the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 5
1 Toen hij nu het volk zag, ging hij op een berg en zette zich neder; en zijne jongeren traden tot hem.2 En hij deed zijnen mond open, en leerde hen en zeide:
3 Zalig zijn de geestelijk armen, want hunner is het hemelrijk.4 Zalig zijn wie rouwdragen, want zij zullen getroost worden.5 Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk berven.6 Zalig zijn wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.7 Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid vinden.8 Zalig zijn de reinen van harte, want zij zullen God zien.9 Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen heten.10 Zalig zijn wie om de gerechtigheid vervolgd worden, want hunner is het hemelrijk.11 Zalig zijt gij, als de mensen u om mijnentwil smaden en vervolgen, en allerlei kwaad tegen u spreken, maar daarin liegen.12 Zijt vrolijk en blijmoedig, omdat uw loon groot zal zijn in den hemel; want zo hebben zij vervolgd de profeten, die Vr u geweest zijn.
13 Gij zijt het zout der aarde. Zo nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal men het zouten? Het deugt verder nergens meer toe, dan om naar buiten geworpen en door de mensen vertreden te worden.14 Gij zijt het licht der wereld. Ene stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.15 Men steekt ook geen licht aan en zet het onder een korenmaat, maar op een kandelaar; zo schijnt het voor allen, die in het huis zijn.16 Laat Alz uw licht lichten voor de mensen, opdat zij uwe goede werken zien, en uwen Vader in den hemel prijzen.
17 Gij moet niet menen, dat ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden: ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.18 Want voorwaar ik zeg u: Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal niet de kleinste letter noch n tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal geschied zijn.19 Wie nu n der kleinste geboden ontbindt, en den mensen alzo leert, die zal de kleinste zijn in het hemelrijk; maar wie ze doet en leert, die zal groot heten in het hemelrijk.20 Want ik zeg u: Tenzij uwe gerechtigheid beter zij dan die der schriftgeleerden en Farizen, zult gij niet in het hemelrijk komen.
21 Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: "Gij zult niet doden; maar wie doodt, zal voor het gericht schuldig zijn".22 Doch k zeg u: Wie op zijnen broeder toornig is, is voor het gericht schuldig; en wie tot zijnen broeder zegt: Raka! is voor den raad schuldig; maar wie zegt: Gij dwaas! die verdient het helse vuur.23 Daarom, als gij uwe gave op het altaar offert, en aldaar indachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft,24 zo laat uwe gave aldaar voor het altaar, en ga heen en verzoen u eerst met uwen broeder, en kom dn en offer uwe gave.25 Versta u tijdig met uw tegenpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt, opdat uw tegenpartij u niet misschien overlevere aan den rechter, en de rechter u overlevere aan den dienaar en gij in den kerker geworpen wordt.26 Voorwaar, ik zeg u: Gij zult daar niet uitkomen, totdat gij zelfs den laatsten penning zult betaald hebben.
27 Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: "Gij zult geen overspel doen".28 Maar k zeg u: Wie ene vrouw aanziet om haar te begeren, heeft alreeds overspel met haar bedreven in zijn hart.29 Indien uw rechteroog u ergert, zo trek het uit en werp het van u. Het is u beter, dat n uwer leden verderft, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen wordt.30 En indien uw rechterhand u ergert, zo houw ze af en werp ze van u. Het is u beter, dat n uwer leden verderft, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen wordt.31 Er is ook gezegd: "Wie zich van zijne vrouw afscheidt, zal haar een scheidbrief geven".32 Maar k zeg u: Wie zich van zijne vrouw afscheidt, tenzij dan om overspel, die maakt, dat zij overspel doet; en wie ene gescheidene vrouw trouwt, die doet overspel.
33 Voorts hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: "Gij zult niet trouweloos zweren, maar gij zult den Heer uwen eed houden".34 Maar k zeg u: Zweert in het geheel niet; noch bij den hemel, want hij is Gods troon;35 noch bij de aarde, want zij is zijne voetbank; noch bij Jeruzalem, want zij is de stad des groten Konings;36 ook zult gij niet zweren bij uw hoofd, want gij vermoogt niet n haar wit of zwart te maken.37 Maar uw woord zij: ja, ja; neen, neen: wat daarboven gaat is van den boze.
38 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: "Oog om oog, tand om tand".39 Maar k zeg u: Gij zult den bozen mens niet wederstaan; maar zo iemand u een slag geeft op uwe rechter wang, bied dien ook de andere,40 en zo iemand met u wil rechten en uwen rok nemen, laat dien ook den mantel;41 en zo iemand u dwingt om ne mijl te gaan, zo ga er twee met hem.42 Geef dengeen die u bidt, en keer u niet af van dengeen die van u lenen wil.
43 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: "Gij zult uwen naaste liefhebben en uwen vijand haten".44 Maar k zeg u: Hebt uwe vijanden lief, zegent die u vloeken, doet wl dengenen die u haten, bidt voor degenen die u leed aandoen en u vervolgen;45 opdat gij kinderen zijt uws Vaders in den hemel; want Hij laat zijne zon opgaan over bozen en goeden, en laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.46 Want indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon zult gij hebben? Doen niet ook de tollenaars hetzelfde?47 En indien gij u jegens uwe broeders alleen vriendelijk toont, wat doet gij buitengewoons? Doen niet ook de heidenen alzo?48 Daarom weest gij volkomen, gelijk uw Vader in den hemel volkomen is.