the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 20
1 En in de eerste maand kwamen de kinderen Israls met de gehele gemeente in de woestijn Zin, en het volk lag te Kades. En Mirjam stierf aldaar en werd aldaar begraven.2 En de gemeente had geen water, en zij vergaderen zich tegen Mozes en Aron;3 en het volk twistte met Mozes, en zij spraken, zeggende: Och dat wij omgekomen waren, toen onze broeders omkwamen voor den Heer!4 Waarom hebt gij de gemeente des Heren in deze woestijn gebracht, om hier te sterven met ons vee?5 En waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd in deze rampzalige plaats, waar men niet zaaien kan, waar noch vijgen noch wijnstokken noch granaatappelen zijn, en waar ook geen water is om te drinken?6 Toen gingen Mozes en Aron van de gemeente naar den ingang van de tent der samenkomst, en vielen op hun aangezicht; en de heerlijkheid des Heren verscheen hun.7 En de Heer sprak tot Mozes zeggende:8 Neem den staf en vergader de gemeente, gij en uw broeder Aron, en spreekt voor hunne ogen tot de steenrots, zo zal zij haar water geven; alzo zult gij hun uit de steenrots water voortbrengen, en de gemeente drenken en haar vee.9 Toen nam Mozes den staf van voor den Heer, gelijk Hij hem geboden had,10 en Mozes en Aron vergaderden de gemeente bij de steenrots; en hij sprak tot hen: Hoort, gij oproerigen, zullen wij u water voortbrengen uit deze steenrots?11 En Mozes hief zijne hand op en sloeg de steenrots met den staf tweemaal; toen kwam er veel water uit, zodat de gemeente dronk, en haar vee.12 De Heer nu sprak tot Mozes en Aron: Omdat gijlieden aan Mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heiligdet voor de kinderen Israls, zo zult gij deze gemeente niet brengen in het land, hetwelk Ik hun geven zal.13 Dit is het water der twisting, waar de kinderen Israls getwist hebben met den Heer, en Hij aan hen geheiligd werd.
14 En uit Kades zond Mozes boden tot den koning der Edomieten en liet hem zeggen: Aldus spreekt uw broeder Isral: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet is;15 dat onze vaders afgetrokken zijn naar Egypte, en wij langen tijd in Egypte gewoond hebben, en de Egyptenaars handelden met ons en onze vaderen kwalijk;16 en wij riepen tot den Heer; die heeft onze stem verhoord en een Engel gezonden, en ons uit Egypte gevoerd, en zie, wij zijn te Kades, ene stad aan uwe landpalen.17 Laat ons door uw land trekken; wij zullen niet door de akkers noch wijngaarden gaan, ook geen water uit de putten drinken; op den groten weg zullen wij trekken, wij zullen noch ter rechter hand noch ter linkerhand afwijken, totdat wij door uwe landpalen zullen gekomen zijn.18 Maar Edom sprak tot hen: Gij zult niet door mijn land trekken, of ik zal u met het zwaard te gemoet gaan.19 Toen spraken de kinderen Israls tot hem: Wij zullen langs den gebaanden weg trekken, en indien wij en ons vee van uw water drinken, zo zullen wij het betalen; wij willen niets dan slechts te voet doortrekken.20 Maar hij sprak: Gij zult niet doortrekken; en de Edomieten trokken uit hun te gemoet, met een machtig volk en met een sterke hand.21 Alzo weigerden de Edomieten Isral toe te staan door hunne landpalen te trekken; en Isral week van hen af.
22 En de kinderen Israls braken op van Kades, en kwamen met de gehele gemeente aan het gebergte Hor.23 En de Heer sprak tot Mozes en Aron aan het gebergte Hor, aan de grenzen van het land der Edomieten, zeggende:24 Dat Aron vergaderd worde tot zijn volk; want hij zal niet in het land komen, hetwelk Ik den kinderen Israls gegeven heb, omdat gijlieden mijnen mond ongehoorzaam zijt geweest bij het water der twisting.25 Maar neem Aron en zijnen zoon Eleazar, en leid hen op het gebergte Hor;26 en trek Aron zijne klederen uit, en trek die Eleazar, zijnen zoon, aan; en Aron zal aldaar vergaderd worden en sterven.27 Toen deed Mozes, gelijk de Heer hem geboden had, en zij klommen op het gebergte Hor voor het oog der gehele gemeente.28 En Mozes trok Aron zijne klederen uit, en trok die Eleazar, zijnen zoon aan; en Aron stierf aldaar boven op dien berg; maar Mozes en Eleazar klommen van dien berg af.29 En toen de gehele gemeente zag, dat Aron weg was, zo beweende hem het gehele huis van Israls dertig dagen.