Read the Bible

¹ Een psalm voor de kinderen van Korach, om voor te zingen op de gittith. (84-2) Hoe liefelijk zijn uwe woningen, Heer Zebath.² (84-3) Mijne ziel verlangt en haakt naar de voorhoven des Heren, mijn lichaam en mijne ziel verheugen zich in den levenden God.³ (84-4) De mus zelfs heeft een huis gevonden, en de zwaluw haar nest, waar zij hare jongen legt, namelijk bij uwe altaren, Heer Zebath, mijn koning en mijn God.⁴ (84-5) Welgelukzalig zijn degenen, die in uw huis wonen, en U altoos mogen loven. Sela.⁵ (84-6) Welgelukzalig zijn die mensen, die U voor hunne sterkte houden, en van harte U nawandelen!⁶ (84-7) Gaan zij door dorre dalen, zij maken die tot fonteinen, zodat een milde regen hen rijkelijk overdekt.⁷ (84-8) Zij behalen de ene overwinning na de andere, zodat men ziet, dat de rechte God te Sion is.

⁸ (84-9) Heer, God Zebath, hoor mijn gebed; verneem het, Jakobs God. Sela.⁹ (84-10) God, ons schild, zie neer, en aanschouw het aangezicht van uwen gezalfde.¹⁰ (84-11) Want n dag in uwe voorhoven is beter dan duizend elders; ik wil liever de deur bewaren van het huis mijns Gods, dan vertoeven in de hutten der goddelozen.¹¹ (84-12) Want God de Heer is zon en schild, de Heer geeft genade en eer, Hij zal het goede den vromen niet onthouden.¹² (84-13) Heer Zebath, welgelukzalig is de mens, die zich op U verlaat.