the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 15
1 Een zacht antwoord stilt den toorn, maar een hard woord wekt de gramschap op.
2 De tong der wijzen maakt de leer liefelijk, maar de mond der dwazen welt enkel dwaasheid op.
3 De ogen des Heren zijn aan alle plaatsen, beschouwende beiden, de bozen en de goeden.
4 Ene heilzame tong is een boom des levens, maar ene leugenachtige verwekt hartzeer.
5 Een dwaas versmaadt de tucht zijns vaders; maar wie de bestraffing aanneemt, die zal verstandig worden.
6 In het huis des rechtvaardigen is welvaart genoeg, maar in des goddelozen inkomst is verderf.
7 De mond der wijzen strooit goeden raad uit, maar het hart der zotten is niet recht.
8 Het offer der goddelozen is den Heer een gruwel, maar het gebed der vromen is hem aangenaam.
9 De weg des goddelozen is den Heer een gruwel, maar wie de gerechtigheid najaagt, die wordt bemind.
10 Het brengt ene kwade tucht den weg te verlaten; en wie de bestraffing haat, moet sterven.
11 Zelfs het graf en het verderf liggen open voor den Heer: hoeveel te meer de harten der mensen!
12 De spotter bemint dengene niet, die hem bestraft; hij gaat den wijzen uit den weg.
13 Een vrolijk hart maakt een vrolijk aangezicht; maar als het hart bekommerd is, zinkt ook de moed.
14 Een verstandig hart zoekt kennis, maar de dwazen zien uit naar dwaasheden.
15 Een bedroefde heeft nimmer een goeden dag, maar goede moed is een dagelijkse maaltijd.
16 Beter is een weinig in de vreze des Heren, dan een grote schat, waar onrust bij is.17 Beter is een gerecht van moes met liefde, dan een gemeste os met haat.
18 Een toornig man richt gekijf aan, maar een lankmoedige stilt den twist.
19 De weg des luiaards is als ene doornheg, maar de weg der vromen is gebaand.
20 Een wijze zoon verblijdt den vader, maar een dwaas mens is tot schande zijner moeder.
21 Den dwaze is de dwaasheid ene blijdschap, maar een verstandig man blijft op den rechten weg.
22 Ontwerpen gaan te niet waar geen raad is; maar waar vele raadgevers zijn, daar komen zij tot stand.
23 Het strekt iemand tot vreugde, als hij recht antwoordt, en een woord op zijn tijd is zeer liefelijk.
24 De weg des levens gaat opwaarts voor den verstandige, opdat hij afwijke van het graf benedenwaarts.
25 De Heer zal het huis der hoovaardigen afbreken, maar den grenspaal der weduwe zal Hij bevestigen.
26 De aanslagen des boosaardigen zijn den Heer een gruwel, maar de reinen spreken liefelijk.
27 De gierige verstoort zijn eigen huis, maar wie geschenken haat zal leven.
28 Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich om te antwoorden, maar de mond der goddelozen welt louter kwaad op.
29 De Heer is ver van de goddelozen, maar het gebed der rechtvaardigen verhoort Hij.
30 Een vriendelijke blik verblijdt het hart, en een goed gerucht verkwikt het gebeente.
31 Wiens oor naar heilzame bestraffing hoort, die mag onder de wijzen wonen.
32 Wie zich niet laat onderwijzen, die maakt zich zelf verachtelijk; maar wie aan de bestraffing gehoor geeft, wordt verstandig.
33 De vreze des Heren is de onderrichting tot wijsheid; en alvorens men tot eer komt, moet men vernederd worden.