the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 14
1 Door wijze vrouwen wordt het huis gebouwd, maar ene dwaze breekt het af met haar doen.
2 Wie den Heer vreest, gaat op de rechte baan; maar wie hem veracht, wijk van zijnen weg.
3 In den mond des dwazen is ene geeselroede der trotschheid, maar de wijzen bewaren hunnen mond.
4 Waar geen runderen zijn, daar is de kribbe ledig; maar waar de os werkende is, daar zijn vele inkomsten.
5 Een getrouw getuige liegt niet, maar een vals getuige spreekt stoutelijk leugens.
6 De spotter zoekt wijsheid en vindt ze niet, maar voor den verstandige is de kennis gemakkelijk.
7 Ga weg van den zot, want gij leert niets van hem.
8 Dit is de wijsheid des verstandigen, dat hij op zijnen weg let; maar dit is de dwaasheid der zotten, dat het enkel bedrog met hen is.
9 De zotten drijven spotternij met de zonde, maar de vromen hebben lust aan de vromen.
10 Het hart kent zijn eigen leed en in zijne vreugde kan zich geen vreemdeling mengen.
11 Het huis der goddelozen wordt verdelgd, maar de hut der vromen zal bloeien.
12 Menigeen heeft welbehagen aan een weg, maar eindelijk brengt hij hem tot den dood.
13 Ook bij het lachen kan het hart treuren, en na de vreugd komt verdriet.
14 Een bedriegelijk mens zal het gaan naar zijnen weg, maar een vroom man naar hetgeen hem toekomt.
15 Een onnozele gelooft alles, maar een verstandige geeft acht op zijnen gang.
16 Een wijze vreest en vermijdt het kwaad, maar de dwaas spat roekeloos uit en is zorgeloos.
17 Wie haastig is tot toorn doet dwaasheden, maar een bedachtzame haat het.
18 De onnozelen erven dwaasheid, maar voorzichtig te handelen is de kroon der verstandigen.
19 De bozen moeten zich buigen voor de goeden, en de goddelozen in de poorten des rechtvaardigen.
20 Een arme wordt zelfs van zijnen naaste gehaat, maar de rijken hebben vele vrienden.
21 De zondaar veracht zijnen naaste, maar welgelukzalig is hij, die zich over de ellendigen ontfermt.
22 Wie met kwade streken omgaan, zullen falen; maar hun, die wat goeds denken, zal vertrouwen en liefde wedervaren.
23 Waar men arbeidt, daar is genoeg; maar waar men met ijdele woorden omgaat, daar is gebrek.
24 Den wijze is zijn rijkdom ene kroon, maar der dwazen vermogen blijft dwaasheid.
25 Een getrouw getuige redt het leven, maar een vals getuige is een bedrieger.
26 Wie den Heer vreest, heeft ene veilige vesting, en zijne kinderen worden ook beschermd.27 De vreze des Heren is ene bronwel des levens, om de strikken des doods te mijden.
28 In menigte van volk is des konings heerlijkheid, maar in gebrek aan volk is des vorsten ondergang.
29 Wie lankmoedig is, is wijs; maar wie haastig is, openbaart zijne dwaasheid.
30 Een welwillend hart is het leven des lichaams, maar nijd is bederf in de beenderen.
31 Wie den geringe geweld aandoet, lastert diens Maker; maar wie zich over den arme ontfermt, eert God.
32 De goddeloze houdt geen stand in zijn ongeluk, maar de rechtvaardige is zelfs in zijnen dood kloekmoedig.
33 In het hart des verstandigen blijft de wijsheid rusten, maar bij de dwazen wordt zij openbaar.
34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is het verderf der lieden.
35 Een verstandig knecht behaagt den koning, maar een schandelijken knecht is hij vijandig.