the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 56
1 Een gouden kleinood van David, toen de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. De stomme duif in verre plaatsen. (56-2) God, wees mij genadig, want mensen willen mij verslinden; dagelijks strijden zij en beangstigen mij.2 (56-3) Mijne vijanden verslinden mij dagelijks, want velen strijden tegen mij hoogmoediglijk.3 (56-4) Doch als ik vrees, dan hoop ik op U.4 (56-5) Ik zal Gods woord roemen: op God zal ik hopen, en niet vrezen; wat zou vlees mij doen?5 (56-6) Dagelijks doen zij mijn woorden geweld aan; al hunne gedachten zijn om mij kwaad te doen.6 (56-7) Zij schuilen samen en loeren, en geven acht op mijne treden, om mijne ziel te grijpen.7 (56-8) Zouden zij met hunne boosheid ontkomen? God stort die lieden zonder genade terneder!
8 (56-9) Tel de wegen mijner vlucht; vat mijne tranen in uwen zak; zonder twijfel, gij telt ze.9 (56-10) Dan zullen mijne vijanden moeten terugkeren; als ik roep, zo zal ik gewaarworden, dat gij mijn God zijt.10 (56-11) Ik zal Gods woord roemen; des Heren woord zal ik prijzen.11 (56-12) Op God hoop ik en vrees niet: wat kunnen mensen mij doen?12 (56-13) God, ik heb U ene gelofte gedaan, dat ik U zal danken.13 (56-14) Want Gij hebt mijne ziel van den dood gered, mijne voeten van het glijden, dat ik wandelen kan voor God in het licht der levenden.