the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 3
1 Dit is het geslacht van Aron en Mozes, ten tijde toen de Heer tot Mozes sprak op den berg Sina.2 En dit zijn de namen van Arons zonen: de eerstgeborene Nadab, daarna Abihu, Eleazar en Ithamar.3 Dit zijn de namen van de zonen van Aron, die gezalfd waren tot priesters, gewijd zijnde tot het priesterdom.4 Maar Nadab en Abihu stierven voor den Heer, toen zij vreemd vuur offerden voor den Heer in de woestijn Sina, en hadden geen zonen; doch Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt onder hunnen vader Aron.5 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:6 Doe den stam Levi naderen, en stel dien voor den priester Aron, opdat zij hem dienen,7 en zij waarnemen zijne wacht, en de wacht der gehele gemeente, Vr de tent der samenkomst, en bedienen den dienst der woning,8 en de zorg hebben voor al het gereedschap van de tent der samenkomst, en voor de wacht der kinderen Israls, om den dienst der woning te bedienen.9 En gij zult aan Aron en zijne zonen de Levieten geven, tot een geschenk uit de kinderen Israls.10 En Aron en zijne zonen zult gij aanstellen, opdat zij hun priesterambt bedienen, en indien een vreemde daartoe nadert, zal hij moeten sterven.11 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:12 Zie, Ik heb de Levieten genomen uit het midden der kinderen Israls, in plaats van alle eerstgeborenen, die de baarmoeder breken onder de kinderen Israls, zodat de Levieten de mijnen zullen zijn.13 Want alle eerstgeborenen zijn de mijnen, van dien tijd af, dat Ik alle eerstgeborenen sloeg in Egypteland; toen heiligde Ik Mij alle eerstgeborenen in Isral, van de mensen tot het vee, opdat zij de mijnen zouden zijn. Ik ben de Heer.
14 En de Heer sprak tot Mozes in de woestijn Sina, zeggende:15 Tel de kinderen van Levi, naar hunne vaderlijke huizen en geslachten, van al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven.16 Alzo telde Mozes hen naar het bevel des Heren, gelijk hem geboden was.17 En dit waren de zonen van Levi met hunne namen: Gerson, Kohath en Merari.18 En de namen van Gersons zonen, naar hunne geslachten, waren: Libni en Simei;19 Kohaths zonen naar hunne geslachten waren: Amram, Jizhar, Hebron en Uzzil;20 de zonen van Merari naar hunne geslachten waren: Mahli en Musi. Dit zijn de geslachten van Levi naar hunne vaderlijke huizen.21 Tot het geslacht van Gerson behoren de Libnieten en Simeeten; dit zijn de geslachten der Gersonieten.22 De som van hun getal was bevonden zeven duizend en vijfhonderd, van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven.23 En de geslachten der Gersonieten zullen zich legeren achter de woning tegen het Westen.24 En hun overste zal zijn Eljasaf, Lals zoon.25 En zij zullen van de tent der samenkomst de zorg hebben voor de woning en de tent en haar dekkleden, en het voorhangsel aan den ingang van de tent der samenkomst;26 het omhangsel aan het voorhof, en het voorhangsel aan den ingang van het voorhof, dat rondom de woning en het altaar is, en hare touwen, en al wat tot haren dienst behoort.27 Tot het geslacht van Kohath behoren de Amramieten, de Jizharieten, de Hebronieten en de Uzzilieten; dit zijn de geslachten der Kohathieten.28 Van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren in getal acht duizend en zeshonderd, die de wacht des heiligdoms waarnamen.29 En zij zullen zich legeren ter zijde van de woning tegen het Zuiden.30 En hun overste zal zijn Elizafan, Uzzils zoon.31 En zij zullen de zorg hebben voor de ark, de tafel, den kandelaar, de altaren en het gereedschap des heiligdoms, waarmede die bediend worden, en het voorhangsel en al wat tot zijnen dienst behoort.32 De overste nu over alle oversten der Levieten zal zijn Eleazar, de zoon van den priester Aron; hij zal het opzicht hebben over degenen, die de wacht des heiligdoms waarnemen.33 Tot het geslacht van Merari behoren de Malieten en Musieten; dit zijn de geslachten van Merari.34 Die waren in getal zes duizend en tweehonderd van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven.35 En hun overste zal zijn Zuril, Abihals zoon; en zij zullen zich legeren ter zijde van de woning tegen het Noorden.36 En hun ambt zal zijn het zorgen voor de stijlen en stangen en pilaren en voetstukken der woning, en al haar gereedschap, en al wat tot haren dienst behoort;37 daarenboven de pilaren rondom het voorhof met hunne voetstukken, nagels en touwen.38 En Vr de woning en Vr de tent der samenkomst, tegen het Oosten, zullen zich legeren Mozes en Aron en zijne zonen, opdat zij bedienen het heiligdom, in plaats van de wacht der kinderen Israls; indien een vreemde nadert, zal hij moeten sterven.39 De som nu van al de Levieten, welke Mozes en Aron volgens het bevel des Heren telden, naar hunne geslachten, van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, was twee en twintig duizend.
40 En de Heer sprak tot Mozes: Tel alle eerstgeborenen, al wat mannelijk is onder de kinderen Israls, van een maand oud en daarboven, en neem het getal hunner namen op.41 En gij zult de Levieten voor Mij, den Heer, afzonderen in plaats van alle eerstgeborenen der kinderen Israls, en het vee der Levieten in plaats van alle eerstgeborenen onder het vee der kinderen Israls.42 En Mozes telde, gelijk de Heer hem geboden had, alle eerstgeborenen onder de kinderen Israls.43 En het getal der namen van alle eerstgeborenen, mannelijk zijnde, van een maand oud en daarboven, werd bevonden ene som te zijn van twee en twintig duizend tweehonderd drie en zeventig.44 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:45 Neem de Levieten in plaats van alle eerstgeborenen onder de kinderen Israls, en het vee der Levieten in plaats van hun vee; en de Levieten zullen de mijnen, des Heren, zijn.46 Maar tot losgeld van de tweehonderd drie en zeventig, die overig zijn van de eerstgeborenen der kinderen Israls, boven het getal der Levieten,47 zult gij vijf sikkels nemen, hoofd voor hoofd, naar den sikkel des heiligdoms, van twintig gera de sikkel.48 En het geld, dat overschiet boven hun getal, zult gij geven aan Aron en zijne zonen.49 Toen nam Mozes het losgeld, dat boven het getal der Levieten overschoot,50 van de eerstgeborenen der kinderen Israls, duizend driehonderd vijf en zestig sikkels, naar den sikkel des heiligdoms;51 en hij gaf het aan Aron en zijne zonen naar het bevel des Heren, gelijk de Heer aan Mozes geboden had.