Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Numeri 23

1 En Bileam sprak tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren en zeven rammen.2 En Balak deed gelijk Bileam hem gezegd had, en beiden, Balak en Bileam, offerden op elk altaar een var en een ram.3 En Bileam sprak tot Balak: Treed gij bij uw brandoffer, en ik zal heengaan, of mij misschien de Heer ontmoet, opdat ik u bekend make, wat Hij mij openbaart. En hij ging schielijk heen.4 En God ontmoette Bileam; en hij sprak tot Hem: Zeven altaren heb ik toegericht; en op elk altaar een var en een ram geofferd.5 De Heer echter gaf Bileam het woord in den mond, en zeide: Ga weder tot Balak en spreek aldus.6 En toen hij weder tot hem kwam, zie, toen stond hij bij zijn brandoffer, benevens al de vorsten der Moabieten.7 Toen hief hij zijn spreuk op en zeide: Uit Syri heeft Balak, de koning der Moabieten, mij laten halen, van het gebergte tegen het Oosten, en sprak: Kom, vloek mij Jakob! Kom, scheld Isral!8 Hoe zal ik vloeken, wien God niet vloekt, en hoe zal ik schelden, wien de Heer niet scheldt?9 Want van de hoogte der steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw ik hem. Zie, dit volk zal afgezonderd wonen, en niet onder de heidenen gerekend worden.10 Wie kan tellen het stof van Jakob en het getal van het vierde deel van Isral? Mijne ziel sterve den dood der rechtvaardigen, en mijn einde zij gelijk het zijne.11 Toen sprak Balak tot Bileam: Wat doet gij mij? Ik heb u laten halen om mijn vijanden te vloeken, en zie, gij zegent hen!12 Maar hij antwoordde en sprak: Moet ik niet doen en spreken hetgeen de Heer in mijnen mond legt?

13 En Balak sprak tot hem: Kom toch met mij aan ene andere plaats, van waar gij zijn einde ziet, maar het niet geheel ziet, en vloek het mij aldaar.14 En hij voerde hem op ene ruime plaats op de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven altaren, en offerde op elk altaar een var en een ram.15 En hij sprak tot Balak: Treed gij hier bij uw brandoffer; ik zal daar wachten.16 En de Heer ontmoette Bileam, en gaf hem het woord in zijnen mond, en sprak: Ga weder tot Balak en spreek aldus.17 En toen hij weder tot hem kwam, zie, toen stond hij bij zijn brandoffer, benevens de vorsten der Moabieten; en Balak sprak tot hem: Wat heeft de Heer gezegd?18 En hij hief zijne spreuk op en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neem ter ore, gij zoon van Zippor, hetgeen ik u zeg!19 God is niet een mens, dat Hij liegen zou, noch een mensenkind, dat Hem iets kon berouwen; zou Hij iets zeggen en het niet doen, zou Hij iets spreken en het niet houden?20 Zie, om te zegenen ben ik hier gebracht; Hij zegent en ik kan het niet veranderen.21 Men ziet geen onheil in Jakob en geen moeite in Isral. De Heer, zijn God, is bij hem, en het trompetgeschal zijns konings is onder hem.22 God heeft hem uit Egypte gevoerd; zijne kracht is als van een eenhoorn.23 Want er is geen tovenaar in Jakob en geen waarzegger in Isral. Op zijnen tijd zal men aan Jakob en aan Isral zeggen, welke wonderen God doet.24 Zie, het volk zal opstaan als ene jonge leeuw en het zal zich verheffen als een leeuw; het zal zich niet nederleggen, totdat het den roof eet en het bloed der verslagenen drinkt.25 Toen sprak Balak tot Bileam: Gij zult noch vloeken noch zegenen.26 En Bileam antwoordde en sprak tot Balak: Heb ik u niet gezegd: Al wat de Heer spreken zal, dat zal ik doen?27 Balak sprak tot hem: Kom toch, ik zal u aan ene andere plaats brengen, of het misschien God behage, dat gij het mij aldaar vloekt.28 En hij voerde hem op de hoogte van den berg Peor, die naar de woestijn ziet.29 En Bileam sprak tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren en zeven rammen.30 Balak deed, zoals Bileam zeide; en hij offerde een var en een ram op elk altaar.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile