the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 2
1 En de Heer sprak tot Mozes en Aron, zeggende:2 De kinderen Israls zullen zich legeren tegenover de tent der samenkomst, rondom, elk onder zijne banier en tekenen, naar hunne vaderlijke huizen.
3 Tegen het Oosten zal zich legeren Juda met zijne banier en heiren, en zijn vorst zal zijn Nahesson, de zoon van Amminadab;4 en de som van zijn heir is vier en zeventig duizend en zeshonderd.5 En nevens hen zal zich legeren de stam Issaschar, en zijn vorst zal zijn Nethanel, de zoon van Zuar;6 en de som van zijn heir is vier en vijftig duizend en vierhonderd.7 Ook de stam Zebulon, en zijn vorst is Eliab, de zoon van Helon;8 en de som van zijn heir is zeven en vijftig duizend en vierhonderd.9 Zodat allen, die tot het leger van Juda behoren, uitmaken ene som van honderd zes en tachtig duizend en vierhonderd, naar hunne heiren; en zij zullen vooraan optrekken.10 Tegen het Zuiden zal zijn het kamp en de banier van Rubens leger met hunne heiren, en zijn vorst zal zijn Elizur, de zoon van Seder;11 en de som van zijn heir is zes en veertig duizend en vijfhonderd.12 En nevens hem zal zich legeren de stam Simeon, en zijn vorst zal zijn Selumil, de zoon van Zurisaddai;13 en de som van zijn heir is negen en vijftig duizend en driehonderd.14 Ook de stam Gad, en zijn vorst zal zijn Eljasaf, de zoon van Rehul;15 en de som van zijn heir is vijf en veertig duizend zeshonderd en vijftig.16 Zodat allen, die tot het leger van Ruben behoren, uitmaken ene som van honderd een en vijftigduizend vierhonderd en vijftig, naar hunne heiren; en zij zullen de tweede in het uittrekken zijn.17 Daarna zal de tent der samenkomst optrekken met het leger der Levieten, midden onder de legers; en gelijk zij zich legeren, zo zullen zij ook optrekken, elk aan zijne plaats onder zijne banier.18 Tegen het Westen zal het kamp en de banier van Eframs leger zijn met hunne heiren, en zijn vorst zal zijn Elisama, de zoon van Ammihud;19 en de som van zijn heir is veertig duizend en vijfhonderd.20 En nevens hem zal zich legeren de stam Manasse, en zijn vorst zal zijn Gamalil, de zoon van Pedazur;21 en de som van zijn heir is twee en dertig duizend en tweehonderd.22 Ook de stam Benjamin, en zijn vorst zal zijn Abidan, de zoon van Gideoni;23 en de som van zijn heir is vijf en dertig duizend en vierhonderd.24 Zodat allen, die tot Eframs leger behoren, uitmaken ene som van honderd acht duizend en nhonderd, naar hunne heiren; en zij zullen de derde in het uittrekken zijn.25 Tegen het Noorden zal het kamp en de banier van het leger van Dan zijn met hunne heiren, en zijn vorst zal zijn Ahizer, de zoon van Ammisaddai;26 en de som van zijn heir is twee en zestig duizend en zevenhonderd.27 En nevens hem zal zich legeren de stam Aser, en zijn vorst zal zijn Pagil, de zoon van Ochran;28 en de som van zijn heir is een en veertig duizend en vijfhonderd.29 Ook de stam Naftali, en zijn vorst zal zijn Ahira, de zoon van Enan;30 en de som van zijn heir is drie en vijftig duizend en vierhonderd.31 Zodat allen, die tot het leger van Dan behoren, uitmaken ene som van honderd zeven en vijftig duizend en zeshonderd; en zij zullen de laatsten zijn in het optrekken met hunne banier.32 Dit is de som der kinderen Israls, naar hunne vaderlijke huizen, al de getelde legers met hunne heiren: zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig.33 Maar de Levieten werden niet medegeteld onder de kinderen Israls, zoals de Heer aan Mozes geboden had.34 En de kinderen Israls deden alles, gelijk de Heer aan Mozes geboden had, en zij legerden zich onder hunne banieren, en trokken uit, elk in zijn geslacht, volgens hunne vaderlijke