the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Numeri 15
1 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:2 Spreekt tot de kinderen Israls en zeg tot hen: Als gij komt in het land uwer woning, hetwelk Ik u geven zal,3 en gij wilt den Heer een offer bereiden, hetzij een brandoffer of een offer van ene bijzondere gelofte, of een vrijwillig offer, of uw feestoffer, om den Heer een liefelijken reuk te maken van runderen of van schapen:4 zo zal hij, die zijn gave den Heer offeren wil, tot een spijsoffer nemen een tiende meelbloem, gemengd met het vierde deel van een hin olie;5 en van wijn tot een drankoffer zult gij ook een vierde deel van een hin nemen bij het brandoffer of slachtoffer, als er een lam geofferd wordt.6 Maar als er een ram geofferd wordt, zult gij tot een spijsoffer bereiden twee tienden meelbloem, gemengd met een derde deel van een hin olie;7 en van wijn tot een drankoffer zult gij ook het derde deel van een hin offeren, den Heer tot een liefelijken reuk.8 Doch wilt gij een rund tot een brandoffer, of tot een bijzonder beloofd offer, of tot een dankoffer den Heer bereiden,9 zo zult gij bij het rund een spijsoffer offeren van drie tienden meelbloem, gemengd met een halve hin olie;10 en van wijn tot een drankoffer ook een halve hin. Dit is een offer den Heer tot een liefelijken reuk.11 Alzo zult gij doen met een os, met een ram en met het kleine vee van de lammeren of geiten.12 Naardat het getal is van deze offers, zal ook het getal der spijsoffers en drankoffers zijn.13 Wie een inboorling is, zal zulks doen, opdat hij den Heer een offer brenge tot een liefelijken reuk.14 En indien een vreemdeling bij u woont, of onder u bij uwe nakomelingen is, en hij wil den Heer een offer tot een liefelijken reuk bereiden, die zal doen, gelijk gij doet.15 Voor de gehele gemeente zij enerlei inzetting, beide voor u en den vreemdeling; ene eeuwige inzetting zal het zijn bij uwe nakomelingen, zodat voor den Heer de vreemdeling zij gelijk gij.16 Ene wet en n recht zal voor u en den vreemdeling zijn, die bij u woont.17 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:18 Spreek tot de kinderen Israls en zeg tot hen: Als gij in het land komt, in hetwelk Ik u brengen zal,19 en gij eet van het brood in dat land, zo zult gij den Heer een hefoffer brengen:20 gij zult van de eerstelingen uws deegs een koek tot een hefoffer brengen, gelijk aan het hefoffer van uwen dorsvloer;21 alzo zult gij ook den Heer van de eerstelingen uws deegs een hefoffer brengen gij uwe nakomelingen.
22 En wanneer gij uit dwaling enige dezer geboden niet zult gedaan hebben, welke de Heer tot Mozes gesproken heeft,23 van al wat de Heer u door Mozes geboden heeft, van dien dag af, dat Hij begon te gebieden, tot op uwe nakomelingen:24 indien nu de gemeente iets uit onwetendheid zal gedaan hebben, zo zal de gehele gemeente een jongen var uit de runderen tot een brandoffer bereiden, den Heer tot een liefelijken reuk, met zijn spijsoffer en drankoffer, naar het voorschrift, en een geitebok tot een zondoffer.25 En de priester zal alzo de gehele gemeente der kinderen Israls verzoenen, en het zal hun vergeven worden, want het was ene onwetendheid. En zij zullen hunne gave den Heer tot een offer brengen, en hun zondoffer, Vr den Heer, voor hunne onwetendheid.26 Dan wordt het aan de gehele gemeente der kinderen Israls vergeven, alsook den vreemdeling, die onder u woont, dewijl het gehele volk in zulk ene onwetendheid was.27 Maar wanneer ene enkele ziel door onwetendheid mocht gezondigd hebgen, zo zal deze ene njarige geit tot een zondoffer brengen.28 En de priester zal dien dwalende verzoenen met het zondoffer, voor zijne onwetendheid Vr den Heer, opdat hij hem verzoene; dan zal het hem vergeven worden.29 En het zal ne wet zijn voor dengeen, die uit onwetendheid misdaan heeft, beide voor den inboorling onder de kinderen Israls en voor den vreemdeling, die onder u woont.
30 Maar als iemand uit moedwil iets doet, hetzij een inboorling of vreemdeling, die heeft den Heer gesmaad: zulk een zal uitgeroeid worden uit zijn volk,31 want hij heeft het woord des Heren veracht en zijn gebod laten varen; hij zal zekerlijk uitgeroeid worden; de schuld zij op hem.32 Terwijl nu de kinderen Israls in de woestijn waren, vonden zij een man, hout opzamelende op den sabbat.33 En die hem gevonden hadden, toen hij hout zamelde, brachten hem tot Mozes en Aron en voor de gehele gemeente.34 En zij hielden hem in bewaring, want het was nog niet uitdrukkelijk verklaard, wat men hem doen zou.35 De Heer nu sprak tot Mozes: Die man zal den dood sterven; de geheel gemeente zal hem stenigen buiten het leger.36 Toen bracht de gehele gemeente hem buiten voor het leger, en stenigde hem, zodat hij stierf, gelijk de Heer aan Mozes geboden had.
37 En de Heer sprak tot Mozes:38 Spreek tot de kinderen Israls en zeg tot hen, dat zij zich franjes maken aan de hoeken hunner klederen, onder al uwe nakomelingen, en dat zij blauwe snoertjes op die franjes aan de hoeken zetten.39 En de franjes zullen u daartoe dienen, dat, als gij ze aanziet, gij gedenkt aan al de geboden des Heren, en die doet; en gij zult niet volgen het goeddunken uws harten, noch uwer ogen, waardoor gij u tot afgoderij laat vervoeren.40 Daarom zult gij gedenken en doen al mijne geboden, en heilig zijn voor uwen God.41 Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypteland gevoerd heb, opdat Ik uw God zou zijn, Ik, de Heer, uw God.