Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 34". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-34.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 34". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 34Exodus 34:1.
NIEUWE TAFELEN VAN DE WET. VERBOND VAN GOD. MOZES' GLINSTEREND GEZICHT.
I. Exodus 34:1-Exodus 34:28. Overeenkomstig het bevel van de Heere bouwt Mozes twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, die hij verbroken had, en begeeft zich met deze volgende morgen op de berg. Hier gaat hem de heerlijkheid van de Heere voorbij, terwijl de hand van de Heere zijn ogen bedekt. De naam des Heeren wordt hem in Zijn volheid, in een prediking van de Heere, geopenbaard; tevens wordt het Verbond met Israël werkelijk hersteld, daar de Heere de voornaamste van Zijn verbondsbeloften en verbondseisen herhaalt, en de door Mozes meegebrachte stenen tafelen met de tien woorden beschrijft.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 34Exodus 34:1.
NIEUWE TAFELEN VAN DE WET. VERBOND VAN GOD. MOZES' GLINSTEREND GEZICHT.
I. Exodus 34:1-Exodus 34:28. Overeenkomstig het bevel van de Heere bouwt Mozes twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, die hij verbroken had, en begeeft zich met deze volgende morgen op de berg. Hier gaat hem de heerlijkheid van de Heere voorbij, terwijl de hand van de Heere zijn ogen bedekt. De naam des Heeren wordt hem in Zijn volheid, in een prediking van de Heere, geopenbaard; tevens wordt het Verbond met Israël werkelijk hersteld, daar de Heere de voornaamste van Zijn verbondsbeloften en verbondseisen herhaalt, en de door Mozes meegebrachte stenen tafelen met de tien woorden beschrijft.
Vers 1
1. Toen a) zei de HEERE tot Mozes, na deze belofte van gedeeltelijke verhoring van Mozes' bede, op het herstellen van het verbond met Israël terugkomende: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, die Ik zelf gemaakt had (Exodus 32:16), zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden (hfst.20:2-17); die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt. 1)a) Deuteronomy 10:1
1) Het was zonder twijfel tot een straf voor Israël, tot een blijvende herinnering aan zijn schuld, dat God nu bij het herstellen van het verbond, het materiëel voor de tafelen van de wet niet zelf levert; en opnieuw, dat Hij het door Mozes zelf laat gereed maken, is een blijvende herinnering aan Mozes' verdienste voor Israël, daar hij door aanhoudende voorbede en verdere werkzaamheid het herstel mogelijk gemaakt had. Bovendien vindt Lhe (in zijn verklaring van Luthers catechismus) in die eerste tafelen een betrekking op het menselijk hart, gelijk het door God geschapen is, en in deze tweede tafelen op de mens, gelijk hij zich door zijn val gemaakt heeft; gelijk in het eerste zo wil ook de Heere in het tweede, wanneer het tot Hem gebracht wordt, Zijn wet schrijven..
Vers 1
1. Toen a) zei de HEERE tot Mozes, na deze belofte van gedeeltelijke verhoring van Mozes' bede, op het herstellen van het verbond met Israël terugkomende: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, die Ik zelf gemaakt had (Exodus 32:16), zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden (hfst.20:2-17); die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt. 1)a) Deuteronomy 10:1
1) Het was zonder twijfel tot een straf voor Israël, tot een blijvende herinnering aan zijn schuld, dat God nu bij het herstellen van het verbond, het materiëel voor de tafelen van de wet niet zelf levert; en opnieuw, dat Hij het door Mozes zelf laat gereed maken, is een blijvende herinnering aan Mozes' verdienste voor Israël, daar hij door aanhoudende voorbede en verdere werkzaamheid het herstel mogelijk gemaakt had. Bovendien vindt Lhe (in zijn verklaring van Luthers catechismus) in die eerste tafelen een betrekking op het menselijk hart, gelijk het door God geschapen is, en in deze tweede tafelen op de mens, gelijk hij zich door zijn val gemaakt heeft; gelijk in het eerste zo wil ook de Heere in het tweede, wanneer het tot Hem gebracht wordt, Zijn wet schrijven..
Vers 2
2. En wees bereid tegen de morgenstond, dat gij in de morgenstond op de berg Sinai komt, en stel u aldaar voor Mij, op de top van de berg.2. En wees bereid tegen de morgenstond, dat gij in de morgenstond op de berg Sinai komt, en stel u aldaar voor Mij, op de top van de berg.
Vers 2
2. En wees bereid tegen de morgenstond, dat gij in de morgenstond op de berg Sinai komt, en stel u aldaar voor Mij, op de top van de berg.2. En wees bereid tegen de morgenstond, dat gij in de morgenstond op de berg Sinai komt, en stel u aldaar voor Mij, op de top van de berg.
Vers 3
3. a) En niemand, noch Jozua, noch Aron of Nadab, of Abihu, of de zeventig oudsten (Exodus 24:1; Exodus 24:13), zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien wordt op de gehele berg; b) ook het kleine vee, noch runderen zullen tegenover deze berg niet weiden.a) Exodus 19:12 b) Exodus 19:13
Dat Mozes geheel alleen, ook zonder Aron, op de berg moest klimmen, toonde Israël, dat hij de Middelaar was, en tevens, dat, ja, wel de zonde van afgoderij was verzoend, maar dat toch de afval van God een zwaar litteken had achtergelaten. Niet met het volk, als zodanig, maar met het volk, door middel van Mozes, zou God het Verbond vernieuwen. Dat Mozes nu alleen opklimt, en het volk zelf dat opklimmen niet mag zien, is om hun geloof te beproeven. Vroeger hadden zij gezegd, dat zij niet wisten, wat van die man Mozes geworden was, nu zouden zij het evenmin zien, waarheen hij ging, opdat zij in het wachten op de Heere zouden geoefend worden.
Vers 3
3. a) En niemand, noch Jozua, noch Aron of Nadab, of Abihu, of de zeventig oudsten (Exodus 24:1; Exodus 24:13), zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien wordt op de gehele berg; b) ook het kleine vee, noch runderen zullen tegenover deze berg niet weiden.a) Exodus 19:12 b) Exodus 19:13
Dat Mozes geheel alleen, ook zonder Aron, op de berg moest klimmen, toonde Israël, dat hij de Middelaar was, en tevens, dat, ja, wel de zonde van afgoderij was verzoend, maar dat toch de afval van God een zwaar litteken had achtergelaten. Niet met het volk, als zodanig, maar met het volk, door middel van Mozes, zou God het Verbond vernieuwen. Dat Mozes nu alleen opklimt, en het volk zelf dat opklimmen niet mag zien, is om hun geloof te beproeven. Vroeger hadden zij gezegd, dat zij niet wisten, wat van die man Mozes geworden was, nu zouden zij het evenmin zien, waarheen hij ging, opdat zij in het wachten op de Heere zouden geoefend worden.
Vers 4
4. Toen hieuw hij (Mozes), na de tent der samenkomst verlaten te hebben (Exodus 33:12) en in het leger teruggekeerd te zijn, twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond `s morgens vroeg op, en klom, geheelalleen, op de berg Sinaï, zoals de HEERE hem geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand.Vers 4
4. Toen hieuw hij (Mozes), na de tent der samenkomst verlaten te hebben (Exodus 33:12) en in het leger teruggekeerd te zijn, twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond `s morgens vroeg op, en klom, geheelalleen, op de berg Sinaï, zoals de HEERE hem geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand.Vers 5
5. De HEERE nu kwam, terwijl Mozes op de hem aangewezen rots (Exodus 33:21) stond, naar beneden in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; in zijnonmiddellijke nabijheid, terwijl een onzichtbare hand hem de ogen bedekte, zoals dikwijls een wolk de zon verbergt, zodat wij haar kunnen zien, zonder dat wij verblinden, en Hij riep uit de Naam des HEEREN; de hem voorbijtrekkende verschijning predikte de naam van Hem, die voorbijging (Exodus 34:6).Vers 5
5. De HEERE nu kwam, terwijl Mozes op de hem aangewezen rots (Exodus 33:21) stond, naar beneden in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; in zijnonmiddellijke nabijheid, terwijl een onzichtbare hand hem de ogen bedekte, zoals dikwijls een wolk de zon verbergt, zodat wij haar kunnen zien, zonder dat wij verblinden, en Hij riep uit de Naam des HEEREN; de hem voorbijtrekkende verschijning predikte de naam van Hem, die voorbijging (Exodus 34:6).Vers 6
6. Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij, de Heere (Numbers 14:17 vv.), voor Mozes de reeds bij zijn roeping medegedeelde naam: Ik zal zijn, die Ik zijn zal (Exodus 3:14) in zijn diepste, meest omvattende betekenis openbarende: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid!Vers 6
6. Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij, de Heere (Numbers 14:17 vv.), voor Mozes de reeds bij zijn roeping medegedeelde naam: Ik zal zijn, die Ik zijn zal (Exodus 3:14) in zijn diepste, meest omvattende betekenis openbarende: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid!Vers 7
7. a) Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft, Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, b) bezoekende de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.a) Exodus 20:6 Numbers 14:18 Deuteronomy 5:10 Psalms 86:15; Psalms 103:8; Psalms 145:8.
b) Isaiah 32:18
Vers 7
7. a) Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft, Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, b) bezoekende de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.a) Exodus 20:6 Numbers 14:18 Deuteronomy 5:10 Psalms 86:15; Psalms 103:8; Psalms 145:8.
b) Isaiah 32:18
Vers 8
8. Mozes nu haastte zich, als de hand van zijn ogen was teruggetrokken en hij nu de verschijning van achteren mocht zien, en hij neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich, 1) de wegtrekkende Heere aanbiddende.1) Nog is de zon niet uit haar rustplaats ontwaakt, als Mozes zich reeds aangordt, om de Heere, zijn God te ontmoetten. Welk een geheel ander opklimmen dan aan de morgen van de wetgeving! Thans geen donders, geen geluid van bazuinen, geen geleide van Jozua zelfs, all n stijgt hij op, terwijl de hoorbare stilte door niets anders dan door het geluid van zijn eigen schreden en het hoorbaar kloppen van zijn hart wordt afgebroken. Endelijk, daar komt hij dankend aan op de berg, die hij voor weinige weken biddend en zuchtend verliet; daar is de rotskloof bereikt; daar scheidt niets hem meer van de Heere, zijn God dan het stofkleed van het lichaam alleen. De aarde zonk beneden hem weg, de hemel zal zich voor zijn oog ontsluiten, hij zal de heerlijkheid van de Heere zien! En nu, terwijl hij huiverend van heilige eerbied daar staat en wacht en aanbidt, ziet hij van verre de wolk van de getuigenis naderen, en een ogenblik in zijn leven breekt aan, bij de beschrijving waarvan aan iedereen, behalve Mozes zelf, de pen uit de hand valt. Opeens voelt hij een onzichtbare hand op zijn schemerende ogen gelegd, en liefelijk als het ruisen van Engelenharpen hoort hij in het suizen van een zachte stilte de stem: "Heere, Heere, God, barmhartig, genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid; die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, die de ongerechtigheid en zonde vergeeft, die de schuldige geenzins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen en kindskinderen tot in het derde en vierde lid!" En waar nu die hemelstem zwijgt, daar wordt, na het biddend horen, hem een ogenblik vergund van aanschouwen, en een stroom van licht die hem tegenvloeit uit de langzaam voorbijgaande wolk.... Maar nee, aan geen beschrijving gedacht, waar Mozes nauwelijks een enkele blik heeft gewaagd! Met gebogen hoofd werpt hij zich op het gloeiend aangezicht neer, en Horeb wordt voor de vertrouweling van God een Bethel, een poort van de hemel!.
De prediking van de naam des Heeren, gelijk Luther zich uitdrukt, onsluit voor Mozes het verborgenste wezen van Jehova. Zij verkondigt, dat God de liefde is, maar de liefde, waarin barmhartigheid, genade, lankmoedigheid, goedheid en waarheid met heiligheid en gerechtigheid verenigd is. Als de barmhartige, groot in goedheid en waarheid, bewaart Jehova genade aan duizenden, in genade en lankmoedigheid de zonde vergevende; maar Hij laat ook niet geheel ongestraft, en zoekt door Zijn gerechtigheid de zonden van de vaderen bij de kinderen en kindskinderen tot in het vierde geslacht. Als zonden bezoekende en genade bewijzende, had de Heere reeds van de Sinaï af zich aan het gehele volk zich geopenbaard (Exodus 20:5). Maar terwijl daar de zonden bezoekende vuurijver van Jehova op de voorgrond stond, en de genade volgde, treedt hier genade, barmhartigheid en goedheid op de voorgrond. Daarom zijn hier ook alle woorden bij elkaar geplaatst, die de taal voor het begrip van genade in zijn verschillende betoningen jegens de zondaar aanbiedt, om God volgens Zijn innerlijk wezen als de liefde te openbaren. Opdat echter de genade door de zondaars niet moedwillig wordt beledigt, ontbreekt ook hier de gerechtigheid met haar ernstige bedreiging niet, hoewel zij eerst na de genade optreed, om aan te wijzen, dat de genade veel machtiger werkt dan de toorn, en de heilige liefde eerst dan straft, wanneer de zondaars de rijkdom van goedheid, geduld en lankmoedigheid van God verachten. Gelijk Jehova hier Zijn naam verkondigt, zo heeft Hij die verder aan Israël betuigd, van de Sinaï tot aan de inleiding in Kanan, en van daar tot aan de verstoting van Israël onder de heidenen en ook nog in zijn verbanning aan de duizenden genade bewijzende, die zich tot de uit Zion gekomen Verlosser bekeren..
De eigenlijke top van de Dsebel Musa (zie Exodus 19:2) bestaat uit een kleine vlakte van 60 schreden omvang en 80 voet in doorsnede, en is uit een grote granietrots gevormd; thans staat daarop een kleine, bijna vervallen kapel; ongeveer 40 voet daarvan verwijderd, ligt tegen het zuidwesten een eveneens vervallen Moskee, waaronder zich een kleine grot bevindt. Men stijgt in deze enige trappen af; zij is door een groot granietblok bedekt, dat 1« vadem in lengte en 6 spannen in hoogte open laat. Hier zal, volgens Islamitische traditie, welke de Griekse monniken bevestigen, Mozes de wet ontvangen hebben; deze grot is ook zonder twijfel de rotskloof, waarvan ons verhaal spreekt.. 9. En hij zei, de genade, die hem op dit ogenblik in een volheid ten dele werd als nooit tevoren, aangrijpende ten behoeve van het volk: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de HEERE in eigen persoon in het midden van ons, want dit is weliswaar een hardnekkig volk, doch juist daarom heeft het des te meer Uw tegenwoordigheid nodig, om niet in zijn natuurlijk verderf weg te zinken. Gij hebt U in Uw genade geopenbaard (Exodus 34:6,Exodus 34:7), vergeef dan onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot a) een erfdeel!1)
a) Leviticus 25:38 Psalms 28:9; Psalms 33:12, Zacheria 2:12
1) Het is, als wilde hij daarmee zeggen, dat God deze bezitting niet anders voor zich zou kunnen houden, dan langs een weg van vergeving van zonde; zo groot toch is de zwakheid van de mensen, dat zij terstond van de genade van God zouden moeten vervallen, wanneer zij niet telkens opnieuw worden verzoend. Daarom hebben wij niet slechts de aanvankelijke aanneming tot kinderen aan Gods vrije genade te danken, maar wij kunnen in deze kinderlijke betrekking tot God noch volharden noch voleinden, tenzij God ons gedurig uit genade met Zich verzoent..
Na de zondvloed had de Heere van de mens gezegd, dat het gedichtsel van het mensenhart boos was van zijn jeugd af aan; hier zegt Mozes iets dergelijks tot God, als hij spreekt: want dit is een hardnekkig volk..
Vers 8
8. Mozes nu haastte zich, als de hand van zijn ogen was teruggetrokken en hij nu de verschijning van achteren mocht zien, en hij neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich, 1) de wegtrekkende Heere aanbiddende.1) Nog is de zon niet uit haar rustplaats ontwaakt, als Mozes zich reeds aangordt, om de Heere, zijn God te ontmoetten. Welk een geheel ander opklimmen dan aan de morgen van de wetgeving! Thans geen donders, geen geluid van bazuinen, geen geleide van Jozua zelfs, all n stijgt hij op, terwijl de hoorbare stilte door niets anders dan door het geluid van zijn eigen schreden en het hoorbaar kloppen van zijn hart wordt afgebroken. Endelijk, daar komt hij dankend aan op de berg, die hij voor weinige weken biddend en zuchtend verliet; daar is de rotskloof bereikt; daar scheidt niets hem meer van de Heere, zijn God dan het stofkleed van het lichaam alleen. De aarde zonk beneden hem weg, de hemel zal zich voor zijn oog ontsluiten, hij zal de heerlijkheid van de Heere zien! En nu, terwijl hij huiverend van heilige eerbied daar staat en wacht en aanbidt, ziet hij van verre de wolk van de getuigenis naderen, en een ogenblik in zijn leven breekt aan, bij de beschrijving waarvan aan iedereen, behalve Mozes zelf, de pen uit de hand valt. Opeens voelt hij een onzichtbare hand op zijn schemerende ogen gelegd, en liefelijk als het ruisen van Engelenharpen hoort hij in het suizen van een zachte stilte de stem: "Heere, Heere, God, barmhartig, genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid; die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, die de ongerechtigheid en zonde vergeeft, die de schuldige geenzins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen en kindskinderen tot in het derde en vierde lid!" En waar nu die hemelstem zwijgt, daar wordt, na het biddend horen, hem een ogenblik vergund van aanschouwen, en een stroom van licht die hem tegenvloeit uit de langzaam voorbijgaande wolk.... Maar nee, aan geen beschrijving gedacht, waar Mozes nauwelijks een enkele blik heeft gewaagd! Met gebogen hoofd werpt hij zich op het gloeiend aangezicht neer, en Horeb wordt voor de vertrouweling van God een Bethel, een poort van de hemel!.
De prediking van de naam des Heeren, gelijk Luther zich uitdrukt, onsluit voor Mozes het verborgenste wezen van Jehova. Zij verkondigt, dat God de liefde is, maar de liefde, waarin barmhartigheid, genade, lankmoedigheid, goedheid en waarheid met heiligheid en gerechtigheid verenigd is. Als de barmhartige, groot in goedheid en waarheid, bewaart Jehova genade aan duizenden, in genade en lankmoedigheid de zonde vergevende; maar Hij laat ook niet geheel ongestraft, en zoekt door Zijn gerechtigheid de zonden van de vaderen bij de kinderen en kindskinderen tot in het vierde geslacht. Als zonden bezoekende en genade bewijzende, had de Heere reeds van de Sinaï af zich aan het gehele volk zich geopenbaard (Exodus 20:5). Maar terwijl daar de zonden bezoekende vuurijver van Jehova op de voorgrond stond, en de genade volgde, treedt hier genade, barmhartigheid en goedheid op de voorgrond. Daarom zijn hier ook alle woorden bij elkaar geplaatst, die de taal voor het begrip van genade in zijn verschillende betoningen jegens de zondaar aanbiedt, om God volgens Zijn innerlijk wezen als de liefde te openbaren. Opdat echter de genade door de zondaars niet moedwillig wordt beledigt, ontbreekt ook hier de gerechtigheid met haar ernstige bedreiging niet, hoewel zij eerst na de genade optreed, om aan te wijzen, dat de genade veel machtiger werkt dan de toorn, en de heilige liefde eerst dan straft, wanneer de zondaars de rijkdom van goedheid, geduld en lankmoedigheid van God verachten. Gelijk Jehova hier Zijn naam verkondigt, zo heeft Hij die verder aan Israël betuigd, van de Sinaï tot aan de inleiding in Kanan, en van daar tot aan de verstoting van Israël onder de heidenen en ook nog in zijn verbanning aan de duizenden genade bewijzende, die zich tot de uit Zion gekomen Verlosser bekeren..
De eigenlijke top van de Dsebel Musa (zie Exodus 19:2) bestaat uit een kleine vlakte van 60 schreden omvang en 80 voet in doorsnede, en is uit een grote granietrots gevormd; thans staat daarop een kleine, bijna vervallen kapel; ongeveer 40 voet daarvan verwijderd, ligt tegen het zuidwesten een eveneens vervallen Moskee, waaronder zich een kleine grot bevindt. Men stijgt in deze enige trappen af; zij is door een groot granietblok bedekt, dat 1« vadem in lengte en 6 spannen in hoogte open laat. Hier zal, volgens Islamitische traditie, welke de Griekse monniken bevestigen, Mozes de wet ontvangen hebben; deze grot is ook zonder twijfel de rotskloof, waarvan ons verhaal spreekt.. 9. En hij zei, de genade, die hem op dit ogenblik in een volheid ten dele werd als nooit tevoren, aangrijpende ten behoeve van het volk: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de HEERE in eigen persoon in het midden van ons, want dit is weliswaar een hardnekkig volk, doch juist daarom heeft het des te meer Uw tegenwoordigheid nodig, om niet in zijn natuurlijk verderf weg te zinken. Gij hebt U in Uw genade geopenbaard (Exodus 34:6,Exodus 34:7), vergeef dan onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot a) een erfdeel!1)
a) Leviticus 25:38 Psalms 28:9; Psalms 33:12, Zacheria 2:12
1) Het is, als wilde hij daarmee zeggen, dat God deze bezitting niet anders voor zich zou kunnen houden, dan langs een weg van vergeving van zonde; zo groot toch is de zwakheid van de mensen, dat zij terstond van de genade van God zouden moeten vervallen, wanneer zij niet telkens opnieuw worden verzoend. Daarom hebben wij niet slechts de aanvankelijke aanneming tot kinderen aan Gods vrije genade te danken, maar wij kunnen in deze kinderlijke betrekking tot God noch volharden noch voleinden, tenzij God ons gedurig uit genade met Zich verzoent..
Na de zondvloed had de Heere van de mens gezegd, dat het gedichtsel van het mensenhart boos was van zijn jeugd af aan; hier zegt Mozes iets dergelijks tot God, als hij spreekt: want dit is een hardnekkig volk..
Vers 10
10. Toen zei Hij, de gehele bede van Mozes verhorende: Zie a) Ik maak een Verbond; het verbroken verbond wil Ik weer herstellen, op uw zo ernstige bede; b)voor uw gehele volk zal Ik, tot vervulling van Mijn Verbondsbeloften,wonderen 1) doen, die niet geschapen, die nooit gezien zijn op de hele aarde, noch onder enige volken; zo dat dit gehele volk, in wiens midden gij zijt als aanvoerder en leidsman, het werk van de HEERE zien zal en over de vernieuwde Verbondsgemeenschap verheugd zal zijn; en het zal bekennen, dat het verschrikkelijk, 2) wonderlijk, hoog geducht is, hetgeen Ik met u niet Israël doe.a) Deuteronomy 5:2 b) Joshua 10:12,Joshua 10:13
1) Dit en hetgeen volgt, had zijn reden in de uitroep van de naam des Heeren, welke genade beloofde onder een strenge betoning van Zijn rechtvaardigheid, op zulk een wijze, die Hem zeer ontzaglijk maken zou. Hetgeen kennelijk ziet, eendeels op de oude huishouding, anderdeels op die vreselijke oordelen, welke de Heere oefenen zou over de inwoners van Kanan, en allen, die hieraan deel zouden nemen..
2) In het Hebreeuws Nora, vreselijk. De openbaring van de wonderen zou vreselijk zijn, doordat allen, die zich Israël vijandig zouden betonen, door de Majesteit en kracht van God zouden verpletterd worden..
Vers 10
10. Toen zei Hij, de gehele bede van Mozes verhorende: Zie a) Ik maak een Verbond; het verbroken verbond wil Ik weer herstellen, op uw zo ernstige bede; b)voor uw gehele volk zal Ik, tot vervulling van Mijn Verbondsbeloften,wonderen 1) doen, die niet geschapen, die nooit gezien zijn op de hele aarde, noch onder enige volken; zo dat dit gehele volk, in wiens midden gij zijt als aanvoerder en leidsman, het werk van de HEERE zien zal en over de vernieuwde Verbondsgemeenschap verheugd zal zijn; en het zal bekennen, dat het verschrikkelijk, 2) wonderlijk, hoog geducht is, hetgeen Ik met u niet Israël doe.a) Deuteronomy 5:2 b) Joshua 10:12,Joshua 10:13
1) Dit en hetgeen volgt, had zijn reden in de uitroep van de naam des Heeren, welke genade beloofde onder een strenge betoning van Zijn rechtvaardigheid, op zulk een wijze, die Hem zeer ontzaglijk maken zou. Hetgeen kennelijk ziet, eendeels op de oude huishouding, anderdeels op die vreselijke oordelen, welke de Heere oefenen zou over de inwoners van Kanan, en allen, die hieraan deel zouden nemen..
2) In het Hebreeuws Nora, vreselijk. De openbaring van de wonderen zou vreselijk zijn, doordat allen, die zich Israël vijandig zouden betonen, door de Majesteit en kracht van God zouden verpletterd worden..
Vers 11
11. Onderhoudt gij met Israël nu ook beter, dan tot hiertoe, Mijn verbondseisen; doet hetgeen Ik u heden bij vernieuwing (Exodus 23:23; Exodus 23:32) gebied! en zie, Ik wil het u beloven, Ik zal voor uwaangezicht uitdrijven de Amorieten, en de Kananieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten.Vers 11
11. Onderhoudt gij met Israël nu ook beter, dan tot hiertoe, Mijn verbondseisen; doet hetgeen Ik u heden bij vernieuwing (Exodus 23:23; Exodus 23:32) gebied! en zie, Ik wil het u beloven, Ik zal voor uwaangezicht uitdrijven de Amorieten, en de Kananieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten.Vers 12
12. a) Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt met de inwoners van het land, waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een valstrik 1) wordt in het midden van u.a) Exodus 23:32 Numbers 33:51 Deuteronomy 7:2
1) Niet tot een valstrik wordt. Hiermee waarschuwt de Heere, dat het een verbond maken met de inwoners van het land, Israëls volksbestaan in gevaar zou brengen, zoals het dan ook later geschied is..
Vers 12
12. a) Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt met de inwoners van het land, waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een valstrik 1) wordt in het midden van u.a) Exodus 23:32 Numbers 33:51 Deuteronomy 7:2
1) Niet tot een valstrik wordt. Hiermee waarschuwt de Heere, dat het een verbond maken met de inwoners van het land, Israëls volksbestaan in gevaar zou brengen, zoals het dan ook later geschied is..
Vers 13
13. Maar hun altaren zult gij omwerpen, en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen 1) zult gij afhouwen.1) Bossen, in wier schaduw de schandelijkste afgodendienst plaats had. In het Hebreeuws staat: "Gij zult hun Aschera's omhouwen." Aschera (beeld van Astarte) was de naam van een Kananitische afgod, die waarschijnlijk bestond uit een grote, in de grond vaststaande, loodrechte boomstam, en die, als zinnebeeld van de voortbrengende natuurkracht, nu eens op hoogten en in bossen, dan naast andere beelden en altaren werd opgericht. Zoals meestal bij de dienst van de natuur, zo was ook dit zinnebeeld zeer onrein. In het Oude Testament wordt gewoonlijk Aschera gebruikt van het beeld of de boomstam, niet van de godheid, die erdoor moest voorgesteld worden, waarom het dan ook heet: de Aschera's verbranden of omhouwen. Even als dus onder de uitdrukking "afgoden" aan stenen zuilen moet worden gedacht, zo heeft men onder het woord zuilen, aan stammen, houten pilaren te denken. Altijd, wanneer het volk van God afviel, richtte het zodanige zinnebeeldige zuilen op en zette daarmee voor alle gruwelen van de natuurvergoding de deur open. Gideon hieuw een grote zuil van dien aard om (Judges 6:25); onder het rijk van de tien stammen hadden zij hun priesters (1 Kon.18:19); ja, in het huis des Heeren zelf vervaardigden eens de vrouwen woningen (tentkleren) voor deze godin (2 Kings 23:7)
Vers 13
13. Maar hun altaren zult gij omwerpen, en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen 1) zult gij afhouwen.1) Bossen, in wier schaduw de schandelijkste afgodendienst plaats had. In het Hebreeuws staat: "Gij zult hun Aschera's omhouwen." Aschera (beeld van Astarte) was de naam van een Kananitische afgod, die waarschijnlijk bestond uit een grote, in de grond vaststaande, loodrechte boomstam, en die, als zinnebeeld van de voortbrengende natuurkracht, nu eens op hoogten en in bossen, dan naast andere beelden en altaren werd opgericht. Zoals meestal bij de dienst van de natuur, zo was ook dit zinnebeeld zeer onrein. In het Oude Testament wordt gewoonlijk Aschera gebruikt van het beeld of de boomstam, niet van de godheid, die erdoor moest voorgesteld worden, waarom het dan ook heet: de Aschera's verbranden of omhouwen. Even als dus onder de uitdrukking "afgoden" aan stenen zuilen moet worden gedacht, zo heeft men onder het woord zuilen, aan stammen, houten pilaren te denken. Altijd, wanneer het volk van God afviel, richtte het zodanige zinnebeeldige zuilen op en zette daarmee voor alle gruwelen van de natuurvergoding de deur open. Gideon hieuw een grote zuil van dien aard om (Judges 6:25); onder het rijk van de tien stammen hadden zij hun priesters (1 Kon.18:19); ja, in het huis des Heeren zelf vervaardigden eens de vrouwen woningen (tentkleren) voor deze godin (2 Kings 23:7)
Vers 14
14. a) (Want gij zult u niet buigen voor een andere God dan Mij; want de Naam des HEEREN is Ijveraar! een ijverig God is Hij), die geen mededinger naast zich dulden kan.a) Exodus 20:5
Vers 14
14. a) (Want gij zult u niet buigen voor een andere God dan Mij; want de Naam des HEEREN is Ijveraar! een ijverig God is Hij), die geen mededinger naast zich dulden kan.a) Exodus 20:5
Vers 15
15. Opdat gij misschien, tegen Mijn wil, geen verbond maakt met de inwoner van dat land; in plaats van hem uit te roeien; en zij hun goden niet nahoereren, 1) noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende tot zijn offermaaltijden, gij van hun offerande eet, en u daardoor tegen Mij zondigt. (Numbers 25:1)1) Het dienen van de afgoden wordt hoererij genoemd, omdat de betrekking tussen Israël en God vergeleken wordt bij de verhouding tussen man en vrouw. Israël was de bruid van God. Waar Israël dus vreemde afgoden diende en de Heere verliet, daar bedreef het geestelijke hoererij.. 16. En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochters; a) en hun dochters, haar goden nahoererende, door haar verleidingen maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren. 1)
a) 1 Kings 11:2
1) Voor de eerste maal wordt hier de afgoderij als geestelijke hoererij aangewezen, gelijk dit later bij de profeten dikwijls terugkeert (Jeremia. 3:1-9); want het verbond, dat God met Israël gesloten heeft, staat met een echtverbond gelijk: de Heere is Israëls wettige man en Israël is zijn aan Hem getrouwde vrouw (Hoz.2)
Vers 15
15. Opdat gij misschien, tegen Mijn wil, geen verbond maakt met de inwoner van dat land; in plaats van hem uit te roeien; en zij hun goden niet nahoereren, 1) noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende tot zijn offermaaltijden, gij van hun offerande eet, en u daardoor tegen Mij zondigt. (Numbers 25:1)1) Het dienen van de afgoden wordt hoererij genoemd, omdat de betrekking tussen Israël en God vergeleken wordt bij de verhouding tussen man en vrouw. Israël was de bruid van God. Waar Israël dus vreemde afgoden diende en de Heere verliet, daar bedreef het geestelijke hoererij.. 16. En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochters; a) en hun dochters, haar goden nahoererende, door haar verleidingen maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren. 1)
a) 1 Kings 11:2
1) Voor de eerste maal wordt hier de afgoderij als geestelijke hoererij aangewezen, gelijk dit later bij de profeten dikwijls terugkeert (Jeremia. 3:1-9); want het verbond, dat God met Israël gesloten heeft, staat met een echtverbond gelijk: de Heere is Israëls wettige man en Israël is zijn aan Hem getrouwde vrouw (Hoz.2)
Vers 17
17. Gij zult u geen gegoten goden maken. (Exodus 20:23)In dit en de volgende verzen herhaalt God nogmaals, wat Hij vroeger reeds heeft geboden, opdat Israël zou verstaan, dat bij de vernieuwing van het Verbond, ook de vernieuwing van de wetten tot gehoorzaamheid niet mocht ontbreken..
Vers 17
17. Gij zult u geen gegoten goden maken. (Exodus 20:23)In dit en de volgende verzen herhaalt God nogmaals, wat Hij vroeger reeds heeft geboden, opdat Israël zou verstaan, dat bij de vernieuwing van het Verbond, ook de vernieuwing van de wetten tot gehoorzaamheid niet mocht ontbreken..
Vers 18
18. Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, op de gestelde tijd in de maand Abib: want in de maand Abib zijt gij uit Egypte gegaan (Exodus 23:15).Vers 18
18. Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, op de gestelde tijd in de maand Abib: want in de maand Abib zijt gij uit Egypte gegaan (Exodus 23:15).Vers 19
19. a) Al wat de baarmoeder opent, is van Mij; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee dat is van Mij.a) Exodus 13:2; Exodus 22:29 Ezekiel 44:30
Vers 19
19. a) Al wat de baarmoeder opent, is van Mij; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee dat is van Mij.a) Exodus 13:2; Exodus 22:29 Ezekiel 44:30
Vers 20
20. Doch de ezel, die de baarmoeder opent, zult gij met een stuk klein vee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem de nek breken. Al de eerstgeborenen van uw zonen zult gij lossen (Exodus 13:12, Exodus 22:29, ), en men zal voor Mijn aangezicht niet met lege handen verschijnen (Exodus 23:15 Deuteronomy 16:16 ).Vers 20
20. Doch de ezel, die de baarmoeder opent, zult gij met een stuk klein vee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem de nek breken. Al de eerstgeborenen van uw zonen zult gij lossen (Exodus 13:12, Exodus 22:29, ), en men zal voor Mijn aangezicht niet met lege handen verschijnen (Exodus 23:15 Deuteronomy 16:16 ).Vers 21
21. Zes dagen zult gij arbeiden, maar op de zevende dag zult gij rusten; in de ploegtijd en in de oogst zult gij rusten (Exodus 23:12).Vers 21
21. Zes dagen zult gij arbeiden, maar op de zevende dag zult gij rusten; in de ploegtijd en in de oogst zult gij rusten (Exodus 23:12).Vers 22
22. Het wekenfeest zult gij ook houden, zijnde het feest van de eerstelingen van de tarweoogst, en het feest van de inzameling, als het jaar om is (Exodus 23:16).Vers 22
22. Het wekenfeest zult gij ook houden, zijnde het feest van de eerstelingen van de tarweoogst, en het feest van de inzameling, als het jaar om is (Exodus 23:16).Vers 23
23. Al wat mannelijk is onder u, zal driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht van de Heere HEERE, de God van Israël (Exodus 23:17 Deuteronomy 16:16 ).Vers 23
23. Al wat mannelijk is onder u, zal driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht van de Heere HEERE, de God van Israël (Exodus 23:17 Deuteronomy 16:16 ).Vers 24
24. Wanneer Ik, overeenkomstig Mijn toezegging (Exodus 23:27-Exodus 23:31) de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw grenzen verwijden, dan zal niemand uw land begeren en vijandelijke invallen doen, terwijl gij opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht van de HEERE uw God, driemaal in het jaar. 1) Ik zal alle volken rondom in vrees houden (Genesis 35:5), zodat gij bij uw feestttochten niet hoeft te vrezen voor uw land, dat van mannen ontbloot is.1) Hoe getrouw God deze toezegging gehouden heeft, toont de volgende geschiedenis van Israël, die ook niet n enkel voorbeeld aanwijst, dat men zich de tijd van de drie hoge feesten ten nut gemaakt heeft voor een vijandelijke inval, hoe gunstig de tijd daarvoor ook ware. Eerst ten laatste, toen de Romeinen het land bezet hadden en Jeruzalem belegerden, diende de paasviering van het jaar 70 na Christus, om de nood van de Joden tot op het hoogst te doen stijgen; maar toen had ook het Verbond van God een einde en had het gericht over Israël een aanvang genomen..
Vers 24
24. Wanneer Ik, overeenkomstig Mijn toezegging (Exodus 23:27-Exodus 23:31) de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw grenzen verwijden, dan zal niemand uw land begeren en vijandelijke invallen doen, terwijl gij opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht van de HEERE uw God, driemaal in het jaar. 1) Ik zal alle volken rondom in vrees houden (Genesis 35:5), zodat gij bij uw feestttochten niet hoeft te vrezen voor uw land, dat van mannen ontbloot is.1) Hoe getrouw God deze toezegging gehouden heeft, toont de volgende geschiedenis van Israël, die ook niet n enkel voorbeeld aanwijst, dat men zich de tijd van de drie hoge feesten ten nut gemaakt heeft voor een vijandelijke inval, hoe gunstig de tijd daarvoor ook ware. Eerst ten laatste, toen de Romeinen het land bezet hadden en Jeruzalem belegerden, diende de paasviering van het jaar 70 na Christus, om de nood van de Joden tot op het hoogst te doen stijgen; maar toen had ook het Verbond van God een einde en had het gericht over Israël een aanvang genomen..
Vers 25
25. Gij zult het bloed van Mijn 1) slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot de morgen(Exodus 23:18).1) Het mag de aandacht niet ontgaan, dat telkens de Heere spreekt van het Paasoffer als Zijn slachtoffer. Het was, opdat Israël zou verstaan, dat het Paasoffer van geheel unieke betekenis was..
Vers 25
25. Gij zult het bloed van Mijn 1) slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot de morgen(Exodus 23:18).1) Het mag de aandacht niet ontgaan, dat telkens de Heere spreekt van het Paasoffer als Zijn slachtoffer. Het was, opdat Israël zou verstaan, dat het Paasoffer van geheel unieke betekenis was..
Vers 26
26. De a) eerstelingen van de eerste vruchten van uw land zult gij in het huis van de HEERE uw God brengen. b) Gij zult het bokje in de melk van zijn moeder niet koken(Exodus 23:19).a) Deuteronomy 26:2 b) Leviticus 22:27 Deuteronomy 14:21
Vers 26
26. De a) eerstelingen van de eerste vruchten van uw land zult gij in het huis van de HEERE uw God brengen. b) Gij zult het bokje in de melk van zijn moeder niet koken(Exodus 23:19).a) Deuteronomy 26:2 b) Leviticus 22:27 Deuteronomy 14:21
Vers 27
27. Verder zei de HEERE, nadat Hij zo de gewichtigste van de rechten, waarop Hij tevoren het verbond met Israël gesloten had, nog eens plechtig herhaald had, tot Mozes: Schrijf u deze woorden, 1) evenals het gedeelte (Exodus 20:22-Exodus 20:23), waarvan deze een kort begrip zijn, in het Boek van het Verbond (Exodus 24:7); want naar verluid van deze woorden heb Ik een Verbond met u en met Israël gemaakt en weer hersteld. Tot een getuigenis van die herstelling heb Ik dezeherhaling gedaan, en zal zij in het boek worden geschreven.1) Alhoewel Mozes ook vroeger deze wetten en rechten heeft opgeschreven, ontvangt hij nu bevel, om deze opnieuw in het Boek van het Verbond in te schrijven. En dat, omdat het Verbond vernieuwd was, en deze vernieuwde opschrijving de vernieuwing van het Verbond verzegelde..
Vers 27
27. Verder zei de HEERE, nadat Hij zo de gewichtigste van de rechten, waarop Hij tevoren het verbond met Israël gesloten had, nog eens plechtig herhaald had, tot Mozes: Schrijf u deze woorden, 1) evenals het gedeelte (Exodus 20:22-Exodus 20:23), waarvan deze een kort begrip zijn, in het Boek van het Verbond (Exodus 24:7); want naar verluid van deze woorden heb Ik een Verbond met u en met Israël gemaakt en weer hersteld. Tot een getuigenis van die herstelling heb Ik dezeherhaling gedaan, en zal zij in het boek worden geschreven.1) Alhoewel Mozes ook vroeger deze wetten en rechten heeft opgeschreven, ontvangt hij nu bevel, om deze opnieuw in het Boek van het Verbond in te schrijven. En dat, omdat het Verbond vernieuwd was, en deze vernieuwde opschrijving de vernieuwing van het Verbond verzegelde..
Vers 28
28. a) En hij was aldaar met de HEERE, veertig dagen en veertig nachten 1) als eerder (Exodus 24:18); hij at gedurende die tijd geen brood, en hij dronk geen water, maar bad voor Israël (Deuteronomy 9:18), dat het zich beter aan God mocht houden dan vroeger (Exodus 31:1); en Hij, de Heere schreef op de tafelen, die Mozes meegebracht had (Exodus 34:14), de woorden van het Verbond, de tien woorden.a) Exodus 31:18; Exodus 34:1 Deuteronomy 4:13 Deuteronomy 4:1) De tijd van Mozes' eerste vertoeven bij de Heere was, gelijk reeds uit het getal veertig bijkt (zie Exodus 24:18) een tijd van beproeving en verzoeking geweest. "Het volk werd beproefd, hoe het als Verbondsvolk, en Mozes, hoe hij als verbondsmiddelaar zich houden zou; evenzo werden Aron, de toekomstige Hogepriester, en de stam van Levi als toekomstige priesterstam verzocht. Aron, het hoofd van Levi's stam en het volk stonden de proef niet zegerijk door, maar Mozes, het hoofd van het volk, en de stam Levi zijn beproefd uit haar voortgegaan. Omwille van de sterken zijn nu de zwakken verschoond gebleven (Genesis 18:22), omwille van de gerechtigheid, die gebleken was, is de ongerechtigheid van de overigen bedekt geworden;" maar nu moeten ook de zwakken zich sterk, en de ongerechtigen zich rechtvaardig betonen in de kracht van de hun geschonken genade. Dat gebeurt dan ook, zoals het volgende gedeelte aanwijst; de kinderen van Israël hebben gedurende het tweede veertigtal dagen zich stil en geduldig wachtende gedragen, en mogen daarom nu, tot des te groter verzekering, welk een getrouw knecht in het gehele huis van God hun tot middelaar gegeven was, met eigen ogen zien, wat deze man Mozes overkomen is..
Wat Mozes al die tijd gedaan heeft, vindt men niet aangetekend. Dat hij veel van die tijd doorgebracht heeft met voor het volk te bidden, dat het volkomen met God verzoend mocht worden, blijkt niet onduidelijk uit Deuteronomy 9:1, 10:10. En dat dit wonderbaar vasten van Mozes, zowel als de andere omstandigheden van Mozes' verblijf op de berg, diende ter verheerlijking van de Wet en de gehele dienst van Mozes, daaraan kan men niet twijfelen..
II. Exodus 34:29-Exodus 34:35. Na de veertig dagen en veertig nachten, die hij weer op de berg doorgebracht heeft, keert Mozes tot het leger terug. Zonder dat hij het zelf weet, glinstert zijn aangezicht van de heerlijkheid van de Heere, die hij gezien heeft. De kinderen van Israël wijken verschrikt van hem. Hij roept ze echter met vriendelijke woorden tot zich, openbaart hun Gods woord en legt vervolgens, voor het dagelijks verkeer, een deksel op zijn aangezicht. Zo doet hij ook verder, zolang de glans blijft, die door het verkeer met de Heere gedurig vernieuwd wordt.
Vers 28
28. a) En hij was aldaar met de HEERE, veertig dagen en veertig nachten 1) als eerder (Exodus 24:18); hij at gedurende die tijd geen brood, en hij dronk geen water, maar bad voor Israël (Deuteronomy 9:18), dat het zich beter aan God mocht houden dan vroeger (Exodus 31:1); en Hij, de Heere schreef op de tafelen, die Mozes meegebracht had (Exodus 34:14), de woorden van het Verbond, de tien woorden.a) Exodus 31:18; Exodus 34:1 Deuteronomy 4:13 Deuteronomy 4:1) De tijd van Mozes' eerste vertoeven bij de Heere was, gelijk reeds uit het getal veertig bijkt (zie Exodus 24:18) een tijd van beproeving en verzoeking geweest. "Het volk werd beproefd, hoe het als Verbondsvolk, en Mozes, hoe hij als verbondsmiddelaar zich houden zou; evenzo werden Aron, de toekomstige Hogepriester, en de stam van Levi als toekomstige priesterstam verzocht. Aron, het hoofd van Levi's stam en het volk stonden de proef niet zegerijk door, maar Mozes, het hoofd van het volk, en de stam Levi zijn beproefd uit haar voortgegaan. Omwille van de sterken zijn nu de zwakken verschoond gebleven (Genesis 18:22), omwille van de gerechtigheid, die gebleken was, is de ongerechtigheid van de overigen bedekt geworden;" maar nu moeten ook de zwakken zich sterk, en de ongerechtigen zich rechtvaardig betonen in de kracht van de hun geschonken genade. Dat gebeurt dan ook, zoals het volgende gedeelte aanwijst; de kinderen van Israël hebben gedurende het tweede veertigtal dagen zich stil en geduldig wachtende gedragen, en mogen daarom nu, tot des te groter verzekering, welk een getrouw knecht in het gehele huis van God hun tot middelaar gegeven was, met eigen ogen zien, wat deze man Mozes overkomen is..
Wat Mozes al die tijd gedaan heeft, vindt men niet aangetekend. Dat hij veel van die tijd doorgebracht heeft met voor het volk te bidden, dat het volkomen met God verzoend mocht worden, blijkt niet onduidelijk uit Deuteronomy 9:1, 10:10. En dat dit wonderbaar vasten van Mozes, zowel als de andere omstandigheden van Mozes' verblijf op de berg, diende ter verheerlijking van de Wet en de gehele dienst van Mozes, daaraan kan men niet twijfelen..
II. Exodus 34:29-Exodus 34:35. Na de veertig dagen en veertig nachten, die hij weer op de berg doorgebracht heeft, keert Mozes tot het leger terug. Zonder dat hij het zelf weet, glinstert zijn aangezicht van de heerlijkheid van de Heere, die hij gezien heeft. De kinderen van Israël wijken verschrikt van hem. Hij roept ze echter met vriendelijke woorden tot zich, openbaart hun Gods woord en legt vervolgens, voor het dagelijks verkeer, een deksel op zijn aangezicht. Zo doet hij ook verder, zolang de glans blijft, die door het verkeer met de Heere gedurig vernieuwd wordt.
Vers 29
29. En het geschiedde, toen Mozes, na verloop van veertig dagen (Exodus 34:28), van de berg Sinaï afging (de twee tafelen van de getuigenis, door de Heere beschreven, nu waren in de hand van Mozes, als hij van de berg afging), zo wist Mozes niet, dat de huid van zijn gezicht glinsterde,1) een glans van zich gaf, en dit ten gevolge van de goddelijke glans die hem bestraald had, toen Hij, de Heere, met hem sprak van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt (Exodus 33:11).1) De heerlijkheid van de Heere heeft (Exodus 34:5) Mozes beschenen, daarvan is een naglans op zijn eigen gezicht achtergebleven, die gedurende veertig dagen van zijn vertoeven op de berg behouden en versterkt is, zonder dat hij het zelf weet. Deze schittering was een erekrans, hem van de Heere verleend voor zijn tot hiertoe bewezen trouw (Numbers 12:7), die tot een getuigenis voor het volk dienen en dit vaster aan Hem verbinden moest, nadat het door zijn middelaarsambt weer in genade aangenomen was. De grondtekst doet denken aan de glans van de opgaande zon: daar heet het letterlijk: "de huid van zijn gezicht hoornde," een uitdrukking, die ook bij Arabische dichters voorkomt voor stralen van de morgenzon, die lijken op de hoornen van gazellen. De vulgate heeft de uitdrukking woordelijk behouden (ignorabat, quod cornuta esset facies sua), en daardoor tot een misverstand aanleiding gegeven, ten gevolge waarvan Mozes in de regel met hoornen afgebeeld werd; te Genua worden de vermeende Mozeshoornen aan de reizigers zelfs onder de schat van de zich daar bevindende heilige relikwieën getoond..
De glans op het gezicht van Mozes spiegelt tegelijk de heerlijkheid van het Oude Verbond af, en moest Mozes en het volk een voorteken zijn van de heerlijkheid, waartoe Jehova Zijn volk van het eigendom geroepen en bestemd had, en waarmee Hij het bij Zijn volmaking verheerlijken zou..
De Apostel Paulus 2 Corinthiers 3:7) spreekt van de heerlijkheid of glans doxa, welk woord hij ook gebruikt van de heerlijkheid of van de glans van de zon. Deze heerlijkheid, dat glinsteren van de huid van zijn gezicht was een gevolg van het aanschouwen van Gods heerlijkheid. Ook daarin was hij type van de Middelaar van het Nieuwe Verbond, Wiens aangezicht op de berg van de verheerlijking blonk als de zon. Zo'n verheerlijking van Mozes was nodig, omdat Israël het verbond had verbroken, opdat het volk des te meer ontzag voor Mozes zou hebben..
Vers 29
29. En het geschiedde, toen Mozes, na verloop van veertig dagen (Exodus 34:28), van de berg Sinaï afging (de twee tafelen van de getuigenis, door de Heere beschreven, nu waren in de hand van Mozes, als hij van de berg afging), zo wist Mozes niet, dat de huid van zijn gezicht glinsterde,1) een glans van zich gaf, en dit ten gevolge van de goddelijke glans die hem bestraald had, toen Hij, de Heere, met hem sprak van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt (Exodus 33:11).1) De heerlijkheid van de Heere heeft (Exodus 34:5) Mozes beschenen, daarvan is een naglans op zijn eigen gezicht achtergebleven, die gedurende veertig dagen van zijn vertoeven op de berg behouden en versterkt is, zonder dat hij het zelf weet. Deze schittering was een erekrans, hem van de Heere verleend voor zijn tot hiertoe bewezen trouw (Numbers 12:7), die tot een getuigenis voor het volk dienen en dit vaster aan Hem verbinden moest, nadat het door zijn middelaarsambt weer in genade aangenomen was. De grondtekst doet denken aan de glans van de opgaande zon: daar heet het letterlijk: "de huid van zijn gezicht hoornde," een uitdrukking, die ook bij Arabische dichters voorkomt voor stralen van de morgenzon, die lijken op de hoornen van gazellen. De vulgate heeft de uitdrukking woordelijk behouden (ignorabat, quod cornuta esset facies sua), en daardoor tot een misverstand aanleiding gegeven, ten gevolge waarvan Mozes in de regel met hoornen afgebeeld werd; te Genua worden de vermeende Mozeshoornen aan de reizigers zelfs onder de schat van de zich daar bevindende heilige relikwieën getoond..
De glans op het gezicht van Mozes spiegelt tegelijk de heerlijkheid van het Oude Verbond af, en moest Mozes en het volk een voorteken zijn van de heerlijkheid, waartoe Jehova Zijn volk van het eigendom geroepen en bestemd had, en waarmee Hij het bij Zijn volmaking verheerlijken zou..
De Apostel Paulus 2 Corinthiers 3:7) spreekt van de heerlijkheid of glans doxa, welk woord hij ook gebruikt van de heerlijkheid of van de glans van de zon. Deze heerlijkheid, dat glinsteren van de huid van zijn gezicht was een gevolg van het aanschouwen van Gods heerlijkheid. Ook daarin was hij type van de Middelaar van het Nieuwe Verbond, Wiens aangezicht op de berg van de verheerlijking blonk als de zon. Zo'n verheerlijking van Mozes was nodig, omdat Israël het verbond had verbroken, opdat het volk des te meer ontzag voor Mozes zou hebben..
Vers 30
30. Als nu Aron en al de kinderen van Israël Mozes bij zijn terugkeren tot het leger, zagen, ziet, zo glinsterde de huid van zijn gezicht; daarom vreesden 1) zij tot hem toe te treden.1) Waarom zij vreesden is duidelijk. Niet, omdat zij hem voor een engel aanzagen, zoals sommigen menen, maar omdat het zondige volk, dat zo pas op verschrikkelijke wijze tegen de Heere gezondigd had, nu de afstraling van de hemelse Majesteit op Mozes' gezicht niet kon verdragen..
Vers 30
30. Als nu Aron en al de kinderen van Israël Mozes bij zijn terugkeren tot het leger, zagen, ziet, zo glinsterde de huid van zijn gezicht; daarom vreesden 1) zij tot hem toe te treden.1) Waarom zij vreesden is duidelijk. Niet, omdat zij hem voor een engel aanzagen, zoals sommigen menen, maar omdat het zondige volk, dat zo pas op verschrikkelijke wijze tegen de Heere gezondigd had, nu de afstraling van de hemelse Majesteit op Mozes' gezicht niet kon verdragen..
Vers 31
31. Toen riep hen Mozes, dat zij tot hem komen en niet voor hem vrezen zouden; en Aron en al de oversten in de vergadering keerden weer tot hem; en Mozes sprak tot hen. 1)1) "O mijn volk, voor wie vlucht gij toch? Het is toch om uwentwil, dat ik opgestegen, daar gebleven en nu weer tot u gekomen ben. Ziet, er zijn geen gewapende Levieten meer, om u te slaan, geen Egyptenaars om u te vervolgen, geen bliksem en donder, om u het hart te ontnemen. Ik heb de staf van God niet in mijn hand, waarmee ik bevel aan de elementen heb gegeven, of, zo ik die had, zo ben ik toch zo ver van ijver tegen u, dat ik integendeel God met u heb verzoend. En zie nog bovendien de panden van Zijn verzoening. Wilt gij voor uw beste vriend vluchten? Waarheen wilt gij gaan voor mij of zonder mij! Staat stil en hoort het bevel van God, die gij toch niet ontvluchten kunt."
Vers 31
31. Toen riep hen Mozes, dat zij tot hem komen en niet voor hem vrezen zouden; en Aron en al de oversten in de vergadering keerden weer tot hem; en Mozes sprak tot hen. 1)1) "O mijn volk, voor wie vlucht gij toch? Het is toch om uwentwil, dat ik opgestegen, daar gebleven en nu weer tot u gekomen ben. Ziet, er zijn geen gewapende Levieten meer, om u te slaan, geen Egyptenaars om u te vervolgen, geen bliksem en donder, om u het hart te ontnemen. Ik heb de staf van God niet in mijn hand, waarmee ik bevel aan de elementen heb gegeven, of, zo ik die had, zo ben ik toch zo ver van ijver tegen u, dat ik integendeel God met u heb verzoend. En zie nog bovendien de panden van Zijn verzoening. Wilt gij voor uw beste vriend vluchten? Waarheen wilt gij gaan voor mij of zonder mij! Staat stil en hoort het bevel van God, die gij toch niet ontvluchten kunt."
Vers 32
32. En daarna, toen zij zagen, dat Aron en de oversten voor Mozes stand hielden, traden al de kinderen van Israël toe, door dat voorbeeld bemoedigd, en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had (Exodus 34:11-Exodus 34:26) op de berg Sinaï.Vers 32
32. En daarna, toen zij zagen, dat Aron en de oversten voor Mozes stand hielden, traden al de kinderen van Israël toe, door dat voorbeeld bemoedigd, en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had (Exodus 34:11-Exodus 34:26) op de berg Sinaï.Vers 33
33. Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, nadat hij dit alles hun bekend gemaakt had, ena) hij had een deksel op zijn gezicht gelegd. 1) a) 2 Corinthians 3:7,2 Corinthians 3:131) Het voorname doel, dat dit glinsteren van Mozes' gezicht tegenover het volk heeft, is: zijn persoon voor Israël en vooral tegenover hun woord (Exodus 32:1): "Wij weten niet, wat deze Mozes geschied is," te verheffen; het is een antwoord van God tot hun verootmoediging en beschaming. Daar die glans, volgens de volgende verzen, een langere tijd bleef en bij het verder verkeer van Mozes met de Heere steeds vernieuw werd, diende het tevens, om het ambt, dat Mozes bediende, in hem, de drager van het ambt, tot duidelijkheid te brengen, en de wet, die door hem gegeven werd, in alle bijzonderheden, voor al het volk te doen kennen als uit een hogere wereld ontsproten. Daarop wijst Paulus uitdrukkelijk in de plaats 2 Corinthiers. 3:7). Volgens diezelfde plaats heeft die glans ook weer een einde. Gedeeltelijk werd die zwakker in het dagelijks verkeer, en had gedurig vernieuwing nodig, omdat het meer een verheerlijking van buiten, door het verlichten van de heerlijkheid van de Heere, dan van binnen door de heiliging doorde Geest was (overeenkomstig het wezen van het Oude Testament in onderscheiden van dat van het Nieuwe Verbond) (zie Exodus 21:11); deels hield het ten laatste, als het doel bereikt en de wet volledig geopenbaard was, dus bij het opbreken van de kinderen van Israël van de Sinaï (Numbers 10:1), geheel op..
Vers 33
33. Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, nadat hij dit alles hun bekend gemaakt had, ena) hij had een deksel op zijn gezicht gelegd. 1) a) 2 Corinthians 3:7,2 Corinthians 3:131) Het voorname doel, dat dit glinsteren van Mozes' gezicht tegenover het volk heeft, is: zijn persoon voor Israël en vooral tegenover hun woord (Exodus 32:1): "Wij weten niet, wat deze Mozes geschied is," te verheffen; het is een antwoord van God tot hun verootmoediging en beschaming. Daar die glans, volgens de volgende verzen, een langere tijd bleef en bij het verder verkeer van Mozes met de Heere steeds vernieuw werd, diende het tevens, om het ambt, dat Mozes bediende, in hem, de drager van het ambt, tot duidelijkheid te brengen, en de wet, die door hem gegeven werd, in alle bijzonderheden, voor al het volk te doen kennen als uit een hogere wereld ontsproten. Daarop wijst Paulus uitdrukkelijk in de plaats 2 Corinthiers. 3:7). Volgens diezelfde plaats heeft die glans ook weer een einde. Gedeeltelijk werd die zwakker in het dagelijks verkeer, en had gedurig vernieuwing nodig, omdat het meer een verheerlijking van buiten, door het verlichten van de heerlijkheid van de Heere, dan van binnen door de heiliging doorde Geest was (overeenkomstig het wezen van het Oude Testament in onderscheiden van dat van het Nieuwe Verbond) (zie Exodus 21:11); deels hield het ten laatste, als het doel bereikt en de wet volledig geopenbaard was, dus bij het opbreken van de kinderen van Israël van de Sinaï (Numbers 10:1), geheel op..
Vers 34
34. Doch als Mozes, bij de verdere openbaringen, die hij voor het volk ontving (Exodus 40:1 Numbers 10:10 ), voor het aangezicht des HEEREN kwam, in de voorlopige tent (Exodus 33:7), en, na de oprichting van de tabernakel, in deze (Exodus 40:1; Leviticus 1:1), om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen van Israël wat hem geboden was.Vers 34
34. Doch als Mozes, bij de verdere openbaringen, die hij voor het volk ontving (Exodus 40:1 Numbers 10:10 ), voor het aangezicht des HEEREN kwam, in de voorlopige tent (Exodus 33:7), en, na de oprichting van de tabernakel, in deze (Exodus 40:1; Leviticus 1:1), om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen van Israël wat hem geboden was.Vers 35
35. Zo zagen dan de kinderen van Israël het gezicht van Mozes, dat de huid van het gezicht van Mozes opnieuw glinsterde, 1) want ieder nieuw verkeer met de Heere had de in het dagelijks leven verdwijnende glans in de vorige sterkte en klaarheid hersteld; daarom deed Mozes het deksel weer op zijn gezicht, totdat hij inging, om met Hem, de Heere, te spreken.1) Hoe meer een mens een kind van God wordt, hoe nader een vertrouwelijker hij met zijn Heiland omgaat, hoe beslister zijn uitwendig bestaan zich naar de hemel wendt, hoe meer hij een volkomen man in Christus wordt, des te meer drukt zich dat uit in zijn uitwendig bestaan; innerlijke verhoging ontvangt haar uitdrukking in een zekere verheerlijking van zijn gedaante. Ons straalt in zijn gedaante een wonderbaar geestelijke en hemelse schoonheid tegen; zijn gehele wezen maakt een bijzonder diepe, ongewone indruk op ons, ook wanneer hij geen woord spreekt; wij wagen het niet in zijn nabijheid te zijn; wij zijn bang, dat deze mens een blik in ons onrein hart zal kunnen werpen, en toch komt hij ons voor, als doorzag hij ons geheel. In zijn gebaren ligt, behalve een diepe ernst, een lieflijke vriendelijkheid; zijn blik is als de andere wereld; wat ons echter bijzonder in hem treft, hij is veel ootmoediger dan wij; hij spreekt slechts van zijn armoede en geringheid; hij weet niets van de in hem tevoorschijn getreden verheerlijking; want hoe meer genade, des te dieper gevoel van eigen armoede van geest en onwaardigheid van hart..
Zoals Mozes de wonderbare glans van zijn gezicht voor Israël verborg, zo moeten ook wij het zalig geheim van ons inwendig leven dikwijls voor de onheilige wereld verbergen; treden wij echter in de eenzaamheid voor Gods genadetroon, zo mogen wij, als Mozes, alle bedeksels wegdoen, en het ongesluierd oog aan het vriendelijk licht van de Heere verkwikken. Nu spiegelt zich in ons als het ware de heerlijkheid van de Heere met een ongedekt aangezicht af, en wij worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van de Geest van de Heere..
Vers 35
35. Zo zagen dan de kinderen van Israël het gezicht van Mozes, dat de huid van het gezicht van Mozes opnieuw glinsterde, 1) want ieder nieuw verkeer met de Heere had de in het dagelijks leven verdwijnende glans in de vorige sterkte en klaarheid hersteld; daarom deed Mozes het deksel weer op zijn gezicht, totdat hij inging, om met Hem, de Heere, te spreken.1) Hoe meer een mens een kind van God wordt, hoe nader een vertrouwelijker hij met zijn Heiland omgaat, hoe beslister zijn uitwendig bestaan zich naar de hemel wendt, hoe meer hij een volkomen man in Christus wordt, des te meer drukt zich dat uit in zijn uitwendig bestaan; innerlijke verhoging ontvangt haar uitdrukking in een zekere verheerlijking van zijn gedaante. Ons straalt in zijn gedaante een wonderbaar geestelijke en hemelse schoonheid tegen; zijn gehele wezen maakt een bijzonder diepe, ongewone indruk op ons, ook wanneer hij geen woord spreekt; wij wagen het niet in zijn nabijheid te zijn; wij zijn bang, dat deze mens een blik in ons onrein hart zal kunnen werpen, en toch komt hij ons voor, als doorzag hij ons geheel. In zijn gebaren ligt, behalve een diepe ernst, een lieflijke vriendelijkheid; zijn blik is als de andere wereld; wat ons echter bijzonder in hem treft, hij is veel ootmoediger dan wij; hij spreekt slechts van zijn armoede en geringheid; hij weet niets van de in hem tevoorschijn getreden verheerlijking; want hoe meer genade, des te dieper gevoel van eigen armoede van geest en onwaardigheid van hart..
Zoals Mozes de wonderbare glans van zijn gezicht voor Israël verborg, zo moeten ook wij het zalig geheim van ons inwendig leven dikwijls voor de onheilige wereld verbergen; treden wij echter in de eenzaamheid voor Gods genadetroon, zo mogen wij, als Mozes, alle bedeksels wegdoen, en het ongesluierd oog aan het vriendelijk licht van de Heere verkwikken. Nu spiegelt zich in ons als het ware de heerlijkheid van de Heere met een ongedekt aangezicht af, en wij worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van de Geest van de Heere..