the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 26
1 Gelijk de sneeuw in den zomer en de regen in den oogst, zo voegt den dwaas de eer niet.
2 Gelijk een vogel daarheen zweeft en ene zwaluw vliegt, zo treft een onverdiende vloek niet.
3 Ene zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en ene roede voor den rug der zotten.
4 Antwoord den zot niet naar zijne dwaasheid, opdat ook gij hem niet gelijk wordt.5 Antwoord den zot naar zijne dwaasheid, opdat hij niet wijs zij in zijne ogen.
6 Wie ene zaak door een dwazen bode laat verrichten, is als een, die aan de voeten lam is en de schade krijgt.7 Gelijk enen kreupele het dansen, zo past het den zot van wijsheid te spreken.8 Wie ene dwaas eer aandoet, is als iemand, die een edelgesteente op een steenhoop werpt.9 Ene spreuk in den mond van een dwaas, is als een opgeheven doorntak in de hand eens dronkaards.
10 Een goede meester maakt een ding recht; maar wie een dwaas huurt, dien wordt het bedorven.
11 Gelijk een hond, die zijn uitbraaksel weder eet, zo is de zot, die zijne dwaasheid weder bedrijft.
12 Ziet gij iemand, die zich inbeeldt, dat hij wijs is, zo is van een dwaas meer te verwachten dan van hem.
13 De luiaard zegt: Er is een jonge leeuw op den weg, ja een leeuw op de straten.
14 Een luiaard keert zich om op zijn bed, gelijk de deur in het hengsel.
15 De luiaard steekt zijne hand in den pot, en het valt hem zuur die weder aan den mond te brengen.
16 Een luiaard is wijzer in zijne ogen dan zeven, die verstandig spreken.
17 Wie voorbijgaat, en zich mengt in een vreemden twist, die is als een, die een hond bij de oren trekt.
18 Gelijk een, die heimelijk met schichten en pijlen schiet en doodt,19 Z doet een vals mens met zijnen naaste en zegt: Ik heb geschertst.
20 Als er geen hout meer is, gaat het vuur uit; en als de kwaadspreker weg is, dan houdt de twist op.21 Gelijk de brandende kool de dove kool, en het vuur het hout, zo ontsteekt een kijfachtig man den twist.22 De woorden des kwaadsprekers zijn als slagen, en zij gaan door het hart.
23 Een vriendelijke mond met een boosaardig hart zijn als ene potscherf, met schuim van zilver overtrokken.
24 Wie haat draagt, houdt zich vreemd met zijne lippen, maar in zijn binnenste smeedt hij bedrog;25 als hij zijne stem vriendelijk maakt, geloof hem dan niet, want er zijn zeven gruwelen in zijn hart.26 Wie den haat geheim houdt om schade te doen, diens boosheid zal voor de gemeente openbaar worden.
27 Wie een kuil maakt, zal er invallen; en wie een steen wentelt, op dien zal hij komen.
28 Ene valse tong haat dengene, die hem bestraft, en een gladde mond richt verderf aan.