the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 18
1 En de Heer sprak tot Aron: Gij, en uwe zonen en uw vaderlijk huis met u, zult de misdaad des heiligdoms dragen; en gij, en uwe zonen met u, zult de misdaad uws priesterambts dragen.2 En uwe broeders van den stam van Levi, uwen vader, zult gij tot u nemen, opdat zij bij u zijn en u dienen; maar gij, en uwe zonen met u, zult zijn Vr de tent der getuigenis.3 En zij zullen uwen dienst en den dienst der gehele tent waarnemen; maar tot het gereedschap des heiligdoms en tot het altaar zullen zij niet naderen, opdat niet beiden sterven, zij en gijlieden.4 Maar zij zullen bij u zijn om den dienst aan de tent der samenkomst waar te nemen, in al het ambt der tent; en geen vreemde zal tot ulieden naderen.5 Zo neemt nu waar den dienst des heiligdoms en den dienst des altaars, opdat er voortaan geen verbolgenheid meer zij over de kinderen Israls.6 Want zie, Ik heb genomen de Levieten uwe broeders uit de kinderen Israls, en hen u gegeven, den Heer tot een geschenk, opdat zij het ambt bedienen aan de tent der samenkomst.7 Maar gij, en uwe zonen met u, zult uw priesterambt waarnemen, opdat gij dient in allerlei zaken des altaars, en binnen achter het voorhangsel, want uw priesterschap geef Ik u tot een ambt ten geschenke; als een vreemde daartoe nadert, zal hij sterven.
8 En de Heer sprak tot Aron: Zie, Ik heb u gegeven mijne hefoffers als priesterdeel van al wat de kinderen Israls heiligen, u en uwen zonen tot een eeuwig recht.9 Dat zult gij hebben van het allerheiligste: wat niet aangestoken wordt van al hunne gaven aan al hun spijsoffer, en aan al hun zondoffer, en aan al hun schuldoffer, hetwelk zij Mij brengen, dat zal u en uwen zonen het allerheiligste zijn.10 Op de allerheiligste plaats zult gij dat eten: al wat mannelijk is zal daarvan eten, want het zal u heilig zijn.11 Ik heb ook, met het hefoffer hunner gaven, alle beweegoffers der kinderen Israls gegeven aan u, en aan uwe zonen en dochters met u, tot een eeuwig recht; al wie rein is in uw huis zal daarvan eten.12 Al de beste olie, en al de beste most en koren, namelijk hunne eerstelingen, welke zij den Heer brengen, heb Ik u gegeven.13 De eerste vruchten, die zij den Heer brengen, van al wat op hun land is, zullen de uwe zijn, al wie rein is in uw huis zal daarvan eten.14 Al het verbannene in Isral zal het uwe zijn.15 Al wat onder alle vlees, hetwelk zij den Heer brengen, de baarmoeder breekt, hetzij van mens of vee, zal het uwe zijn; doch laat de eerste vrucht der mensen lossen, en de eerste vrucht van het onreine vee ook.16 Zij nu zullen het lossen, als het een maand oud is, en gij zult het te lossen geven voor geld, voor vijf sikkels, naar den sikkel des heiligdoms; die doet twintig gera.17 Maar de eerste vrucht van een rund of van een schaap of van ene geit zult gij niet te lossen geven, want zij zijn heilig; hun bloed zult gij sprengen tegen het altaar, en hun vet zult gij ontsteken den Heer tot een offer des liefelijken reuks.18 Hun vlees zal het uwe zijn, ook zal de beweegborst en de rechterschouder het uwe zijn.19 Alle hefoffers, welke de kinderen Israls den Heer heiligen, heb Ik gegeven aan u, en aan uwe zonen en dochters met u, tot een eeuwig recht; dit zal een altoosdurend verbond zijn eeuwiglijk, voor den Heer, u en uwen zade met u.
20 En de Heer sprak tot Aron: Gij zult van hun land niets bezitten, ook geen deel onder hen hebben; want Ik ben uw deel en uw erfgoed onder de kinderen Israls.21 Maar den zonen van Levi heb Ik voor hun ambt, hetwelk zij bedienen aan de tent der samenkomst, gegeven alle tienden in Isral tot een erfgoed;22 opdat voortaan de kinderen Israls niet tot de tent der samenkomst naderen, en zij zonde op zich zouden laden en sterven;23 maar de Levieten zullen het ambt bedienen aan de tent der samenkomst, en zij zullen hunne misdaad dragen, tot ene eeuwige inzetting bij uwe nakomelingen; en zij zullen onder de kinderen Israls geen erfgoed bezitten.24 Want de tienden der kinderen Israls, welke zij den Heer tot een hefoffer brengen, heb Ik den Levieten tot een erfgoed gegeven; daarom heb Ik tot hen gezegd, dat zij onder de kinderen Israls geen erfgoed zullen bezitten.25 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:26 Zeg tot de Levieten en spreek tot hen: Wanneer gij van de kinderen Israls de tienden neemt, welke Ik u van hen gegeven heb tot een erfgoed, zo zult gij daarvan den Heer een hefoffer brengen, de tienden van die tienden;27 en gij zult dit uw hefoffer achten, als gaaft gij koren uit de schuur en de volheid uit de perskuip.28 Alzo zult gij ook den Heer geven het hefoffer van al uwe tienden, welke gij neemt van de kinderen Israls, en gij zult daarvan het hefoffer des Heren den priester Aron geven.29 Van al wat u gegeven wordt zult gij den Heer allerlei hefoffer geven, van al het beste, hetgeen daarvan geheiligd wordt.30 En spreek tot hen: Wanneer gij alzo het beste daarvan tot een hefoffer geeft, zo zal het den Levieten gerekend worden als ene opbrengst der schuren en als ene opbrengst der perskuip.31 En gij moogt dat eten op alle plaatsen, gij en uw kinderen; want het is uw loon voor uwen dienst in de tent der samenkomst.32 Zo zult gij geen zonde op u laden, als gij het beste daarvan tot een hefoffer geeft, en niet ontwijden de geheiligde dingen der kinderen Israls, en niet sterven.