij spreken op dezelfde wijze en volgen hun grondstellingen. Sela. Pauze wat het gezang aangaat, daarentegen muziek met treurig schelle tonen.

Vers 14

14. Deze hun weg, van welke in Psalms 49:12 sprake was, is, gelijk uit het in Psalms 49:13 beschrevene lot blijkt, ene dwaasheid (Luke 12:20),van hen, nochtans hebben hun nakomelingen, die na hen een dergelijk leven leiden, een welbehagen in hun woorden, zij spreken op dezelfde wijze en volgen hun grondstellingen. Sela. Pauze wat het gezang aangaat, daarentegen muziek met treurig schelle tonen.

Vers 15

15. Men zet hen, nadat het hier met hen afgelopen is, als schapen, die men in ene engere ruimte saamgeperst heeft, in het graf, het dodenrijk, de hel; de dood zal hen afweiden 1), en niet de goede herder, wiens weide het land der levenden is (Psalms 23:1); en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond 2), wanneer de nacht der hun toegedachte droefheid verdwenen en de morgen van den dag der verlossing aangebroken is; de oprechten zullen den voet zetten op den nek van hen, die zich inbeeldden de meesters der wereld te zijn; en het graf zal bij die overmoedige rijken hun gedaante verslijten, elk uit zijne woning; in de hel is hun ene eeuwige ellende, ene onafgebrokene onrust bereid (Luke 16:19).

1) Aan het einde van den vorigen Psalm had de Psalmist gezegd, dat God onze God eeuwiglijk en altoos zou zijn en ons geleiden zou, onze herder zijn zou tot den dood toe. Hier neemt hij hetzelfde beeld en stelt tegenover hun lot dat van de boze en wereldse mensen, die op hun aardsen rijkdom en op hun macht vertrouwen. Zij willen niet in veiligheid over den dood geleid worden onder de herderlijke zorg van God. Neen, de dood zelf zal hun herder zijn en het graf hun schaapskooi. Zo zegt Augustinus: de dood is de herder der ongelovigen; het leven (Christus) de herder der gelovigen. "In inferno sunt oves, quibus pastor Mors est; in caelo sunt over, quibus pastor Vita est. De zin is deze, dat, waar zij zich onder de mensen de opperheerschappij hadden toegezegd, zij eindelijk zullen komen onder het juk van den dood, opdat zij, maar te laat, zullen leren, dat zij zich om niets hadden beroerd. Want neergeworpen te liggen onder de tirannie van den dood, is ellendige slavernij en schandelijker, dan onderworpen te zijn onder welke heerschappij van den mens ook..

De dood is hier persoonlijk voorgesteld als de koning der verschrikking. Als zulk een koning zwaait hij zijn ruwen herdersstaf over de goddelozen zonder einde. Wel degelijk wordt hier dus de dood niet voorgesteld als een lot, maar als een toestand, die voortduurt en wordt hier de eeuwigheid der straf geleerd over den goddeloze.

2) Wij hebben hier dezelfde gedachte uitgesproken, die de Apostel uitspreekt 1 Corinthians 2:2, als hij zegt, dat de heiligen de wereld zullen oordelen, en hebben dus hier een voorspelling van de opstanding der rechtvaardigen ten jongste dage, een profetie van de volle vervulling van Genesis 3:15, de overwinning van het vrouwenzaad op het slangenzaad. De morgenstond kan hier niet anders zijn, dan de morgenstond van den nieuwen dag, als de rechtvaardigen zullen blinken als de zon.

Vers 15

15. Men zet hen, nadat het hier met hen afgelopen is, als schapen, die men in ene engere ruimte saamgeperst heeft, in het graf, het dodenrijk, de hel; de dood zal hen afweiden 1), en niet de goede herder, wiens weide het land der levenden is (Psalms 23:1); en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond 2), wanneer de nacht der hun toegedachte droefheid verdwenen en de morgen van den dag der verlossing aangebroken is; de oprechten zullen den voet zetten op den nek van hen, die zich inbeeldden de meesters der wereld te zijn; en het graf zal bij die overmoedige rijken hun gedaante verslijten, elk uit zijne woning; in de hel is hun ene eeuwige ellende, ene onafgebrokene onrust bereid (Luke 16:19).

1) Aan het einde van den vorigen Psalm had de Psalmist gezegd, dat God onze God eeuwiglijk en altoos zou zijn en ons geleiden zou, onze herder zijn zou tot den dood toe. Hier neemt hij hetzelfde beeld en stelt tegenover hun lot dat van de boze en wereldse mensen, die op hun aardsen rijkdom en op hun macht vertrouwen. Zij willen niet in veiligheid over den dood geleid worden onder de herderlijke zorg van God. Neen, de dood zelf zal hun herder zijn en het graf hun schaapskooi. Zo zegt Augustinus: de dood is de herder der ongelovigen; het leven (Christus) de herder der gelovigen. "In inferno sunt oves, quibus pastor Mors est; in caelo sunt over, quibus pastor Vita est. De zin is deze, dat, waar zij zich onder de mensen de opperheerschappij hadden toegezegd, zij eindelijk zullen komen onder het juk van den dood, opdat zij, maar te laat, zullen leren, dat zij zich om niets hadden beroerd. Want neergeworpen te liggen onder de tirannie van den dood, is ellendige slavernij en schandelijker, dan onderworpen te zijn onder welke heerschappij van den mens ook..

De dood is hier persoonlijk voorgesteld als de koning der verschrikking. Als zulk een koning zwaait hij zijn ruwen herdersstaf over de goddelozen zonder einde. Wel degelijk wordt hier dus de dood niet voorgesteld als een lot, maar als een toestand, die voortduurt en wordt hier de eeuwigheid der straf geleerd over den goddeloze.

2) Wij hebben hier dezelfde gedachte uitgesproken, die de Apostel uitspreekt 1 Corinthians 2:2, als hij zegt, dat de heiligen de wereld zullen oordelen, en hebben dus hier een voorspelling van de opstanding der rechtvaardigen ten jongste dage, een profetie van de volle vervulling van Genesis 3:15, de overwinning van het vrouwenzaad op het slangenzaad. De morgenstond kan hier niet anders zijn, dan de morgenstond van den nieuwen dag, als de rechtvaardigen zullen blinken als de zon.

Vers 16

16. Maar God zal mijne ziel, de ziel van den in deze wereld onderdrukte, van het geweld des grafs verlossen, waaraan zij voor een tijd moet overgegeven worden 1) (Psalms 89:49. Hosea 13:14), want Hij zal mij opnemen (Psalms 73:24) Sela; terwijl het gezang zwijgt valt de muziek met vrolijken toon in, om het uitgesproken vertrouwen te bevestigen.

1) Het graf heeft over het lichaam macht volgens het vonnis van God: Genesis 3:19; maar het heeft zulk ene macht over de ziel niet; het heeft macht om het lichaam te verteren, maar de ziel beweegt zich dan en handelt en verkeert vrijer dan ooit (Openbaring :9-10); zij is onstoffelijk en onsterfelijk. Het is een grote troost voor stervende gelovigen, dat zij van den tweeden dood niet zullen beschadigd worden (Openbaring :11), daarom heeft de eerste geen prikkel en het graf gene overwinning..

17.

III. Psalms 49:17-Psalms 49:21. Wat in `t eerste gedeelte van den Psalm is uitgewerkt, waarom zij, die den Heere vrezen, voor den trots van de kinderen der wereld niet behoeven te vrezen, zo volgt nu aan het slot de verklaring, dat zij hem ook geenszins te benijden en gelukkig te prijzen hebben, hoe groot ook hun heerlijkheid zij. Ook hier richt zich de vingerwijzing der bewijsvoering op het Facit, op het einde der goddelozen..

Vers 16

16. Maar God zal mijne ziel, de ziel van den in deze wereld onderdrukte, van het geweld des grafs verlossen, waaraan zij voor een tijd moet overgegeven worden 1) (Psalms 89:49. Hosea 13:14), want Hij zal mij opnemen (Psalms 73:24) Sela; terwijl het gezang zwijgt valt de muziek met vrolijken toon in, om het uitgesproken vertrouwen te bevestigen.

1) Het graf heeft over het lichaam macht volgens het vonnis van God: Genesis 3:19; maar het heeft zulk ene macht over de ziel niet; het heeft macht om het lichaam te verteren, maar de ziel beweegt zich dan en handelt en verkeert vrijer dan ooit (Openbaring :9-10); zij is onstoffelijk en onsterfelijk. Het is een grote troost voor stervende gelovigen, dat zij van den tweeden dood niet zullen beschadigd worden (Openbaring :11), daarom heeft de eerste geen prikkel en het graf gene overwinning..

17.

III. Psalms 49:17-Psalms 49:21. Wat in `t eerste gedeelte van den Psalm is uitgewerkt, waarom zij, die den Heere vrezen, voor den trots van de kinderen der wereld niet behoeven te vrezen, zo volgt nu aan het slot de verklaring, dat zij hem ook geenszins te benijden en gelukkig te prijzen hebben, hoe groot ook hun heerlijkheid zij. Ook hier richt zich de vingerwijzing der bewijsvoering op het Facit, op het einde der goddelozen..

Vers 17

17. Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt, en het u te minder voorspoedig gaat.

Vers 17

17. Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt, en het u te minder voorspoedig gaat.

Vers 18

18. Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijne eer zal hem niet nadalen in het graf, dat zij ook hierna zijn doel zouden zijn (Job 27:19. Ecclesiastes 5:13). 19. Hoewel hij zijne ziel in zijn leven zegent, hij zich in dit korte leven gelukkig waant, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; houd er niet van, dat men hier genoeg heeft en praalt, aan dat alles komt op eens een einde.

Het algemeen der mensen eert den voorspoed, hoe die ook verkregen zij. De kleur van het winnende paard komt er niet op aan, het is de winner, en dat is genoeg. "Zorg voor nummer een," dat is het spreekwoord van de wijsbegeerte der wereld, en die daarop goed acht geeft, is een "knappe kerel, een man van zaken, een slimme vent, een man met een goed verstand, een die zijn hoofd op de rechte plaats heeft." Win geld en gij zult zijn achtingswaardig, "een degelijk mens," en uw huis zal zijn "ene uitstekende firma in de stad," of "een van onze aanzienlijkste families." Goed te doen, wint een naam in den hemel, maar zich zelven goed te doen, is ene verstandige zaak onder de mensen van de wereld. Ach, geen zweem van wereldse eer kan den stervenden-millionair volgen; men zegt hij is gestorven, bezittende zoveel geld, maar wat helpt dat bij de akelige koude doodslucht? De rijke bankier verrot even zo goed als de schoenpoetser, en de edelman vergaat zowel als de arme. Ach! arme rijkdom, gij zijt maar een regenboog in schijn gekleurd, het schijnsel, dat den morgendauw verguldt, maar er gene vastheid aan geeft..

Vers 18

18. Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijne eer zal hem niet nadalen in het graf, dat zij ook hierna zijn doel zouden zijn (Job 27:19. Ecclesiastes 5:13). 19. Hoewel hij zijne ziel in zijn leven zegent, hij zich in dit korte leven gelukkig waant, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; houd er niet van, dat men hier genoeg heeft en praalt, aan dat alles komt op eens een einde.

Het algemeen der mensen eert den voorspoed, hoe die ook verkregen zij. De kleur van het winnende paard komt er niet op aan, het is de winner, en dat is genoeg. "Zorg voor nummer een," dat is het spreekwoord van de wijsbegeerte der wereld, en die daarop goed acht geeft, is een "knappe kerel, een man van zaken, een slimme vent, een man met een goed verstand, een die zijn hoofd op de rechte plaats heeft." Win geld en gij zult zijn achtingswaardig, "een degelijk mens," en uw huis zal zijn "ene uitstekende firma in de stad," of "een van onze aanzienlijkste families." Goed te doen, wint een naam in den hemel, maar zich zelven goed te doen, is ene verstandige zaak onder de mensen van de wereld. Ach, geen zweem van wereldse eer kan den stervenden-millionair volgen; men zegt hij is gestorven, bezittende zoveel geld, maar wat helpt dat bij de akelige koude doodslucht? De rijke bankier verrot even zo goed als de schoenpoetser, en de edelman vergaat zowel als de arme. Ach! arme rijkdom, gij zijt maar een regenboog in schijn gekleurd, het schijnsel, dat den morgendauw verguldt, maar er gene vastheid aan geeft..

Vers 19

19. Hoewel hij zijne ziel in zijn leven zegent, hij zich in dit korte leven gelukkig waant, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; houd er niet van, dat men hier genoeg heeft en praalt, aan dat alles komt op eens een einde.

Het algemeen der mensen eert den voorspoed, hoe die ook verkregen zij. De kleur van het winnende paard komt er niet op aan, het is de winner, en dat is genoeg. "Zorg voor nummer een," dat is het spreekwoord van de wijsbegeerte der wereld, en die daarop goed acht geeft, is een "knappe kerel, een man van zaken, een slimme vent, een man met een goed verstand, een die zijn hoofd op de rechte plaats heeft." Win geld en gij zult zijn achtingswaardig, "een degelijk mens," en uw huis zal zijn "ene uitstekende firma in de stad," of "een van onze aanzienlijkste families." Goed te doen, wint een naam in den hemel, maar zich zelven goed te doen, is ene verstandige zaak onder de mensen van de wereld. Ach, geen zweem van wereldse eer kan den stervenden-millionair volgen; men zegt hij is gestorven, bezittende zoveel geld, maar wat helpt dat bij de akelige koude doodslucht? De rijke bankier verrot even zo goed als de schoenpoetser, en de edelman vergaat zowel als de arme. Ach! arme rijkdom, gij zijt maar een regenboog in schijn gekleurd, het schijnsel, dat den morgendauw verguldt, maar er gene vastheid aan geeft..

19. Hoewel hij zijne ziel in zijn leven zegent, hij zich in dit korte leven gelukkig waant, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; houd er niet van, dat men hier genoeg heeft en praalt, aan dat alles komt op eens een einde.

Het algemeen der mensen eert den voorspoed, hoe die ook verkregen zij. De kleur van het winnende paard komt er niet op aan, het is de winner, en dat is genoeg. "Zorg voor nummer een," dat is het spreekwoord van de wijsbegeerte der wereld, en die daarop goed acht geeft, is een "knappe kerel, een man van zaken, een slimme vent, een man met een goed verstand, een die zijn hoofd op de rechte plaats heeft." Win geld en gij zult zijn achtingswaardig, "een degelijk mens," en uw huis zal zijn "ene uitstekende firma in de stad," of "een van onze aanzienlijkste families." Goed te doen, wint een naam in den hemel, maar zich zelven goed te doen, is ene verstandige zaak onder de mensen van de wereld. Ach, geen zweem van wereldse eer kan den stervenden-millionair volgen; men zegt hij is gestorven, bezittende zoveel geld, maar wat helpt dat bij de akelige koude doodslucht? De rijke bankier verrot even zo goed als de schoenpoetser, en de edelman vergaat zowel als de arme. Ach! arme rijkdom, gij zijt maar een regenboog in schijn gekleurd, het schijnsel, dat den morgendauw verguldt, maar er gene vastheid aan geeft..

Vers 19

19. Hoewel hij zijne ziel in zijn leven zegent, hij zich in dit korte leven gelukkig waant, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; houd er niet van, dat men hier genoeg heeft en praalt, aan dat alles komt op eens een einde.

Het algemeen der mensen eert den voorspoed, hoe die ook verkregen zij. De kleur van het winnende paard komt er niet op aan, het is de winner, en dat is genoeg. "Zorg voor nummer een," dat is het spreekwoord van de wijsbegeerte der wereld, en die daarop goed acht geeft, is een "knappe kerel, een man van zaken, een slimme vent, een man met een goed verstand, een die zijn hoofd op de rechte plaats heeft." Win geld en gij zult zijn achtingswaardig, "een degelijk mens," en uw huis zal zijn "ene uitstekende firma in de stad," of "een van onze aanzienlijkste families." Goed te doen, wint een naam in den hemel, maar zich zelven goed te doen, is ene verstandige zaak onder de mensen van de wereld. Ach, geen zweem van wereldse eer kan den stervenden-millionair volgen; men zegt hij is gestorven, bezittende zoveel geld, maar wat helpt dat bij de akelige koude doodslucht? De rijke bankier verrot even zo goed als de schoenpoetser, en de edelman vergaat zowel als de arme. Ach! arme rijkdom, gij zijt maar een regenboog in schijn gekleurd, het schijnsel, dat den morgendauw verguldt, maar er gene vastheid aan geeft..

19. Hoewel hij zijne ziel in zijn leven zegent, hij zich in dit korte leven gelukkig waant, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; houd er niet van, dat men hier genoeg heeft en praalt, aan dat alles komt op eens een einde.

Het algemeen der mensen eert den voorspoed, hoe die ook verkregen zij. De kleur van het winnende paard komt er niet op aan, het is de winner, en dat is genoeg. "Zorg voor nummer een," dat is het spreekwoord van de wijsbegeerte der wereld, en die daarop goed acht geeft, is een "knappe kerel, een man van zaken, een slimme vent, een man met een goed verstand, een die zijn hoofd op de rechte plaats heeft." Win geld en gij zult zijn achtingswaardig, "een degelijk mens," en uw huis zal zijn "ene uitstekende firma in de stad," of "een van onze aanzienlijkste families." Goed te doen, wint een naam in den hemel, maar zich zelven goed te doen, is ene verstandige zaak onder de mensen van de wereld. Ach, geen zweem van wereldse eer kan den stervenden-millionair volgen; men zegt hij is gestorven, bezittende zoveel geld, maar wat helpt dat bij de akelige koude doodslucht? De rijke bankier verrot even zo goed als de schoenpoetser, en de edelman vergaat zowel als de arme. Ach! arme rijkdom, gij zijt maar een regenboog in schijn gekleurd, het schijnsel, dat den morgendauw verguldt, maar er gene vastheid aan geeft..

Vers 20

20. Zo zal zij, de ziel des rijken, die zijn goed in dit leven heeft, toch komen tot het geslacht harer vaderen, zij wordt aan die der gestorvene vaderen gelijk; tot in eeuwigheid zullen zij het licht van dat leven, dat niet slechts een schaduw-leven, maar waarachtig eeuwig, zalig leven is, niet zien.

20. Zo zal zij, de ziel des rijken, die zijn goed in dit leven heeft, toch komen tot het geslacht harer vaderen, zij wordt aan die der gestorvene vaderen gelijk; tot in eeuwigheid zullen zij het licht van dat leven, dat niet slechts een schaduw-leven, maar waarachtig eeuwig, zalig leven is, niet zien.

Vers 20

20. Zo zal zij, de ziel des rijken, die zijn goed in dit leven heeft, toch komen tot het geslacht harer vaderen, zij wordt aan die der gestorvene vaderen gelijk; tot in eeuwigheid zullen zij het licht van dat leven, dat niet slechts een schaduw-leven, maar waarachtig eeuwig, zalig leven is, niet zien.

20. Zo zal zij, de ziel des rijken, die zijn goed in dit leven heeft, toch komen tot het geslacht harer vaderen, zij wordt aan die der gestorvene vaderen gelijk; tot in eeuwigheid zullen zij het licht van dat leven, dat niet slechts een schaduw-leven, maar waarachtig eeuwig, zalig leven is, niet zien.

Vers 21

21. In het kort, de mens, die in waarde is, die de goederen dezer wereld in rijke mate bezit, en geen verstand heeft, om te onderscheiden tussen het vergankelijke en onvergankelijke, tussen tijd en eeuwigheid, en zijn leven dien overeenkomstig te richten, hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan, die geen deel hebben aan het eeuwige leven (Ecclesiastes 3:19. 2 Peter 2:12).

O, hoeveel is er aan gelegen, in de vreze des Heren den grond tot ware wijsheid bij zich te leggen, en zich door deze wijsheid in het geheim van het kruis te laten inleiden, opdat men lere, deze wereld te verachten, die toch niets dan bedriegerij heeft.

De slotsom is, dat het iemand niets kan baten, zo hij de gehele wereld wint, zo hij bezitter wordt van al haren rijkdom en al hare macht, indien hij daarna zijne ziel verliest en verstoten is van die heilige en hemelse wijsheid, die den mens van de beesten onderscheidt en hen in leven en in dood daarboven plaatst..

Zou er een redelijk wezen zijn, dat het lot van den rijken zondaar boven dat van den armen Lazarus zou stellen, in leven en in dood en in de eeuwigheid? En is die dwaasheid, die erger dan die der dieren is, algemeen aan het menselijk geslacht, indien het aan zich zelven overgelaten is? Zeker! welk ene behoefte hebben wij dan aan openbaring en aan de lering des Heiligen Geestes, wanneer wij met alle grootspraak en vermeende kracht gereed zijn tot zulk ene dwaasheid in het meest gewichtige, dat ons aangaat. Heren! verlos ons van de wereld en leer ons onze genegenheden te stellen op de dingen daarboven..

Het is geen wonder, dat een mens, die als de beesten leeft, gelijk de beesten sterft. Neemt een man, die geleefd heeft als de dwaas in het Evangelie, en zegt mij, wat had die man voor zijne onsterfelijke ziel meer gedaan dan een dier doet voor zijne ziel, die te niet gaat. P

Vers 21

21. In het kort, de mens, die in waarde is, die de goederen dezer wereld in rijke mate bezit, en geen verstand heeft, om te onderscheiden tussen het vergankelijke en onvergankelijke, tussen tijd en eeuwigheid, en zijn leven dien overeenkomstig te richten, hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan, die geen deel hebben aan het eeuwige leven (Ecclesiastes 3:19. 2 Peter 2:12).

O, hoeveel is er aan gelegen, in de vreze des Heren den grond tot ware wijsheid bij zich te leggen, en zich door deze wijsheid in het geheim van het kruis te laten inleiden, opdat men lere, deze wereld te verachten, die toch niets dan bedriegerij heeft.

De slotsom is, dat het iemand niets kan baten, zo hij de gehele wereld wint, zo hij bezitter wordt van al haren rijkdom en al hare macht, indien hij daarna zijne ziel verliest en verstoten is van die heilige en hemelse wijsheid, die den mens van de beesten onderscheidt en hen in leven en in dood daarboven plaatst..

Zou er een redelijk wezen zijn, dat het lot van den rijken zondaar boven dat van den armen Lazarus zou stellen, in leven en in dood en in de eeuwigheid? En is die dwaasheid, die erger dan die der dieren is, algemeen aan het menselijk geslacht, indien het aan zich zelven overgelaten is? Zeker! welk ene behoefte hebben wij dan aan openbaring en aan de lering des Heiligen Geestes, wanneer wij met alle grootspraak en vermeende kracht gereed zijn tot zulk ene dwaasheid in het meest gewichtige, dat ons aangaat. Heren! verlos ons van de wereld en leer ons onze genegenheden te stellen op de dingen daarboven..

Het is geen wonder, dat een mens, die als de beesten leeft, gelijk de beesten sterft. Neemt een man, die geleefd heeft als de dwaas in het Evangelie, en zegt mij, wat had die man voor zijne onsterfelijke ziel meer gedaan dan een dier doet voor zijne ziel, die te niet gaat. P

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 49". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-49.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile