Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Numeri 35

1 En de Heer sprak tot Mozes op de vlakke velden der Moabieten, aan den Jordaan tegenover Jericho, zeggende:2 Gebied den kinderen Israls, dat zij van hunne erfgoederen den Levieten steden geven, waar zij kunnen wonen; daarbenevens zult gij den Levieten ook voorsteden rondom die steden geven.3 In die steden nu zullen zij wonen, en in de voorsteden hun vee en goed en al hun gedierte hebben.4 De wijdte nu van de voorsteden, welke gij den Levieten geven zult, zal duizend el buiten de stadsmuren rondom zijn.5 Zo zult gij nu meten buiten de stad, van den hoek der stad af tegen het Oosten twee duizend el, en van den hoek tegen het Zuiden tweeduizend el, en van den hoek tegen het Westen tweeduizend el, en van den hoek tegen het Noorden twee duizend el; zodat de stad in het midden zij. Dit zullen hunne voorsteden zijn.6 En onder de steden, welke gij den Levieten geven zult, zult gij zes vrijsteden geven, opdat daarheen vliede wie een doodslag begaan heeft. En behalve die zult gij nog twee en veertig steden geven;7 zodat al de steden, welke gij den Levieten geven zult, zijn zullen acht en veertig, met hare voorsteden.8 En gij zult veel geven van degenen, die veel bezitten onder de kinderen Israls, en minder van degenen, die weinig bezitten; ieder zal, naar zijn erfdeel, dat hem toegedeeld wordt, aan de Levieten steden geven.

9 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:10 Spreek tot de kinderen Israls en zeg tot hen: Wanneer gij over den Jordaan in het land Kanan komt,11 zo zult gij steden uitkiezen, die u tot vrijsteden zullen zijn, opdat daarheen vliede wie onvoorziens een doodslag begaan heeft.12 En zulke vrijsteden zullen onder u zijn wegens den bloedwreker, opdat degene, die een doodslag begaan heeft, niet behoeve te sterven, alvorens hij voor de gemeente ten gerichte gestaan heeft.13 En deze steden, welke gij geven zult, zullen zes vrijsteden voor u zijn.14 Drie zult gij geven aan deze zijde van den Jordaan en drie in het land Kanan.15 Dit zijn de zes vrijsteden, zo voor de kinderen Israls als voor de vreemdelingen en voor de huisgenoten onder u, opdat daarheen vliede wie onvoorziens een doodslag begaan heeft.16 Wie iemand met een ijzeren werktuig slaat, zodat hij sterft, is een doodslager en zal den dood sterven.17 Werpt hij hem met een steen, waarmede iemand kan gedood worden, zodat hij daarvan sterft, dan is hij een doodslager en zal den dood sterven.18 Of slaat hij hem met een houten werktuig, waarmede iemand kan doodgeslagen worden, zodat hij sterft, dan is hij een doodslager en zal den dood sterven.19 De wreker des bloeds zal den doodslager ter dood brengen; als hij hem ontmoet, zal hij hem doden.20 Of stoot hij hem uit haat, of werpt hij iets op hem met list zodat hij sterft,21 of slaat hij hem uit vijandschap met zijne hand, zodat hij sterft, dan zal hij, die hem geslagen heeft, den dood sterven, want hij is een doodslager; de wreker des bloeds zal hem ter dood brengen, als hij hem ontmoet.22 Maar indien hij hem onverhoeds stoot, zonder vijandschap, of onvoorziens iets, wat het zij, op hem werpt,23 of indien hij, zonder het te zien, een steen, waarvan men sterven kan, op hem werpt, zodat hij sterft, en is hij zijn vijand niet en heeft hij hem ook niets kwaads willen doen,24 zo zal de gemeente richten tussen dengene, die geslagen heeft, en den wreker des bloeds, naar deze rechten.25 En de gemeente zal den doodslager redden van de hand des bloedwrekers, en zal hem ene vrijplaats vergunnen in de vrijstad, waarheen hij gevlucht was, en hij zal aldaar blijven, totdat de hogepriester sterft, dien men met de heilige olie gezalfd heeft.26 Maar indien de doodslager buiten de palen zijner vrijstad gaan zal, waarheen hij gevlucht is,27 en de bloedwreker hem buiten de palen zijner vrijstad vindt en hem doodslaat, zo zal hij aan dat bloed niet schuldig zijn.28 Want hij moest in zijne vrijstad gebleven zijn tot den dood des hogepriesters toe, en na den dood des hogepriesters weder tot het land zijns erfgoeds komen.29 Dit zal ulieden ene inzetting zijn bij uwe nakomelingen, waar gij ook wonen moogt.30 Den doodslager zal men doden naar den mond van getuigen; doch n getuige zal niet getuigen tegen iemand ter dood.31 En gij zult geen verzoening nemen voor het leven des doodslagers; want hij is des doods schuldig en hij zal den dood sterven.32 Ook zult gij geen verzoening nemen voor dengene, die naar zijne vrijstad gevlucht is, dat hij zou wederkeren om te wonen in het land, voordat de hogepriester sterft.33 En ontheiligt het land niet, waarin gij woont. Want wie aan bloed schuldig is, die ontheiligt het land, en het land kan wegens het bloed, dat daarin vergoten wordt, niet verzoend worden, behalve door het bloed desgenen, die het vergoten heeft.34 Verontreinigt het land niet, in hetwelk gij woont, waarin Ik ook woon; want Ik ben de Heer, die onder de kinderen Israls woon.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile