the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 24
1 Wees niet wangunstig over de boze mensen, en heb geen lust om bij hen te zijn;2 want hun hart tracht naar schade, en hunne lippen raden tot ongeluk.
3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstand bevestigd;4 door verstandige huishouding worden de kamers vol van allerlei kostelijken en liefelijken rijkdom.5 Een wijs man is sterk en een verstandig man is machtig van krachten.6 Met wijs beleid moet men den oorlog voeren; en waar vele raadgevers zijn, daar is de overwinning.
7 De wijsheid is voor den dwaas te hoog, hij durft zijnen mond niet opendoen in de poort.8 Wie zich voorneemt om kwaad te doen, dien noemt men enen arglistigen bedrieger.9 Het overleg der dwaasheid is zonde, en de spotter is een gruwel voor de lieden.
10 Wie den moed laat zinken in den nood, is niet sterk.
11 Red degenen, die men doden wil, en onttrek u niet aan degenen, die men wil ombrengen.12 Zegt gij: Wij wisten het niet, meent gij niet, dat Hij, die de harten kent, het merkt, en die op de zielen acht geeft, het weet, en den mens vergeldt naar zijn werk?
13 Eet honing, mijn zoon, want het is goed, en honingzeem is zoet in uwe keel.14 Zo ook leer de wijsheid voor uwe ziel; als gij haar vindt, zal het u daarna wel gaan, en uwe hoop zal niet verijdeld worden.
15 Loer niet als een goddeloze op het huis des rechtvaardigen, verstoor zijne rust niet;16 want de rechtvaardige valt zevenmaal en staat weder op, maar de goddelozen verzinken in het ongeluk.
17 Verblijd u niet over den val van uwen vijand, en uw hart zij niet vrolijk over zijn ongeluk,18 opdat de Heer het niet zie, en het Hem mishage, en Hij zijnen toorn van hem afwende.
19 Word niet toornig op de kwaaddoeners, en niet naijverig op de goddelozen;20 want de kwaaddoener heeft niets te hopen, en de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
21 Mijn kind, vrees den Heer en den koning, meng u niet onder de oproerigen;22 want hun ongeval zal schielijk opdagen, en wie weet, wanneer beider wraakoefening komt?
23 Ook deze spreuken zijn van de wijzen: Het aanzien des persoons in het gericht is niet goed.24 Wie tot den schuldige zegt: Gij zijt rechtvaardig, dien vloeken de lieden, dien treft de haat des volks;25 maar wie hem bestraffen, zijn welgevallig, en een rijke zegen komt op hen.26 Een gepast antwoord is als een liefelijke kus.
27 Beschik uw werk daarbuiten, en bearbeid uwen akker: bouw daarna uw huis.
28 Wees geen getuige tegen uwen naaste zonder oorzaak, en bedrieg niet met uwen mond.29 Zeg niet: Gelijk men mij doet, Z zal ik weder doen, en aan ieder zijn werk vergelden.
30 Ik ging voorbij den akker des luiaards, en voorbij den wijnberg van een verstandeloos mens;31 en zie, er waren niets dan netels op, en hij stond vol distels, en de muur was omgevallen.32 Toen ik dat zag, nam ik het ter harte, en aanschouwde het en trok er lering uit.33 Gij wilt een weinig slapen, en een weinig sluimeren, en een weinig de handen samenvouwen om te rusten;34 maar de armoede zal u overvallen als een wandelaar, en het gebrek als een gewapend man.