Read the Bible

¹ Een psalm van David om voor te zingen, op de gittith. (8-2) Heer, onze Heerser, hoe heerlijk is uw naam in alle landen, Gij, wien men prijst in den hemel!² (8-3) Uit den mond der jonge kinderen en zuigelingen hebt Gij ene macht toebereid, wegens uwe vijanden; opdat Gij zoudt verdelgen den vijand en den wraakgierige.

³ (8-4) Als ik de hemelen aanschouw, het werk uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt,⁴ wat is de mens, (8-5) dat Gij aan hem denkt, en des mensen zoon, dat Gij op hem acht geeft!⁵ (8-6) Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de Engelen, met eer en heerlijkheid hebt Gij hem bekroond;⁶ (8-7) Gij stelt hem tot een heer over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijne voeten gezet⁷ schapen en runderen altemaal, (8-8) daarenboven ook de wilde dieren,⁸ (8-9) de vogelen onder den hemel en de vissen in de zee, en wat in de zee gaat.⁹ (8-10) Heer, onze Heerser, hoe heerlijk is uw naam in alle landen.