the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 4
1 Hoort, kinderen, de onderwijzing uws vaders, en merkt op om te leren en verstandig te worden.2 Want ik geef u ene heilzame leer; verlaat mijne wet niet.3 Ik toch was mijns vaders zoon, teder als een nig kind voor mijne moeder.4 En hij leerde mij en sprak: Laat uw hart mijne woorden aannemen; onderhoud mijne geboden, zo zult gij leven.5 Neem wijsheid aan, neem verstand aan; vergeet niet en verlaat niet de bevelen mijns monds.6 Verlaat ze niet, zo zullen zij u behouden; heb ze lief, zo zullen zij u behoeden.7 Want het begin der wijsheid is, als men haar gaarne hoort, en de wetenschap liever heeft dan alle goederen.8 Acht haar hoog, zo zal zij u verhogen, en zal u tot eer brengen, indien gij haar omhelst;9 zij zal uw hoofd aangenaam maken, en zal u versieren met ene schone kroon.10 Hoor, mijn zoon, en neem mijne redenen aan, zo zullen uwe jaren vele worden.11 Ik wil u op den weg der wijsheid voeren, en ik wil u op de rechte baan leiden; opdat,12 wanneer gij gaat, uw gang u niet zuur valle, en als gij loopt, gij niet struikelt.13 Laat van de tucht niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
14 Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen:15 laat hem varen, ga er niet op, wijk van hem en ga voorbij.16 Want zij slapen niet, voordat zij schade hebben gesticht; zij rusten niet, voordat zij kwaad hebben gedaan;17 want zij eten het brood der goddeloosheid, en drinken den wijn der geweldenarij.18 Maar het pad der rechtvaardigen glinstert als een licht, dat voortgaat, en licht tot op den vollen dag.19 Doch de weg der goddelozen is donkerheid, zij weten niet waar zij vallen zullen.
20 Mijn zoon, geef acht op mijne woorden, en neig uw oor tot mijne redenen;21 laat ze niet uit uwe ogen wijken, behoud ze in uw hart;22 want zij zijn het leven voor degenen, die ze betrachten, en ene artsenij voor hun gehele lichaam.23 Behoed uw hart met alle naarstigheid, want daaruit gaat het leven.24 Doe van u weg den valsen mond, en laat den lastermond verre van u zijn.25 Laat uwe ogen recht voor u uit zien, en uwe oogleden recht voor u heen zien.26 Laat uw voet recht toe gaan, zo gaat gij zeker.27 Wijk niet ter rechter hand noch ter linkerhand; wend uwen voet van het kwaad.