the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 25
1 Ook dit zijn spreuken van Salomo, welke de mannen van Hizka, den koning van Juda, uitgeschreven hebben:
2 Het is Gods eer ene zaak te verbergen, maar de eer der koningen is ene zaak te onderzoeken.3 De hoogte des hemels, en de diepte der aarde, en het hart der koningen zijn niet te doorgronden.
4 Men doe het schuim van het zilver weg, zo wordt er een rein vat uit:5 men doe den goddeloze weg van den koning, zo wordt zijn troon door gerechtigheid bevestigd.
6 Praal niet voor den koning, en treed niet in de plaats der groten.7 Want het is beter, dat men tot u zegt: Treed hier opwaarts, dan dat men u vernedert voor het aangezicht van den vorst, op wien uwen ogen gezien hebben.
8 Vaar niet haastig uit om te kijven; want wat zult gij daarna doen, als uw naaste u beschaamd doet staan?9 Bepleit uwe zaak met uwen naaste, maar openbaar eens anders geheim niet,10 opdat hij, het horende, ook uwe schande niet openbare, en uw kwaad gerucht nimmer ophoude.
11 Een woord, op zijn tijd gesproken, is als gouden appelen in zilveren schalen.12 Gelijk een gouden voorhoofdsband en een gouden halssieraad, zo is de bestraffing des wijzen voor het opmerkzame oor.
13 Gelijk de verkoeling der sneeuw ten tijde van den oogst, zo is een getrouwe bode voor wie hem gezonden heeft, en hij verkwikt de ziel zijns heren.
14 Wie veel belooft, maar het niet houdt, is als wolken en wind zonder regen.
15 Door lankmoedigheid wordt een vorst verzoend, en ene zachte tong breekt de hardheid.
16 Vindt gij honig, zo eet er niet meer van dan genoeg is, opdat gij niet oververzadigd wordt en het weder uitspuwt.
17 Richt uwen voet spaarzaam naar het huis van uwen vriend: hij mocht u moede worden en u haten.
18 Wie tegen zijnen naaste ene valse getuigenis spreekt, is een hamer en een zwaard en een scherpe bijl.
19 Het vertrouwen op een trouweloze ten tijde van nood, is als een gebroken tand en een wankelende voet.
20 Wie een treurend hart liedjes voorzingt, is als een, die zijn kleed aflegt in de winter, of als edik op potas.
21 Hongert uw vijand, zo spijzig hem met brood, heeft hij dorst, zo drenk hem met water:22 zo zult gij gloeiende kolen op zijn hoofd ophopen, en de Heer zal het u vermelden.
23 De Noordenwind baart regen, zo ook de heimelijke tong een zuur gezicht.
24 Het is beter op een hoek van het dak te zitten, dan bij ene kijfachtige vrouw in hetzelfde huis.
25 Een goede boodschap uit verre landen is als koud water voor ene dorstige ziel.
26 Een rechtvaardige, die in de tegenwoordigheid eens goddelozen valt, is als ene troebele fontein en ene bedorven wel.
27 Te veel honig eten is niet goed en wie moeilijke dingen onderzoekt, dien wordt het tot last.
28 Een man, die zijnen geest niet kan inhouden, is als een open stad zonder muren.