the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 9
1 Een psalm van David, van de schone jeugd, om voor te zingen. (9-2) Ik dank den Heer van ganser harte, en verhaal al uwe wonderen.2 (9-3) Ik verheug mij en ben vrolijk in U, en loof uwen naam, o Allerhoogste,3 (9-4) dat Gij mijne vijanden achterwaarts gedreven hebt, zij zijn gevallen en omgekomen voor uw aangezicht.4 (9-5) Want Gij voert mijn recht en mijne zaak uit; Gij zit op den troon, rechtvaardige rechter.5 (9-6) Gij scheidt de volken en brengt de goddelozen om; hunnen naam verdelgt Gij altoos en eeuwiglijk.6 (9-7) De zwaarden des vijands hebben een einde, de steden hebt Gij omgekeerd, hunne gedachtenis is omgekomen met hen.7 (9-8) Maar de Heer blijft eeuwiglijk, Hij heeft zijnen troon bereid ten gerichte.8 (9-9) Hij zal den aardbodem richten met rechtvaardigheid, en zal de volken regeren rechtmatiglijk.9 (9-10) De Heer is de beschutting des armen, ene beschutting in den nood.10 (9-11) Daarom hopen op U wie uwen naam kennen, want Gij, Heer, verlaat niet wie U zoeken.
11 (9-12) Looft den Heer, die te Sion woont, verkondigt onder de volken zijn doen.12 (9-13) Want Gij gedenkt aan hen, en vraagt naar hun bloed; Hij vergeet het geroep der armen niet.13 (9-14) Heer, wees mij genadig, zie mijne ellende aan onder de vijanden, Gij, die mij verheft uit de poorten des doods;14 (9-15) opdat ik al uwen lof vermelde in de poorten der dochter van Sion, en vrolijk zij over uwe hulp.15 (9-16) De volken zijn gezonken in den kuil, dien zij toebereid hadden, hun voet is gevangen in het net, dat zij gesteld hadden.16 (9-17) Zo erkent men, dat de Heer recht doet; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen. Tussenspel. Sela.17 (9-18) Och, dat de goddelozen ten afgrond mochten varen, alle volken, die God vergeten!18 (9-19) Want Hij zal den arme niet eeuwiglijk vergeten, en de hoop der Ellendgen zal niet voor altijd verloren zijn.19 (9-20) Heer, sta op, opdat de mensen de overhand niet krijgen: laat alle volken voor U geoordeeld worden.20 (9-21) Geef hun, Heer, een meester, opdat de volken erkennen, dat zij mensen zijn. Sela.