the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 3
1 Mijn zoon, vergeet mijne wet niet, en uw hart beware mijne geboden.2 Want zij zullen u een lang leven en goede jaren en vrede brengen.3 Genade en trouw zullen u niet verlaten: hang ze aan uwen hals, en schrijf ze op de tafel uws harten;4 zo zult gij gunst en wijsheid vinden, die Gode en mensen behaagt.5 Verlaat u op den Heer van ganser harte, en verlaat u niet op uw verstand.6 Gedenk aan Hem op al uwe wegen, zo zal Hij u recht leiden.
7 Wees niet wijs in uwe eigene ogen, maar vrees den Heer en wijk van het kwaad:8 dit zal voor uw lichaam gezond zijn en uwe beenderen verkwikken.9 Eer den Heer van uw goed en van de eerstelingen van al uwe inkomsten,10 zo zullen uwe schuren vol worden en uwe wijnpersen van most overlopen.11 Mijn zoon, verwerp de tucht des Heren niet, en word niet verdrietig over zijne kastijding;12 want wien de Heer liefheeft, dien kastijdt Hij, en Hij heeft een welbehagen aan hem, gelijk een vader aan den zoon.
13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstand krijgt;14 want het is beter haar te verwerven dan zilver, en hare inkomst is beter dan goud.15 Zij is edeler dan paarlen, en al wat gij moogt wensen is bij haar niet te vergelijken;16 een lang leven is aan hare rechterhand, aan hare linkerhand is rijkdom en eer;17 hare wegen zijn liefelijke wegen, en al hare paden zijn vrede;18 zij is een boom des levens voor allen, die haar aangrijpen, en zalig zijn zij, die haar vasthouden.19 Want de Heer heeft de aarde door wijsheid gegrond, en door zijnen raad de hemelen bereid;20 door zijne wijsheid zijn de diepten geopend en de wolken van dauw druipende gemaakt.
21 Mijn zoon, laat ze niet van uwe ogen wijken, zo zult gij gelukzalig en wijs worden:22 dat zal het leven uwer ziel zijn, en een sieraad voor uwen hals.23 Dan zult gij veilig wandelen op uwen weg, zodat gij uwen voet niet stoten zult.24 Legt gij u neder, zo zult gij niet vrezen, en uw slaap zal zoet zijn,25 zodat gij niet behoeft te vrezen voor een schielijke verschrikking, noch voor den storm der goddelozen, als hij komt;26 want de Heer is uw toeverlaat, Hij behoedt uwen voet, dat hij niet gevangen wordt.
27 Weiger niet den nooddruftigen goed te doen, indien uwe hand van God ontvangen heeft om het te doen.28 Zeg niet tot uwen vriend: Ga heen en kom weder, morgen zal ik u geven, indien gij het wel hebt.29 Smeed geen kwaad tegen uwen vriend, die met vol vertrouwen bij u woont.30 Twist niet met iemand zonder oorzaak, zo hij u geen leed gedaan heeft.31 Ontbrand niet in naijver jegens den man des gewelds, en verkies geen van zijne wegen;32 want de Heer heeft een afgrijzen van de afvalligen, maar zijne verborgenheid is bij de vromen;33 in het huis des goddelozen is de vloek des Heren, maar het huis der rechtvaardigen wordt gezegend.34 Hij zal de spotters bespotten, maar den ootmoedigen zal Hij genade geven;35 de wijzen zullen eer berven, maar wanneer de dwazen hoog komen, zo worden zij toch te schande.