Read the Bible

¹ Een psalm voor de kinderen van Korach, om voor te zingen. (85-2) Heer, Gij, die eertijds uw land genadig zijt geweest, en Jakobs gevangenen hebt verlost,² (85-3) Gij, die eertijds de misdaad hebt vergeven aan uw volk, en al hunne zonden bedekt, sela;³ Gij, (85-4) die eertijds uwen gansen toorn hebt ingehouden, en afgelaten van de hitte uwer grimmigheid;⁴ troost ons, (85-5) o God onze Heiland, en laat af van uwe ongenade over ons.⁵ (85-6) Wilt gij dan eeuwiglijk over ons toornig zijn, en uwe gramschap uitstrekken van geslacht tot geslacht?⁶ (85-7) Wilt gij ons dan niet weder verkwikken, opdat uw volk zich in U verheuge?⁷ (85-8) Heer, toon ons uwe genade, en help ons.

⁸ (85-9) Och, dat ik horen mocht, dat God, de Heer, sprak, dat Hij vrede toezeide aan zijn volk, aan zijne heiligen, opdat zij niet weder tot dwaasheid mochten komen.⁹ (85-10) Doch gewis is zijne hulp nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone.¹⁰ (85-11) Dat goedertierenheid en trouw elkander ontmoeten, gerechtigheid en vrede elkander kussen.¹¹ (85-12) Dat waarheid uit de aarde opwasse, en gerechtigheid van den hemel nederzie.¹² (85-13) Ook zal de Heer ons het goede schenken, en ons land zijn gewas geven.¹³ (85-14) Gerechtigheid zal voor Hem uitgaan en zal zijne voetstappen volgen.