the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ruth 3
1 En Nami, hare schoonmoeder, sprak tot haar: Mijne dochter, ik wil u rust bezorgen, dat het u welga.2 Nu dan, deze Boaz, bij wiens dienstmaagden gij geweest zijt, is onze bloedverwant. Zie, hij zal dezen nacht op zijnen dorsvloer gerst wannen.3 Zo baad u dan en zalf u, en trek uw kleed aan, en ga af naar den dorsvloer, en maak u niet bekend, voordat men gegeten en gedronken zal hebben.4 Als hij zich dan gaat nederleggen, zo bemerk de plaats waar hij zich nederlegt; en kom, en sla het dek aan zijne voeten op, en leg u neder: zo zal hij u zeggen, wat gij doen moet.5 En zij sprak tot haar. Al wat gij mij zegt, zal ik doen.
6 En zij ging af naar den dorsvloer, en deed alles gelijk hare schoonmoeder haar geboden had.7 En toen Boaz gegeten en gedronken had, werd zijn hart vrolijk, en hij kwam en legde zich neder achter een hoop schoven; en zij kwam in stilte, en sloeg het dek aan zijne voeten op, en legde zich neder.8 Toen het nu middernacht was, verschrikte die man en beefde; en zie, ene vrouw lag aan zijne voeten. En hij sprak: Wie zijt gij?9 Zij antwoordde: Ik ben Ruth, uwe dienstmaagd: breid dan uwen vleugel uit over uwe dienstmaagd, want gij zijt de erf-losser.10 Toen sprak hij: gezegend zijt gij den Heer, mijne dochter; gij hebt uwe laatste weldadigheid nog beter gemaakt dan de eerste, dat gij geen jongelieden, arm of rijk, zijt achternagegaan.11 En nu, mijne dochter, vrees niet: al wat gij zegt wil ik doen: want de gehele stad mijns volks weet, dat gij ene deugdzame vrouw zijt.12 Nu, het is waar, dat ik een erf-losser ben, maar er is er nog een nader dan ik.13 Blijf hier den nacht over; morgen, indien hij u nemen wil, goed; maar indien het hem niet behaagt u te nemen, dan zal ik u nemen, zo waarlijk als de Heer leeft. Leg u neder tot aan den morgen.
14 En zij lag tot des morgens toe aan zijne voeten, en zij stond op, eer de een den ander onderkennen kon; want hij zeide: Dat niemand gewaarworde, dat ene vrouw op den dorsvloer gekomen is.15 En hij sprak: Reik den sluier toe, die u bedekt, en houd hem op. En zij hield hem op; en hij mat zes maten gerst, en legde die op haar, en hij ging naar de stad.16 En zij kwam tot hare schoonmoeder, welke zeide: Hoe staat het met u, mijne dochter? En zij maakte haar alles bekend, wat die man haar gedaan had;17 ook zeide zij: Deze zes maten gerst gaf hij mij, want hij sprak: Gij zult niet ledig tot uwe schoonmoeder komen.18 Zij nu sprak: Houd u stil, mijne dochter, totdat gij bevindt, waar het heen wil; want die man zal niet rusten, alvorens hij nog heden deze zaak ten einde gebracht hebbe.