the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Zefanja 2
1 Vergadert u en komt herwaarts, o, gehaat volk:2 eer het oordeel uitgaat, dat gij als het kaf bij dag vervliegt; eer de verbolgen toorn des Heren over u komt, eer de dag van den toorn des Heren over u komt.3 Zoekt den Heer, o alle gij nederigen in het land, gij die zijne rechten houdt. Zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoedigheid, opdat gij op den dag van den toorn des Heren verborgen moogt worden.
4 Want Gaza zal verlaten worden en Askelon verwoest; Asdod zal op den middag verdreven worden en Ekron uitgerukt.5 Wee dengenen, die langs de zee wonen, den krijgshelden: het woord des Heren zal over u komen, o Kanan, land der Filistijnen, want Ik zal u verdelgen, dat er niemand meer zal wonen.6 Er zullen langs de zee enkel herderswoningen en schaapskooien zijn;7 en het zal den overgeblevenen van het huis van Juda ten deel worden, dat zij daarop zullen weiden; des avonds zullen zij zich in de huizen van Askelon legeren, als de Heer, hun God, hen wederom bezocht en hunne gevangenschap gewend heeft.
8 Ik heb de versmaadheid van Moab en het lasteren der kinderen Ammons gehoord, hoe zij mijn volk gesmaad en een groot woord gevoerd hebben tegen zijn grondgebied.9 Daarom, zo waarachtig Ik leef, spreekt de Heer Zebath, Israls God: Moab zal als Sodom worden en de kinderen Ammons als Gomorra, als ene netelheide en ene zoutgroeve en ene eeuwige verwoesting; het overschot van mijn volk zal ze roven en de overgeblevenen mijns volks zullen ze erven.10 Dat zal hun overkomen wegens hunne hoovaardij, omdat zij het volk van den Heer Zebath gesmaad en zich beroemd hebben.11 Vreeselijk zal de Heer tegen hen zijn, want Hij zal alle goden der aarde verdelgen; en alle volken der eilanden zullen Hem aanbidden, elk uit zijne plaats.
12 Ook gij, Moren, zult door mijn zwaard verslagen worden.13 En Hij zal zijne hand uitstrekken over het Noorden en Assur verdelgen en Ninev zal Hij eenzaam maken, dor als ene woestijn;14 dat zich daarin de kudden zullen legeren, dieren van allerlei geslachten; ook zullen er roerdompen en egels wonen op hare torens, en vogels zullen in de vensters zingen, de drempel zal met puin bedolven en het cederen tafelwerk afgerukt zijn.15 Dit is de vrolijke stad, die zo gerust woonde en in haar hart sprak: Ik ben het en buiten mij is er geen meer! Hoe is zij zo woest geworden, dat de dieren er in wonen, en wie voorbijgaat haar uitfluit en in de handen klapt over haar.