the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 40
1 Een psalm van David om voor te zingen. (40-2) Ik verwachtte den Heer, en Hij neigde zich tot mij en hoorde mijn geschrei; Hij trok mij uit den moordkuil,2 (40-3) uit het slijk en den modderpoel, en stelde mijne voeten op een rotssteen, en bevestigde mijne treden,3 (40-4) en heeft mij een nieuw lied in mijnen mond gegeven, om onzen God te loven. Dit zullen velen zien, en den Heer vrezen en op Hem hopen.4 (40-5) Welgelukzalig hij, die zijne hoop stelt op den Heer, en zich niet wendt tot de hoovaardigen en die met leugens omgaan.5 (40-6) Heer, mijn God, groot zijn uwe wonderen en uwe gedachten over ons; niemand is U gelijk; ik wil ze verkondigen en daarvan spreken, hoewel zij niet te tellen zijn.
6 (40-7) Offer en spijsoffer behangen U niet, maar de oren hebt Gij mij geopend; Gij wilt noch brandoffer noch zondoffer.7 (40-8) Toen sprak ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven.8 (40-9) Uwen wil, mijn God, doe ik gaarne; en uwe wet heb ik in mijn hart.9 (40-10) Ik wil verkondigen de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, ik wil mij den mond niet laten stoppen; Heer, dat weet Gij.10 (40-11) Uwe gerechtigheid verberg ik niet in mijn hart; van uwe waarheid en van uw heil spreek ik; ik verheel uwe goedheid en trouw niet voor de grote gemeente.
11 (40-12) Maar Gij, Heer, wil toch uwe barmhartigheid niet van mij wenden; laat uwe goedheid en trouw mij gestadig behoeden.12 (40-13) Want mij hebben omgeven rampen zonder getal; mijne zonden hebben mij aangegrepen, zodat ik ze niet zien mag; zij zijn meer dan de haren op mijn hoofd, en mijn hart heeft mij verlaten.13 (40-14) Laat het u behagen, Heer, mij te verlossen; haast U, Heer, mij te helpen.14 (40-15) Mogen zij zich schamen en te schande worden, die naar mijne ziel staan om ze te vernielen; mogen zij achterwaarts keren en schaamrood worden, die mij kwaad gunnen.15 (40-16) Mogen zij in hunne schande verschrikken, die tot mij zeggen: Zo, zo!16 (40-17) Mogen zich verheugen en vrolijk zijn allen, die naar U vragen; en mogen, wie uw heil beminnen, gestadig zeggen: De Heer zij hooggeloofd!17 (40-18) Want ik ben arm en ellendig, maar de Heer zorgt voor mij, Gij zijt mijn helper en verlosser; o, mijn God, vertoef niet.