the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Zacharia 14
1 Zie, de dag des Heren komt, dat men uwen buit zal uitdelen in het midden van u;2 want Ik zal allerlei volken tegen Jeruzalem verzamelen tot den strijd en de stad zal ingenomen, de huizen geplunderd en de vrouwen geschonden worden; en de helft der stad zal gevankelijk weggevoerd worden, maar het overige volk zal niet uit de stad uitgeroeid worden.3 Want de Heer zal uittrekken en strijden tegen die volken, gelijk Hij pleegt te strijden ten tijde des oorlogs;4 en zijne voeten zullen te dien tijde staan op den Olijfberg, die Vr Jeruzalem ligt, tegen het Oosten: en de Olijfberg zal middendoor gespleten worden naar het Oosten en naar het Westen, zeer wijd van elkander; dat de ene helft des bergs tegen het Noorden en de andere tegen het Zuiden zal overhellen.5 Dan zult gij vlieden in het dal tussen mijne bergen, want het dal tussen de bergen zal zich tot Azel toe uitstrekken; en gij zult vlieden, gelijk gij eertijds vloodt voor de aardbeving ten tijde van Uzza, den koning van Juda; want de Heer, mijn God, zal komen en alle heiligen met u.6 In dien tijd zal er geen licht zijn, maar koude en vorst;7 en het zal n dag zijn, den Heer bekend, die noch dag noch nacht is; maar tegen den avond zal het licht zijn.
8 En in dien tijd zullen er levende wateren uitvloeien uit Jeruzalem, de ene helft naar de Oostzee en de andere helft naar de uiterste zee: en het zal duren des zomers en des winters.9 En de Heer zal koning zijn over alle landen; in dien tijd zal de Heer n zijn en zijn naam n.10 En men zal in het gehele land rondom gaan als op een vlak veld, van Geba af tot Rimmon toe, tegen het Zuiden van Jeruzalem; want zij zal verheven worden en blijven in hare plaats, van de poort van Benjamin af tot aan de plaats der eerste poort, tot aan de hoekpoort toe, en van den toren Hananel af tot aan des konings wijnpersen toe;11 en men zal daarin wonen en er zal geen banvloek meer zijn, want Jeruzalem zal geheel veilig wonen.12 En dit zal de plaag zijn, waarmede de Heer al de volken zal plagen, die tegen Jeruzalem gestreden hebben: hun vlees zal verrotten, terwijl zij nog op hunne voeten staan, en hunne ogen zullen wegkwijnen in de holten en hunne tong zal verdrogen in den mond.13 In dien tijd zal de Heer een groot gedruis onder hen aanrichten, dat de een den ander bij de hand zal vatten en zijne hand op des anderen hand leggen.14 Ook Juda zal binnen Jeruzalem strijden, opdat verzameld worden de goederen van alle volken, die rondom zijn: goud, zilver en klederen in grote menigte.15 En zo zal dan deze plaag gaan over paarden, muilezels, kamelen, ezels en allerlei dieren, die in dat heir zijn, zoals gene geplaagd zijn.
16 En alle overgeblevenen onder alle volken, die tegen Jeruzalem optrokken, zullen jaarlijks opkomen om den Koning, den Heer Zebath, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren;17 en zo enig geslacht der aarde niet zal opkomen naar Jeruzalem om den koning, den Heer Zebath, te aanbidden, over deze zal het niet regenen.18 En indien het geslacht der Egyptenaars niet opgaat noch komt, zo zal het over hen niet regenen. Dat zal de plaag zijn, met welke de Heer alle volken zal plagen, die niet opkomen om het Loofhuttenfeest te vieren;19 dit zal de straf der Egyptenaars en de straf aller volken zijn, die niet opkomen om het Loofhuttenfeest te vieren.20 In dien tijd zal op het blinkend tuig der paarden geschreven staan: Heiligheid des Heren. En de potten in het huis des Heren zullen zijn als de bekkens Vr het altaar.21 Want alle potten, zo in Jeruzalem als in Juda, zullen den Heere Zebath heilig zijn; zodat allen, die offeren willen, zullen komen en ze nemen en daarin koken; en er zal geen Kananiet meer zijn in het huis des Heren Zebath in dien tijd.