the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 6
1 Mijn zoon, wordt gij borg voor uwen naaste, en hebt gij uwe hand bij een vreemde verplicht,2 zo zijt gij verstrikt door de redenen uws monds, en door de redenen uws monds gevangen.3 Zo doe toch, mijn zoon, aldus, en red u; want gij zijt uwen naaste in de handen gekomen: haast u, dring en drijf uwen naaste.4 Laat uwe ogen niet slapen, noch uwe oogleden sluimeren;5 red u gelijk ene ree van de hand des jagers, en als een vogel uit de hand des vogelvangers.
6 Ga tot de mier, gij luiaard, zie hare handelwijze aan en word wijs.7 Hoewel zij geen vorst noch hoofdman noch heerser heeft,8 bereidt zij nochtans haar brood in den zomer, en vergadert hare spijs in den oogst.9 Hoelang ligt gij, o luiaard? Wanneer zult gij opstaan van uwen slaap?10 Ja, slaap nog een weinig, sluimer een weinig, sla de handen samen om te slapen;11 zo zal de armoede u verrassen gelijk een wandelaar, en het gebrek als een gewapend man.
12 Een deugniet is de valse man, die met een verkeerden mond daarhenen gaat.13 Hij wenkt met de ogen, geeft tekens met de voeten, wijst met de vingers,14 bedenkt altijd wat kwaads en verkeerds in zijn hart, en berokkent twist.15 Daarom zal zijn ongeval hem onverhoeds overkomen, en hij zal schielijk verbroken worden, zodat er geen hulp zijn zal.16 Deze zes dingen haat de Heer, en van het zevende heeft Hij een afgrijzen:17 trotse ogen, ene valse tong, handen, die onschuldig bloed vergieten,18 een hart, dat met kwade streken omgaat, voeten, die snel zijn om schade te doen19 een valse getuige, die vermetel leugens spreekt, en wie twist tussen broeders berokkent.
20 Mijn zoon, bewaar de geboden uws vaders, en laat niet varen de wet uwer moeder:21 bind ze steeds op uw hart, en hang ze aan uwen hals:22 dat zij u geleiden, als gij gaat, dat zij u bewaren, als gij u nederlegt, dat zij u nog toespreken, als gij ontwaakt.23 Want het gebod is ene lamp, en de wet een licht, en de bestraffing der tucht is een weg des levens,24 opdat gij bewaard wordt voor de boze vrouw, voor het vleien der vreemde tong.25 Begeer hare schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met hare oogleden.26 Want ene hoer brengt iemand tot broodsgebrek, en eens anders vrouw verstrikt het edele leven.27 Kan ook iemand vuur in zijnen boezem houden, dat zijne klederen niet verbranden?28 Zou iemand op kolen gaan, en zijne voeten niet verschroeien?29 Z gaat het dengene, die tot zijns naasten huisvrouw gaat: niemand blijft ongestraft, die haar aanraakt.30 Het is voor een dief niet zulk een grote smaad, als hij steelt om zich te verzadigen, wanneer hij honger heeft;31 wordt hij betrapt, hij moet het zevenvoudig wedergeven, al het goed in zijn huis moet hij geven.32 Maar wie met eens anders vrouw overspel doet, die is zinneloos; hij brengt zijn leven in het verderf.33 Daarenboven treft hem jammer en schande, en zijn smaad wordt niet uitgewist.34 Want de minneijver des mans is grimmig, en hij verschoont niet ten tijde der wraak;35 geen losprijs komt bij hem in aanmerking, en hij neemt dien niet aan, al wilt gij veel schenken.