the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 89
1 Ene onderwijzing van Ethan, den Ezrahiet. (89-2) Ik wil zingen van de genade des Heren eeuwiglijk, en zijne waarheid verkondigen met mijnen mond immer en altoos.2 (89-3) Want dus spreek ik: Er zal ene eeuwige genade opgaan, en Gij zult uwe waarheid getrouwelijk houden in den hemel, zeggende:3 (89-4) Ik heb een verbond gesloten met mijnen uitverkorene, Ik heb aan mijnen knecht David gezworen:4 (89-5) Ik zal u eeuwiglijk raad geven, en uwen troon bouwen immer en altoos. Sela.
5 (89-6) De hemelen zullen, o Heer, uwe wonderen prijzen, en uwe waarheid in de gemeente der heiligen.6 (89-7) Want wie kan in den hemel den Heer gelijk geacht worden, en onder de zonen der goden den Heer gelijk zijn?7 (89-8) God is zeer machtig in de vergadering der heiligen, en wonderbaar boven allen, die rondom Hem staan.8 (89-9) Heer, God Zebath, wie is als Gij, een machtig God, en uwe trouw is rondom U!9 (89-10) Gij heerst over de woede der zee; Gij stilt hare baren, als zij zich verheffen.10 (89-11) Gij veldet Raheb neer, Gij verstrooidet uwe vijanden door uw sterken arm.11 (89-12) Hemel en aarde zijn de uwe; Gij hebt den aardbodem gegrond, en wat daarop is.12 (89-13) Noorden en Zuiden hebt Gij geschapen; Tabor en Hermon juichen in uwen naam.13 (89-14) Gij hebt een machtigen arm; sterk is uwe hand, en uwe rechterhand is hoog.14 (89-15) Gerechtigheid en gericht zijn de grondvesten van uwen troon, genade en waarheid zijn voor uw aangezicht.
15 (89-16) Welgelukzalig is het volk, dat juichen kan! Heer, zij zullen in het licht uws aangezichts wandelen.16 (89-17) Zij zullen zich dagelijks in uwen naam verheugen, en in uwe gerechtigheid heerlijk zijn.17 (89-18) Want Gij zijt de roem hunner sterkte, en door uwe genade zult Gij onzen hoorn verhogen.18 (89-19) De Heer is ons schild, en de Heilige in Isral is onze koning.
19 (89-20) In dien tijd spraakt Gij in een gezicht tot uwen heilige, en zeidet: Ik heb een held verwekt, die helpen zal; Ik heb een uitverkorene uit het volk verhoogd;20 (89-21) Ik heb mijnen knecht David gevonden, Ik heb hem gezalfd met mijne heilige olie.21 (89-22) Mijne hand zal hem bestendig ondersteunen, en mijn arm zal hem versterken.22 (89-23) De vijanden zullen hem niet overweldigen, en de onrechtvaardigen zullen hem niet onderdrukken.23 (89-24) Maar Ik zal zijne wederpartijders slaan voor hem uit, en wie hem haten, zal Ik plagen.24 (89-25) En mijne waarheid en genade zullen bij hem zijn, en zijn hoorn zal in mijnen naam verhoogd worden.25 (89-26) Ik zal zijne hand uitstrekken tot aan de zee, en zijne rechterhand tot aan de grote rivier.26 (89-27) Hij zal mij noemen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en mijn rots, die mij helpt.27 (89-28) En Ik zal hem tot eersten zoon maken, den hoogsten onder de koningen der aarde.28 (89-29) Ik zal mijne genade voor hem eeuwiglijk behouden, en mijn verbond met hem zal vast blijven.29 (89-30) Ik zal hem eeuwiglijk zaad geven, en zijnen troon onderhouden, zolang de hemel duurt.30 (89-31) Maar indien zijne kinderen mijne wet verlaten en naar mijne rechten niet wandelen,31 (89-32) indien zij mijne inzettingen ontheiligen en mijne gebodene niet onderhouden,32 (89-33) zo zal ik hunne zonde met de roede bezoeken, en hunne misdaad met plagen.33 (89-34) Maar mijne genade zal Ik niet van hem wenden, en mijne waarheid niet tot leugen maken.34 (89-35) Ik zal mijn verbond niet ontheiligen, en niet veranderen wat uit mijnen mond gegaan is.35 (89-36) Ik heb eens gezworen bij mijne heiligheid: Ik zal aan David niet liegen.36 (89-37) Zijn zaad zal eeuwig zijn, en zijn troon voor Mij gelijk de zon.37 (89-38) Gelijk de maan zal hij eeuwiglijk bevestigd zijn, en als de getuige in de wolken gewis zijn. Sela.
38 (89-39) Maar nu verstoot en verwerpt Gij uwen gezalfde, en zijt toornig op hem.39 (89-40) Gij versmaadt het verbond uws knechts, en werpt zijne kroon ter aarde.40 (89-41) Gij verscheurt al zijne muren, en laat zijne vestingen afbreken.41 (89-42) Allen, die voorbijgaan, beroven hem; hij is zijn naburen ten spot geworden.42 (89-43) Gij verhoogt de rechterhand zijner wederpartijders, en verheugt al zijne vijanden.43 (89-44) Ook hebt Gij de kracht zijns zwaards weggenomen, en laat hem niet overwinnen in den strijd.44 (89-45) Gij verstoort zijne reinheid en werpt zijnen troon ter aarde.45 (89-46) Gij verkort den tijd zijner jeugd, en bedekt hem met hoon. Sela.46 (89-47) Heer, hoelang zult Gij u zo geheel verbergen, en uwe gramschap als een vuur doen blaken?47 (89-48) Gedenk toch hoe kort mijn leven is; waarom zoudt Gij alle mensen vergeefs geschapen hebben?48 (89-49) Waar is iemand, die leeft en den dood niet ziet, die zijne ziel kan redden uit de macht des grafs? Sela.49 (89-50) Heer, waar is uwe vorige genade, welke Gij aan David gezworen hebt bij uwe trouw?50 (89-51) Gedenk, Heer, aan den smaad uwer knechten, die ik draag in mijnen boezem van zovele volken; met welken U,51 (89-52) Heer, uwe vijanden smaden, met welken zij smaden de voetstappen van uwen gezalfde.52 (89-53) Geloofd zij de Heer eeuwiglijk. Amen, amen.