the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 41
1 Een psalm van David om voor te zingen. (41-2) Welgelukzalig is hij, die zich den nooddruftige aantrekt: hem zal de Heer redden in den kwaden tijd.2 (41-3) De Heer zal hem bewaren en in het leven behouden, en het hem laten welgaan op de aarde, en hem nooit aan zijne vijanden prijsgeven.3 (41-4) De Heer zal hem verkwikken op zijn ziekbed; Gij helpt hem in al zijne krankheid.4 (41-5) Ik sprak: Heer, wees mij genadig; heel mijne ziel, want ik heb tegen U gezondigd.
5 (41-6) Mijne vijanden spreken kwaad tegen mij: Wanneer zal hij sterven en zijn naam vergaan?6 (41-7) Zij komen om mij te bezoeken, en menen het toch niet van harte; maar zij zoeken iets, opdat zij lasteren mogen, en gaan naar buiten om het uit te strooien.7 (41-8) Allen, die mij haten, mompelen samen tegen mij, en beramen kwaad over mij.8 (41-9) Zij hebben ene snoodheid over mij besloten: Wanneer hij ligt, zal hij niet weder opstaan.9 (41-10) Ook mijn vriend, dien ik vertrouwde, die mijn brood at, heft den voet tegen mij op.10 (41-11) Maar Gij, Heer, wees mij genadig en help mij op, zo zal ik het hun vergelden.11 (41-12) Daaraan merk ik, dat Gij behagen aan mij hebt, dat mijn vijand over mij niet juichen zal.12 (41-13) Maar Gij onderhoudt mij om mijner vroomheid wil, en stelt mij voor uw aangezicht eeuwiglijk.13 (41-14) Geloofd zij de Heer, Israls God, van nu af tot in eeuwigheid. Amen, Amen.