the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Nehemia 12
1 Dit zijn de priesters en Levieten die met Zerubbabel, den zoon van Sealtil, en Jesa optrokken: Seraja, Jeremia, Ezra,2 Amarja, Malluch, Hattus,3 Sechanja, Rehum, Meremoth,4 Iddo, Ginnethoi, Abia,5 Miamin, Madja, Bilga,6 Semaja, Jojarib, Jedaja,7 Salu, Amok, Hilka en Jedaja: dat waren de hoofden der priesters en hunne broeders, ten tijde van Jesa.8 En de Levieten waren dezen: Jesa, Binnu, Kadmil, Serebja, Juda en Mattanja, over het ambt der dankzegging, hij en zijne broeders;9 en Bakbukja en Unni, hunne broeders, waren rondom hen ter wacht.10 Jesa nu verwekte Jojakim, Jojakim verwekte Eljasib, Eljasib verwekte Jojada,11 Jojada verwekte Jonathan, Jonathan verwekte Jadda.12 En ten tijde van Jojakim waren dezen de familiehoofden onder de priesters: namelijk van Seraja was Meraja, van Jeremia was Hananja,13 van Ezra was Mesullam, van Amarja was Johanan,14 van Melichu was Jonathan, van Sebanja was Jozef,15 van Harim was Adna, van Merajoth was Helkai,16 van Iddo was Zacharia, van Ginnethon was Mesullam,17 van Aba was Zichri, van Minjamin-Moadja was Piltai,18 van Bilga was Samma, van Semaja was Jonathan,19 van Jojarib was Mattenai, van Jedaja was Uzzi,20 van Sallai was Kallai, van Amok was Heber,21 van Hilka was Hasabja, van Jedaja was Nethanel.22 En ten tijde van Eljasib, Jojada, Johanan en Jadda, werden de familiehoofden onder de Levieten en de priesters beschreven, onder de regering van Darus, den Pers.23 En de kinderen van Levi, de familiehoofden, werden beschreven in de kronieken, tot aan de dagen van Johanan, den zoon van Eljasib.24 En dezen waren de hoofden der Levieten: Hasabja, Serebja, en Jesa, de zoon van Kadmil, en hunne broeders nevens hen, om te loven en te danken, zoals David, de man Gods, geboden had, de ne wacht tegenover de andere,25 Mattanja, Bakbukja, Obadja, Mesullam, Talmon en Akkub waren poortwachters, de wacht waarnemende aan de drempels der poorten.26 Dezen waren ten tijde van Jojakim, den zoon van Jesa, den zoon van Jozadak, en ten tijde van Nehemia den landvoogd, en van den priester Ezra, den schriftgeleerde.
27 En bij de inwijding van den muur te Jeruzalem zocht men de Levieten uit al hunne plaatsen, om hen te Jeruzalem te doen komen, teneinde de inwijding te vieren met vreugde, met danken, met zingen, met cymbalen, fluiten en harpen.28 En de kinderen der zangers vergaderden zich, zo van de landstreek rondom Jeruzalem, alsook uit de dorpen der Netofathieten,29 en van het huis Gilgal, en van de akkers te Geba en Aznveth, want de zangers hadden zich dorpen gebouwd rondom Jeruzalem.30 En de priesters en Levieten reinigden zich, en zij reinigden het volk, de poorten en den muur.31 En ik liet de vorsten van Juda boven op den muur klimmen; en ik stelde twee grote dankkoren, die gingen heen ter rechterhand boven op den muur naar de Mestpoort toe.32 En achter hen gingen Hosaja en de helft der vorsten van Juda,33 Azarja, Ezra, Mesullam,34 Juda, Benjamin, Semaja en Jeremia;35 en enigen van de zonen der priesters met trompetten, namelijk Zacharia, de zoon van Jonathan, den zoon van Mattanja, den zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, den zoon van Asaf;36 en zijne broeders Semaja, Azarel, Milalai, Gilalai, Mai, Nethanel, Juda en Hannani, met de speltuigen van David, den man Gods; en Ezra de schriftgeleerde voor hen uit,37 naar de Fonteinpoort toe; en zij gingen naast hen de trappen op naar de stad van David, opwaarts naar den muur boven Davids huis, tot aan de Waterpoort tegen het Oosten.38 Het tweede dank-koor ging tegenover hen, en ik daarachter, en de helft des volks, den muur opwaarts, naar den Bakovens-toren toe, tot aan den breden muur;39 en naar de poort Eframs toe, en naar de Oude poort, en naar de Vischpoort, en naar den toren Hananel, en naar den toren Mea, tot aan de Schaapspoort; en zij bleven staan in de Gevangenpoort.40 En alzo stonden de twee dank-koren in het huis Gods, en ik en de helft der oversten met mij;41 en de priesters Eljakim, Maseja, Minjamin, Michaja, Eljonai, Zacharia, Hananja, met trompetten;42 en Maseja, Semaja, Eleazar, Uzzi, Johanan, Malka, Elam en Ezer, en de zangers zongen overluid, en Jizrahja was de bestuurder.43 En te dien dage werden er grote offers geofferd, en zij waren vrolijk; want God had hun ene grote vreugde verwekt, zodat ook vrouwen en kinderen zich verheugden; en men hoorde Jeruzalems vreugde van verre.
44 Op dien tijd werden er mannen aangesteld over de schatkamers om de hefoffers, eerstelingen en tienden daarin te leggen, die zij vergaderen zouden van de akkers rondom de steden, om uit te delen naar de wet, voor de priesters en Levieten; want Juda had vreugd aan de priesters en Levieten, dat zij stonden45 en de wacht huns Gods waarnamen, en de wacht der reiniging; ook stonden de zangers en deurwachters, naar het gebod van David en zijnen zoon Salomo.46 Want ten tijde van David en Asaf waren er opperste zangers en lofliederen en dankzeggingen tot God verordend.47 En geheel Isral gaf aan de zangers en deurwachters delen, ten tijde van Zerubbabel en Nehemia, op elken dag zijn deel; en zij gaven het geheiligde voor de kinderen van Aron.