the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 1
1 En de Heer sprak tot Mozes in de woestijn Sina, in de tent der samenkomst, op den eersten dag der tweede maand in het tweede jaar, nadat zij uit Egypteland waren uitgetogen, zeggende:2 Neem de som van de gehele gemeente der kinderen Israls op, naar hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, al wat mannelijk is, hoofd voor hoofd:3 van twintig jaar en daarboven, al wat onder Isral bekwaam is om ten strijde te trekken; en gij zult hen tellen naar hunne heiren, gij en Aron.4 En gij zult u uit elk geslacht n vorst nemen over zijn vaderlijk huis.5 En dit zijn de namen der vorsten, die naast u zullen staan: van Ruben zij het Elizur, Seders zoon.6 Van Simeon zij het Selumil, de zoon van Zurisaddai.7 Van Juda zij het Nahesson, Amminadabs zoon.8 Van Issaschar zij het Nethanel, Zuars zoon.9 Van Zebulon zij het Eliab, Helons zoon.10 Van Jozefs zonen: van Efram zij het Elisama, Ammihuds zoon; van Manassa zij het Gamalil, Pedazurs zoon.11 Van Benjamin zij het Abidan, de zoon van Gideoni.12 Van Dan zij het Ahizer, de zoon van Ammisaddai.13 Van Aser zij het Pagil, Ochrans zoon.14 Van Gad zij het Eljasaf Dehuls zoon.15 Van Naftali zij het Ahira, Enans zoon.16 Dit zijn de voornaamsten der gemeente, de vorsten van de stammen hunner vaderen; zij waren de hoofden der duizenden van Isral.
17 En Mozes en Aron namen deze mannen tot zich, gelijk zij hier met namen genoemd zijn.18 En zij vergaderden de gehele gemeente op den eersten dag der tweede maand, en schreven hen op naar hunne geboorte, hunne geslachten, vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, hoofd voor hoofd,19 gelijk de Heer aan Mozes geboden had; en zij telden hen in de woestijn Sina.20 Van de zonen van Ruben, Israls oudsten zoon, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,21 werden geteld tot den stam Ruben zes en veertig duizend en vijfhonderd.22 Van Simeons zonen, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,23 werden geteld tot den stam Simeon negen en vijftigduizend en driehonderd.24 Van Gads zonen, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,25 werden geteld tot den stam Gad vijf en veertig duizend zeshonderd en vijftig.26 Van de zonen van Juda, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,27 werden geteld tot den stam Juda vier en zeventig duizend en zeshonderd.28 Van Issaschars zonen, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,29 werden geteld tot den stam Issaschar vier en vijftig duizend en vierhonderd.30 Van Zebulons zonen, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,31 werden geteld tot den stam Zebulon, zeven en vijftig duizend en vierhonderd.32 Van Jozefs zonen: van Efram, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,33 werden geteld tot den stam Efram veertig duizend en vijfhonderd.34 Van de zonen van Manasse, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,35 werden geteld tot den stam Manasse twee en dertig duizend en tweehonderd.36 Van Benjamins zonen, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,37 werden geteld tot den stam Benjamin vijf en dertig duizend en vierhonderd.38 Van de zonen van Dan, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,39 werden geteld tot den stam Dan, twee en zestig duizend en zevenhonderd.40 Van Asers zonen naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,41 werden geteld tot den stam Aser een en veertig duizend en vijfhonderd.42 Van de zonen van Naftali, naar hunne geboorten, hunne geslachten, hunne vaderlijke huizen en namen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam om ten strijde te trekken,43 werden geteld tot den stam Naftali drie en vijftig duizend en vierhonderd.
44 Dit zijn degenen, die Mozes geteld heeft en Aron, en de twaalf vorsten van Isral; elk van dezen was over zijn vaderlijk huis.45 En de som der zonen Israls, naar hunne vaderlijke huizen, van twintig jaar en daarboven, allen bekwaam in Isral om ten strijde te trekken,46 was zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig.
47 Maar de Levieten, naar den stam hunner vaderen, werden onder hen niet geteld.48 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:49 Den stam Levi alleen zult gij niet tellen, noch hunne som opmaken onder de zonen van Isral.50 Maar gij zult hen stellen over de woning der getuigenis, en over al het gereedschap, en over al wat er toe behoort; en zij zullen de woning dragen en al het gereedschap, en zij zullen die bedienen, en zich legeren rondom de woning.51 En wanneer de woning zal optrekken, zullen de Levieten haar uit elkander nemen; en wanneer het heir zich zal legeren, zullen zij de woning opslaan, en indien een vreemde daarbij komt, zal hij moeten sterven.52 De kinderen Israls zullen zich legeren, elk in zijne legerplaats en bij de banier van zijne schaar;53 maar de Levieten zullen zich legeren rondom de woning der getuigenis, opdat geen toorn kome over de gemeente der kinderen Israls; daarom zullen de Levieten de wacht waarnemen aan de woning der getuigenis.54 En de kinderen Israls deden alles, gelijk de Heer aan Mozes geboden had.