the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 36
1 Een psalm van David, den knecht des Heren, om voor te zingen. (36-2) Het is uit den grond mijns harten, dat ik van het doen der goddelozen spreek: Er is geen vreze Gods bij hen.2 (36-3) Zij vleien zichzelven onder elkander, om hunne kwade zaak te bevorderen en anderen hatelijk te maken.3 (36-4) Hunne gehele leer is schadelijk en gelogen, zij laten zich ook niet onderwijzen om wat goeds te doen;4 (36-5) maar zij trachten op hunne legerstede naar schade, en staan vast op den kwaden weg, en schuwen geen kwaad.
5 (36-6) Heer, uwe goedheid strekt zo ver de hemel is, en uwe waarheid zo wijd de wolken gaan;6 (36-7) uwe gerechtigheid staat als de bergen Gods, en uw recht als de diepe afgrond; Heer, Gij helpt beiden, mensen en vee.7 (36-8) Hoe dierbaar is uwe goedheid, o God, dat mensenkinderen onder de schaduw uwer vleugelen toevlucht mogen nemen!8 (36-9) Zij worden dronken van de rijke goederen van uw huis, en Gij drenkt hen met wellust als met een stroom.9 (36-10) Want bij U is de bron des levens, en in uw licht zien wij het licht.10 (36-11) Breid uwe goedheid uit over degenen, die u kennen, en uwe gerechtigheid over de vromen.11 (36-12) Laat de hoogmoedigen mij niet vertreden, en de hand der goddelozen verdrijve mij niet.12 (36-13) Maar laat hen, de kwaaddoeners, aldaar vallen, zodat zij verstoten worden en niet blijven kunnen.