the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 19
1 Een arme, die in zijne vroomheid wandelt, is beter dan een verkeerde van lippen, die toch een dwaas is.
2 Waar men niet handelt met verstand, daar gaat het niet wel; en wie snel is met de voeten, die valt licht.
3 De dwaasheid eens mensen verkeert zijnen weg, zodat zijn hart tegen den, Heer toornig wordt.
4 Rijkdom maakt vele vrienden, maar de arme wordt van zijnen vriend verlaten.
5 Een valse getuige blijft niet ongestraft; en wie vermetel leugens spreekt, die zal het niet ontlopen.
6 Velen vleien den persoon des vorsten, en een ieder is een vriend desgenen, die geschenken geeft.7 De arme wordt gehaat van al zijne broeders, ja zelfs zijne vrienden verwijderen zich van hem; en wie zich op woorden verlaat, verkrijgt niets.
8 Wie verstandig is, heeft zijne ziel lief; en de schrandere vindt wat goeds.
9 Een valse getuige blijft niet ongestraft; en wie vermetel leugen spreekt zal omkomen.
10 Voor den dwaas past het niet goede dagen te hebben: veel minder een knecht, te heersen over vorsten.
11 Wie lankmoedig is, is een wijs mens; en het is hem ene eer, dat hij ongelijk verdragen kan.
12 De ongenade des konings is als het brullen van een jongen leeuw, maar zijne genade is als dauw op het gras.
13 Een onverstandige zoon is zijns vaders hartzeer, en ene kijfachtige vrouw is als een gestadig druipend lek.
14 Huis en goed erft men van de ouders, maar ene verstandige vrouw komt van den Heer.
15 Luiheid doet in diepen slaap vallen, en ene trage ziel zal honger lijden.
16 Wie het gebod bewaart, bewaart zijn leven; maar wie zijnen weg veronachtzaamt, zal sterven.
17 Wie zich over den arme ontfermt, leent den Heer; die zal hem het goede wedervergelden.
18 Kastijd uwen zoon, terwijl er nog hoop is, maar laat uwe ziel niet bewogen worden om hem te doden.
19 Een doldriftige moet boeten; want komt gij tussenbeide, dan maakt gij het nog erger.
20 Hoor naar raad en neem onderwijs aan, opdat gij eindelijk wijs moogt worden.
21 Vele ontwerpen zijn in het hart eens mans, maar de raad des Heren houdt stand.
22 Des mensen begeerte is zijne weldadigheid, en de arme is beter dan de leugenaar.
23 De vreze des Heren bevordert het leven; en hij zal vergenoegd blijven, zodat geen kwaad hem bezoeken zal.
24 De luiaard steekt zijne hand in den pot, en brengt haar niet weder tot den mond.
25 Slaat men den spotter, zo wordt de onverstandige wijs; bestraft men een verstandige, zo verkrijgt hij nog meer wetenschap.
26 Wie den vader in het verderf brengt en de moeder verjaagt, is een kind, dat beschaamd maakt en tot schande strekt.
27 Laat gij na, mijn zoon, de onderrichting te horen, zo dwaalt gij geheel van verstandige lering af.
28 Een valse getuige bespot het recht, en de mond der goddelozen verslindt het onrecht.
29 Den spotter zijn straffen bereid, en slagen voor den rug der dwazen.