the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 27
1 Beroem u niet op den dag van morgen, want gij weet niet, wat heden gebeuren kan.
2 Dat een ander u prijze, en niet uw eigen mond, een vreemde, en niet uw eigen lippen.
3 Steen is zwaar, en zand is een last, maar de toorn van een dwaas is zwaarder dan die beide.4 Toorn is een woedend ding, en gramschap is onstuimig, maar wie kan voor den nijd bestaan?
5 Openbare bestraffing is beter dan liefde, die zich verbergt.6 Slagen, door een vriend toegebracht, zijn bewijzen van trouw; maar de kussen des vijands zijn giftig.
7 Ene ziel, die verzadigd is, vertreedt zelfs honigzeem, maar voor ene hongerige ziel is al het bittere zoet.
8 Gelijk een vogel, die buiten zijn nest omzwerft, zo is een man, die omzwerft buiten zijne woning.
9 Balsem en reukwerk vervrolijken het hart; maar een vriend is, wegens den raad, voor de ziel liefelijk.10 Verlaat uwen vriend en uws vaders vriend niet, en ga niet in het huis uws broeders, als het kwalijk gaat; want een gebuur, die nabij is, is beter dan een broeder, die ver is.
11 Wees wijs, mijn zoon, dan verblijdt mijn hart zich; dat zal ik antwoorden dengene, die mij hoont.
12 Een verstandige ziet het ongeluk en verbergt zich, maar de dwazen gaan voort en lijden schade.
13 Neem dien zijn kleed, die voor een ander borg wordt; en neem pand van hem voor een vreemde.
14 Wie zijne naaste met ene luide stem zegent, en daartoe op den vroegen morgen opstaat, dien wordt het als een vloek gerekend.
15 Ene kijfachtige vrouw en een gestadig druipend lek, als het zeer regent, worden terecht bij elkander vergeleken:16 wie haar bedwingt kan den wind bedwingen, of olie met de hand vatten.
17 Het ene mes scherpt het andere: zo scherpt ook de ene mens den anderen.
18 Wie zijnen vijgeboom bewaart, eet vruchten daarvan, en wie zijnen heer getrouw dient, wordt geerd.
19 Gelijk in het water is het schijnsel van het aangezicht, zo is het hart van den mens tegenover een anderen.
20 Het graf en het verderf worden nooit verzadigd; zo worden ook de ogen der mensen nooit verzadigd.
21 Een man wordt beproefd door den mond desgenen, die hem looft, gelijk het zilver in den smeltkroes en het goud in den oven.
22 Al stampte men den dwaas in een mortier met een stamper, gelijk gort, zijne dwaasheid zou nochtans niet van hem wijken.
23 Geef acht op uwe schapen, en neem uwe kudde waar;24 want geen goed duurt eeuwig, geen kroon duurt immer en altoos.25 Het gras is opgegaan en het jonge gras is voorhanden, en het kruid wordt op de bergen verzameld.26 De lammeren kleden u, en de bokken geven u het akkergeld.27 Gij hebt geitenmelk genoeg tot uw spijs, tot spijs voor uw huis en tot voedsel uwer maagden.