the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 19
1 En de Heer sprak tot Mozes en Aron, zeggende:2 Dit is de inzetting der wet, welke de Heer geboden heeft, zeggende: Zeg den kinderen Israls, dat zij tot u brengen ene rode koe zonder smet, aan welke geen gebrek is, en op welke nog geen juk geweest is.3 En geeft haar aan den priester Eleazar; die zal haar buiten het leger brengen, en aldaar voor zijne ogen laten slachten.4 En Eleazar, de priester, zal van haar bloed met zijnen vinger nemen, en sprengen daarmede naar de zijde van de tent der samenkomst zevenmaal.5 En die koe zal hij voor zijne ogen laten verbranden, beide hare huid en haar vlees, alsook haar bloed met haar mest.6 En de priester zal cederhout en hysop en scharlakenrode wol nemen, en op de brandende koe werpen,7 en zal zijne klederen wassen en zijn lijf met water baden, en daarna in het leger gaan, en onrein zijn tot den avond.8 En die haar verbrand heeft, zal ook zijn klederen met water wassen en zijn lijf met water baden, en onrein zijn tot den avond.9 En een rein man zal de as der koe opzamelen, en ze nederleggen buiten het leger op ene reine plaats, om aldaar bewaard te worden voor de gemeente der kinderen Israls, tot een water ter besprenging; want het is een zondoffer.10 En hij, die de as van de koe heeft opgezameld, zal zijne klederen wassen en onrein zijn tot den avond. Dit zal ene eeuwige inzetting zijn voor de kinderen Israls, en voor de vreemdelingen, die onder hen wonen.
11 Wie nu een dood mens aanraakt, zal zeven dagen onrein zijn;12 en hij zal zich daarmede ontzondigen op den derden dag en op den zevenden dag, zo wordt hij rein; en indien hij zich niet op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigt, zo zal hij niet rein worden.13 Maar wie een dood mens heeft aangeraakt en zich niet heeft ontzondigd, die verontreinigt de woning des Heren, en zulk een zal uit Isral uitgeroeid worden; omdat het water der besprenging niet over hem gesprengd is, is hij onrein: zijne onreinheid blijft op hem.14 Dit is de wet: als een mens in ene hut sterft, zal al wie in die hut ingaat en ieder die in de hut is, zeven dagen onrein zijn.15 En alle open gereedschap, dat geen deksel heeft, of waar niets over gebonden is, dat is onrein.16 Ook wie op het open veld een met het zwaard verslagene aanraakt, of een dode, of eens mensen gebeente, of een graf, zal zeven dagen onrein zijn.17 Zo zullen zij nu voor den onreine nemen van de as des verbranden zondoffers, en stromend water daarop gieten in een vat.18 En een rein man zal hysop nemen en in dat water indopen, en die hut besprengen, en al het gereedschap, en al de zielen, die daarin zijn; ook dengene, die het gebeente eens doden of een verslagene of dode of een graf aangeraakt heeft.19 En de reine zal op den derden dag en op den zevenden dag den onreine besprengen, en hem op den zevenden dag ontzondigen; en hij zal zijne klederen wassen en zich met water baden; zo wordt hij op den avond rein.20 En wie onrein zal zijn en zich niet ontzondigen wil, diens ziel zal uit de gemeente uitgeroeid worden; want hij heeft het heiligdom des Heren verontreinigd, en is niet met het water der besprenging besprengd; daarom is hij onrein.21 En dit zal hun ene eeuwige inzetting zijn. En ook hij, die met het water der besprenging besprengd heeft, zal zijne klederen wassen; en wie het water der besprenging aanraakt, zal onrein zijn tot den avond.22 En al wat die onreine aanraakt, zal onrein worden; en wie hem zal aanraken, zal onrein zijn tot den avond.