the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Hooglied 5
1 Ik kom, mijne zuster, o bruid, in mijnen hof; ik heb mijne mirre benevens mijne specerijen geplukt; ik heb van mijne honigraat benevens mijnen honig gegeten; ik heb van mijnen wijn en van mijne melk gedronken. Eet, mijne beminden, en drinkt, mijne vrienden, en wordt dronken.
2 Ik sliep, maar mijn hart waakte; daar was de stem mijns vriends, die aanklopte: Doe mij open, mijne vriendin, mijne zuster, mijne duif, mijne volmaakte; want mijn hoofd is vol van dauw, en mijne haarlokken van nachtdruppels.3 Ik heb mijn kleed uitgetrokken, hoe kan ik het weder aantrekken? Ik heb mijne voeten gewassen, hoe zou ik ze weder bezoedelen?4 Maar mijn vriend stak zijne hand door de opening der deur, en mijn binnenste werd ontroerd om zijnentwil.5 Toen stond ik op om mijnen vriend open te doen: mijne handen drope van mirre, en mirre liep langs mijne vingers aan den grendel van het slot.6 En toen ik mijnen vriend opengedaan had, was hij weg en heengegaan. Toen bezweek mijne ziel om hetgeen hij gesproken had; ik zocht hem, maar ik vond hem niet; ik riep hem, maar hij antwoordde mij niet.7 De wachters, die in de stad omgaan, vonden mij, zij sloegen en wondden mij: de wachters op den muur ontnamen mij mijnen sluier.8 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem, vindt gij mijnen vriend, zo zegt hem, dat ik van liefde krank ben.
9 Wat is uw vriend boven andere vrienden, o gij schoonste onder de vrouwen? Wat is uw vriend boven andere vrienden, dat gij ons zo bezworen hebt?10 Mijn vriend is blank en rood, uitmuntende boven vele duizenden.11 Zijn hoofd is van het fijnste goud; zijne haarlokken zijn gekruld, zwart als een raaf;12 zijne ogen zijn als duivenogen aan de waterbeken, met melk gewassen, staande in de volheid;13 zijne wangen zijn als geurige bloembedden, als heuvels van specerijen; zijne lippen zijn als rozen, die van vloeiende mirre druipen;14 zijne handen zijn als gouden ringen, vol turkooizen; zijn lichaam is als zuiver ivoor, met saffieren versierd;15 zijne benen zijn als marmerzuilen, gegrond op gouden voetstukken; zijne gestalte is als de Libanon, heerlijk als de cederen;16 zijne keel is zoet en alles wat aan hem is, is gans begeerlijk. Z is mijn beminde, Z is mijn vriend, o dochters van Jeruzalem.