the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Hooglied 3
1 Ik zocht des nachts op mijne legerstede hem, dien mijne ziel liefheeft; ik zocht hem, maar ik vond hem niet.2 Ik wil opstaan en in de stad omgaan, op de straten en in de stegen, en hem zoeken, dien mijne ziel liefheeft; ik zocht hem, maar ik vond hem niet.3 De wachters, die in de stad omgaan, vonden mij: Hebt gij hem niet gezien, dien mijne ziel liefheeft?4 Toen ik een weinig voorbij hen kwam, vond ik hem, dien mijne ziel liefheeft: ik hield hem vast en wilde hem niet verlaten, voordat ik hem bracht in het huis mijner moeder, in de kamer van haar, die mij gebaard heeft.5 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem, bij de reen of hinden op het veld, dat gij mijne vriendin niet opwekt noch stoort, voordat het haar zelve behaagt.
6 Wie is zij, die opwaarts gaat uit de woestijn, als een recht opgaande rook, omwasemd van mirre en wierook en allerlei geur des kruidmengers?
7 Zie, rondom het bed van Salomo staan zestig helden uit de helden Israls.8 Zij houden allen zwaarden, en zijn geschikt ten strijde; elk heeft zijn zwaard aan zijnen heup, vanwege den schrik des nachts.9 Koning Salomo liet zich een draagzetel maken van Libanons hout.10 Deszelfs pilaren waren van zilver, het bedeksel was van goud, de zitplaats purper: de bodem middenin was met heerlijk borduurwerk versierd, door de liefde der dochters van Jeruzalem.11 Gaat uit en ziet, gij dochters van Sion, koning Salomo met de kroon, met welke zijne moeder hem gekroond heeft op den dag zijner bruiloft en op den dag der vreugde zijns harten.