the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 106
1 Hallelujah. Looft den Heer, want Hij is vriendelijk, en zijne goedheid duurt eeuwig.2 Wie kan de grote daden des Heren uitspreken, en al zijne loffelijke werken prijzen?3 Welgelukzalig zijn zij, die het gebod onderhouden, die altoos recht doen.4 Heer, gedenk aan mij, naar de genade, die Gij aan uw volk beloofd hebt; betoon ons uwe hulp,5 opdat wij de welvaart uwer uitverkorenen mogen zien, en ons verheugen, dat het uw volk wlgaat, en ons beroemen met uw erfdeel.
6 Wij hebben gezondigd, benevens onze vaderen, wij hebben verkeerd gehandeld en zijn goddeloos geweest.7 Onze vaderen in Egypte wilden op uwe wonderen geen acht geven; zij gedachten niet aan uwe grote goedheid, en waren ongehoorzaam aan de zee, namelijk aan de Schelfzee.8 Maar Hij hielp hen om zijns naams wil, om zijne macht te betonen;9 en Hij dreigde de Schelfzee, toen werd zij droog, en Hij voerde hen door de diepte als in ene woestijn,10 en redde hen van de hand desgenen, die hen haatte, en verloste hen van de hand des vijands;11 en de wateren bedekten hunne wederpartijders, zodat er niet n overbleef.12 Toen geloofden zij aan zijne woorden, en zongen zijnen lof.
13 Maar zij vergaten weldra zijne werken, en verbreidden zijnen raad niet;14 en zij werden belust in de woestijn, en verzochten God in de wildernis.15 En Hij gaf hun hunne bede, en zond hun genoeg, totdat zij er van walgden.16 En zij stonden tegen Mozes op in het leger, tegen Aron, den geheiligde des Heren.17 De aarde opende zich en verslond Dathan, en overdekte het rot van Abiram;18 en vuur werd onder hun rot ontstoken, en ene vlam verteerde de goddelozen.19 Zij maakten een kalf bij Horeb, en aanbaden het gegoten beeld,20 en zij veranderden hunne ere in de gelijkenis van een stier, die gras eet.21 Zij vergaten God, hunnen Heiland, die in Egypte zulke grote dingen gedaan had,22 wonderen in het land van Cham, geduchte daden aan de Schelfzee.23 En Hij sprak er van hen te verdelgen, had niet Mozes, zijn uitverkorene, zich voor zijn aangezicht in de bres gesteld, om zijne gramschap af te wenden, dat Hij hen niet geheel vernielde.24 En zij verachtten het gewenste land; zij geloofden zijn woord niet,25 en murmureerden in hunne hutten; zij hoorden niet naar de stem des Heren.26 En Hij hief zijne hand tegen hen op, om hen terneder te slaan in de woestijn,27 en hun kroost te werpen onder de volken, en ze te verstrooien in de landen.28 En zij hingen Bal-Peor aan, en aten van de offers der dode afgoden,29 en vertoornden Hem met hun doen, zodat ene plaag onder hen uitbrak.30 Doch Pinehas trad toe en beslechtte de zaak, toen werd de plaag gestuit,31 en het werd hem tot gerechtigheid gerekend altoos en eeuwiglijk.32 En zij vertoornden Hem aan het water der twisting, en zij plaagden Mozes zeer;33 want zij bedroefden zijn hart, zodat hem enige woorden ontvielen.
34 Ook verdelgden zij de volken niet, gelijk de Heer hun geboden had,35 maar zij vermengden zich met de heidenen, en leerden hunne werken,36 en dienden hunne afgoden, die hun ten valstrik werden,37 en zij offerden hunne zonen en hunne dochters aan de wrede godheden op, en vergoten onschuldig bloed,38 het bloed hunner zonen en hunner dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanan, zodat het land met bloedschulden bevlekt werd.39 En zij verontreinigden zich met hunne werken, en hoereerden met hun doen.40 Toen ontstak de toorn des Heren over zijn volk, en Hij kreeg een afschuw van zijn erfdeel;41 en Hij gaf hen in de hand der heidenen, dat degenen over hen heerschten, die vergramd op hen waren;42 en hunne vijanden benauwden hen, en zij werden verootmoedigd onder hunne handen.43 Hij verloste hen dikwijls, maar zij vertoornden Hem met hun voornemen, en werden weinig wegens hunne misdaad.44 En Hij zag hunnen nood aan, toen Hij hunne klachten hoorde, en Hij45 gedacht aan zijn verbond met hen gemaakt, en het berouwde Hem naar zijne grote goedheid;46 en Hij deed hun barmhartigheid wedervaren voor het gezicht van allen, die hen gevangen hadden.47 Help ons, Heer onze God, en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij uwen heiligen naam danken, en uwen lof roemen.48 Geloofd zij de Heer, de God van Isral, van eeuwigheid tot eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen. Hallelujah!