the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 29
1 Wie tegen de bestraffing halsstarrig is, zal schielijk verderven zonder enige hulp.
2 Wanneer er vele rechtvaardigen zijn, verblijdt zich het volk; maar, als de goddeloze heerst, zucht, het volk.
3 Wie wijsheid liefheeft, verblijdt zijnen vader; maar wie hoeren onderhoudt, raakt zijn goed kwijt.
4 Een koning richt het land op door het recht; maar die geschenken bemint, verderft het.
5 Wie zijnen naaste vleit, spreidt een net uit voor zijne voetstappen.
6 Als een kwaad mens zondigt, verstrikt hij zich zelven; maar een rechtvaardige verheugt zich en heeft blijdschap.
7 De rechtvaardige neemt kennis van de zaak der armen, de goddelozen slaan op dat onderzoek geen acht.
8 Spotters kunnen ene stad in ongeluk brengen, maar de wijzen doen den toorn bedaren.
9 Wanneer een wijs man met een dwaas, hetzij hij toornig is of lacht, in een twistgeding komt, dan heeft hij nooit rust.
10 De bloedgierigen haten den vrome, maar de rechtvaardigen zoeken zijne ziel.
11 Een dwaas schudt zijnen geest ten enenmale uit, maar een wijs man houdt hem in.
12 Een heer, die aan leugens lust heeft, diens dienaars zijn altemaal goddeloos.
13 Armen en rijken ontmoeten elkander, maar beider ogen verlicht de Heer.
14 Een koning, die de armen getrouw oordeelt, diens troon zal eeuwig bestaan.
15 De roede en de bestraffing brengen wijsheid voort; maar een jongen, aan zichzelven overgelaten, doet zijne moeder schande aan.
16 Waar vele goddelozen zijn, daar zijn vele zonden; maar de rechtvaardigen zullen hunnen val beleven.
17 Tuchtig uwen zoon, zo zal hij u rust geven; hij zal uwe ziel vermaak aandoen.
18 Als de profetie ophoudt, wordt het volk wild en woest; maar welgelukkig is hij, die de wet in waarde houdt.
19 Een knecht laat zich met woorden niet onderrichten, die, hoewel hij het verstaat, nochtans geen antwoord geeft.
20 Ziet gij iemand, die snel is om te spreken, dan is er van een dwaas meer te verwachten dan van hem.
21 Wanneer een knecht van jongs af verwend wordt, dan wil hij naderhand een jonker zijn.
22 Een toornig man richt gekijf aan, en een oplopende doet vele zonden.
23 De hoovaardij des mensen zal hem ternederstorten, maar de ootmoedige zal eer ontvangen.
24 Wie met een dief deelt, haat zijne ziel; hij hoorde den vloek, en gaf het niet te kennen.
25 Menschenvrees brengt tot den val; maar wie zich op den Heer verlaat, wordt beveiligd.
26 Velen zoeken het aangezicht van den vorst, maar ieders gericht komt van den Heer.
27 Een onrechtvaardig man is den rechtvaardige een gruwel, en wie oprecht van weg is, is den goddeloze een gruwel.