Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Ruth 1

1 Ten tijde toen de richters regeerden, was er ene duurte in het land, en een man van Bethlehem-Juda trok weg met zijne huisvrouw en twee zonen, om als vreemdeling te verkeren in het land der Moabieten.2 Deze man was genaamd Elimlech, en zijne huisvrouw Nami; en zijne twee zonen, Machlon en Chiljon, waren Efrathieten uit Bethlehem-Juda; en toen zij in het land der Moabieten kwamen, bleven zij aldaar.3 En Elimlech, de man van Nami, stierf; en zij bleef over met hare twee zonen.4 Dezen nu namen zich Moabietische vrouwen: de ene genaamd Orpa, de andere Ruth. En toen zij aldaar gewoond hadden omtrent tien jaren,5 stierven ook die twee, Machlon en Chiljon, zodat die vrouw na hare twee zonen en na haren man alleen overbleef.

6 Toen maakte zij zich op met hare twee schoondochters, en keerde weder uit het land der Moabieten; want zij had vernomen in het land der Moabieten, dat de Heer zijn volk bezocht en hun brood gegeven had.7 En zij ging uit van de plaats, waar zij geweest was, en hare twee schoondochters met haar. En toen zij op den weg gingen om weder in het land Juda te komen,8 sprak zij tot hare twee schoondochters: Gaat heen en keert weder, elk tot het huis harer moeder; de Heer doe barmhartigheid aan u, gelijk gij aan de doden en aan mij gedaan hebt;9 de Heer geve u, dat gij rust vindt, ieder in het huis van haren man. En zij kuste haar; en zij hieven hare stem op en weenden,10 en spraken tot haar: Wij willen met u naar uw volk gaan.11 Maar Nami sprak: Keert weder, mijne dochters; waarom wilt gij met mij gaan? Hoe kan ik voortaan kinderen in mijn schoot hebben, die u tot mannen zouden kunnen zijn?12 Keert weder, mijne dochters, en gaat heen; want ik ben nu te oud om een man te nemen, al ware het ook, dat ik zeide: Er is hoop voor mij, dat ik nog dezen nacht een man kreeg en kinderen baarde,13 --hoe! zoudt gij daarop wachten, totdat zij groot wierden? hoe! zoudt gij daarom vertoeven, dat gij geen mannen zoudt nemen? Neen mijne dochters; het is mij zeer bitter om uwentwil, want de hand des Heren is over mij uitgegaan.14 Toen hieven zij hare stem op en weenden nog meer; en Orpa kuste hare schoonmoeder, maar Ruth bleef bij haar.15 Toen zeide zij: Zie, uwe schoonzuster is wedergekeerd tot haar volk en tot hare goden: keer gij ook weder, uwe schoonzuster achterna.16 Doch Ruth antwoordde: Dwing mij niet, dat ik u verlaten zou en van u omkeren; waar gij heengaat, daar wil ik ook heengaan, en waar gij blijft, daar blijf ik ook; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God;17 waar gij sterft, daar sterf ik ook, en daar wil ik ook begraven worden: de Heer doe mij dit en dat, zo niet de dood alleen scheiding zal maken tussen mij en u.18 Toen zij nu zag, dat zij vast besloten was om met haar te gaan, hield zij op tot haar daarvan te spreken.

19 Alzo gingen die twee met elkander, totdat zij te Bethlehem kwamen. En toen zij te Bethlehem kwamen, geraakte de gehele stad in opschudding om harentwil, en zij zeiden: Is dit Nami?20 Maar zij sprak tot hen: Noemt mij niet Nami, maar Mara, want de Almachtige heeft mij zeer bedroefd.21 Vol trok ik heen, maar ledig heeft mij de Heer weder naar huis gebracht: waarom noemt gij mij dan Nami, daar immers de Heer mij verootmoedigd en de Almachtige mij bedroefd heeft?22 En het was omtrent den tijd, dat de gerstenoogst begon, toen Nami en hare schoondochter Ruth, de Moabietische, te Bethlehem wederkwamen uit het land der Moabieten.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile