Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Psalmen 89

1 Ene onderwijzing van Ethan, den Ezrahiet. (89-2) Ik wil zingen van de genade des Heren eeuwiglijk, en zijne waarheid verkondigen met mijnen mond immer en altoos.2 (89-3) Want dus spreek ik: Er zal ene eeuwige genade opgaan, en Gij zult uwe waarheid getrouwelijk houden in den hemel, zeggende:3 (89-4) Ik heb een verbond gesloten met mijnen uitverkorene, Ik heb aan mijnen knecht David gezworen:4 (89-5) Ik zal u eeuwiglijk raad geven, en uwen troon bouwen immer en altoos. Sela.

5 (89-6) De hemelen zullen, o Heer, uwe wonderen prijzen, en uwe waarheid in de gemeente der heiligen.6 (89-7) Want wie kan in den hemel den Heer gelijk geacht worden, en onder de zonen der goden den Heer gelijk zijn?7 (89-8) God is zeer machtig in de vergadering der heiligen, en wonderbaar boven allen, die rondom Hem staan.8 (89-9) Heer, God Zebath, wie is als Gij, een machtig God, en uwe trouw is rondom U!9 (89-10) Gij heerst over de woede der zee; Gij stilt hare baren, als zij zich verheffen.10 (89-11) Gij veldet Raheb neer, Gij verstrooidet uwe vijanden door uw sterken arm.11 (89-12) Hemel en aarde zijn de uwe; Gij hebt den aardbodem gegrond, en wat daarop is.12 (89-13) Noorden en Zuiden hebt Gij geschapen; Tabor en Hermon juichen in uwen naam.13 (89-14) Gij hebt een machtigen arm; sterk is uwe hand, en uwe rechterhand is hoog.14 (89-15) Gerechtigheid en gericht zijn de grondvesten van uwen troon, genade en waarheid zijn voor uw aangezicht.

15 (89-16) Welgelukzalig is het volk, dat juichen kan! Heer, zij zullen in het licht uws aangezichts wandelen.16 (89-17) Zij zullen zich dagelijks in uwen naam verheugen, en in uwe gerechtigheid heerlijk zijn.17 (89-18) Want Gij zijt de roem hunner sterkte, en door uwe genade zult Gij onzen hoorn verhogen.18 (89-19) De Heer is ons schild, en de Heilige in Isral is onze koning.

19 (89-20) In dien tijd spraakt Gij in een gezicht tot uwen heilige, en zeidet: Ik heb een held verwekt, die helpen zal; Ik heb een uitverkorene uit het volk verhoogd;20 (89-21) Ik heb mijnen knecht David gevonden, Ik heb hem gezalfd met mijne heilige olie.21 (89-22) Mijne hand zal hem bestendig ondersteunen, en mijn arm zal hem versterken.22 (89-23) De vijanden zullen hem niet overweldigen, en de onrechtvaardigen zullen hem niet onderdrukken.23 (89-24) Maar Ik zal zijne wederpartijders slaan voor hem uit, en wie hem haten, zal Ik plagen.24 (89-25) En mijne waarheid en genade zullen bij hem zijn, en zijn hoorn zal in mijnen naam verhoogd worden.25 (89-26) Ik zal zijne hand uitstrekken tot aan de zee, en zijne rechterhand tot aan de grote rivier.26 (89-27) Hij zal mij noemen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en mijn rots, die mij helpt.27 (89-28) En Ik zal hem tot eersten zoon maken, den hoogsten onder de koningen der aarde.28 (89-29) Ik zal mijne genade voor hem eeuwiglijk behouden, en mijn verbond met hem zal vast blijven.29 (89-30) Ik zal hem eeuwiglijk zaad geven, en zijnen troon onderhouden, zolang de hemel duurt.30 (89-31) Maar indien zijne kinderen mijne wet verlaten en naar mijne rechten niet wandelen,31 (89-32) indien zij mijne inzettingen ontheiligen en mijne gebodene niet onderhouden,32 (89-33) zo zal ik hunne zonde met de roede bezoeken, en hunne misdaad met plagen.33 (89-34) Maar mijne genade zal Ik niet van hem wenden, en mijne waarheid niet tot leugen maken.34 (89-35) Ik zal mijn verbond niet ontheiligen, en niet veranderen wat uit mijnen mond gegaan is.35 (89-36) Ik heb eens gezworen bij mijne heiligheid: Ik zal aan David niet liegen.36 (89-37) Zijn zaad zal eeuwig zijn, en zijn troon voor Mij gelijk de zon.37 (89-38) Gelijk de maan zal hij eeuwiglijk bevestigd zijn, en als de getuige in de wolken gewis zijn. Sela.

38 (89-39) Maar nu verstoot en verwerpt Gij uwen gezalfde, en zijt toornig op hem.39 (89-40) Gij versmaadt het verbond uws knechts, en werpt zijne kroon ter aarde.40 (89-41) Gij verscheurt al zijne muren, en laat zijne vestingen afbreken.41 (89-42) Allen, die voorbijgaan, beroven hem; hij is zijn naburen ten spot geworden.42 (89-43) Gij verhoogt de rechterhand zijner wederpartijders, en verheugt al zijne vijanden.43 (89-44) Ook hebt Gij de kracht zijns zwaards weggenomen, en laat hem niet overwinnen in den strijd.44 (89-45) Gij verstoort zijne reinheid en werpt zijnen troon ter aarde.45 (89-46) Gij verkort den tijd zijner jeugd, en bedekt hem met hoon. Sela.46 (89-47) Heer, hoelang zult Gij u zo geheel verbergen, en uwe gramschap als een vuur doen blaken?47 (89-48) Gedenk toch hoe kort mijn leven is; waarom zoudt Gij alle mensen vergeefs geschapen hebben?48 (89-49) Waar is iemand, die leeft en den dood niet ziet, die zijne ziel kan redden uit de macht des grafs? Sela.49 (89-50) Heer, waar is uwe vorige genade, welke Gij aan David gezworen hebt bij uwe trouw?50 (89-51) Gedenk, Heer, aan den smaad uwer knechten, die ik draag in mijnen boezem van zovele volken; met welken U,51 (89-52) Heer, uwe vijanden smaden, met welken zij smaden de voetstappen van uwen gezalfde.52 (89-53) Geloofd zij de Heer eeuwiglijk. Amen, amen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile