Read the Bible

¹ Een psalm, een lied van David. (108-2) God, mijn hart is bereid, ik wil zingen en dichten, mijne eer ook.² (108-3) Waak op, mijne luit en harp; vroeg zal ik opwaken.³ (108-4) Ik zal U danken, Heer, onder de volken; ik zal uwen lof zingen onder de natin.⁴ (108-5) Want uwe goedheid strekt zo ver de hemel is, en uwe waarheid zo ver de wolken gaan.⁵ (108-6) Verhef U, o God, boven den hemel; en uwe eer zij over de gehele wereld.

⁶ (108-7) Opdat uwe geliefde vrienden bevrijd worden, zo help nu met uwe rechterhand en verhoor mij.⁷ (108-8) God spreekt in zijn heiligdom, weshalve ik mij verblijd: Ik zal Sichem verdelen, en het dal Sukkoth afmeten;⁸ Gilead is mijn, (108-9) en mijn is Manasse; Efram is de macht mijns hoofds, Juda is mijn schepter;⁹ Moab is mijn waschpot; (108-10) mijnen schoen strek Ik uit over Edom; over de Filistijnen wil Ik juichen.¹⁰ (108-11) Wie zal mij voeren in ene vaste stad? Wie zal mij geleiden tot in Edom?¹¹ (108-12) Zult Gij het niet doen, o God, Gij die ons verstoten hadt, en niet mede uittrokt, God, met ons heir?¹² (108-13) Verleen ons bijstand in den nood, want mensenhulp is van geen nut.¹³ (108-14) Met God zullen wij daden doen; Hij zal onze vijanden onder den voet treden.