the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 21
1 Toen zij nu Jeruzalem naderden, en tot aan Bethfag aan den Olijfberg gekomen waren, zond Jezus twee zijner jongeren, en zeide tot hen:2 Gaat heen in het vlek, dat Vr u ligt, en terstond zult gij ene ezelin aangebonden vinden, en een veulen bij haar: ontbindt ze en brengt ze tot mij.3 En zo iemand u iets zeggen mocht, zegt dan: De Heer heeft ze nodig; en terstond zal hij ze u laten.4 Dit alles nu geschiedde, opdat vervuld werd hetgeen gesproken is door den profeet, zeggende:5 "Zegt aan de dochter van Sion: Zie uw koning komt tot u, zachtmoedig, rijdende op een ezelin, en wel op een veulen, het jong van het lastdier."6 En de jongeren gingen heen en deden gelijk Jezus hun bevolen had,7 en brachten de ezelin en het veulen, en leiden hunne klederen daarop, en zetten hem daarop.8 En veel volk spreidde de klederen op den weg, en anderen hieuwen takken van de bomen en strooiden die op den weg.9 En het volk, dat vooraan ging en dat volgde, riep en zeide: Hosanna den zone Davids! Geloofd zij, die komt in den naam des Heren! Hosanna in de hoogte!10 En toen hij Jeruzalem introk, geraakte de gehele stad in opschudding en zeide: Wie is deze?11 En het volk zeide: Deze is Jezus, de profeet van Nazaret in Galila.
12 En Jezus ging in den tempel Gods, en dreef allen uit, die in den tempel verkochten en kochten, en stiet de tafels der wisselaars en de stoelen der duivenkramers om,13 en zeide tot hen: Er staat geschreven: "Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden", maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt.14 En er kwamen blinden en lammen tot hem in den tempel, en hij genas hen.15 Maar toen de Hogepriesters en Schriftgeleerden de wonderen zagen, die hij deed, en de kinderen in den tempel, roepende en zeggende: Hosanna den zone Davids! werden zij verstoord,16 en zeiden tot hem: Hoort gij wel wat dezen zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: "Uit den mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij U lof bereid"?17 En hij verliet hen, en ging de stad uit naar Bethani, en bleef aldaar.
18 En toen hij des morgens vroeg weder naar de stad ging, hongerde hem.19 En hij zag een vijgeboom aan den weg, en ging er naar toe, en vond er niets aan dan alleen bladeren; en hij zeide tot hem: Nu wasse eeuwig geen vrucht meer aan u! En de vijgeboom verdorde terstond.20 En toen de jongeren dit zagen, verwonderden zij zich, en zeiden: Hoe is de vijgeboom zo spoedig verdord?21 Doch Jezus antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u: Zo gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij dit niet alleen met den vijgeboom doen, maar zo gij zult zeggen tot dezen berg: Hef u op en werp u in de zee! zal het geschieden.22 En al wat gij bidt in het gebed, indien gij gelooft, zult gij ontvangen.
23 En toen Hij in den tempel kwam, traden tot hem, terwijl hij leerde, de Hogepriesters en de Oudsten des volks, en zeiden: Door welke macht doet gij dit, en wie heeft u die macht gegeven?24 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ik zal u ook n woord vragen; indien gij mij dat zegt, zo zal ik u ook zeggen door welke macht ik dit doe.25 Vanwaar was de doop van Johannes? Was die van den hemel of van de mensen? Toen dachten zij bij zichzelven en zeiden: Zeggen wij: Hij is van den hemel geweest, dan zal hij tot ons zeggen: Waarom geloofdet gij hem dan niet?26 Maar zeggen wij: Hij is van de mensen geweest, dan moeten wij voor het volk vrezen; want zij houden allen Johannes voor een profeet.27 En zij antwoordden Jezus en zeiden: Wij weten het niet. Toen zeide hij tot hen: Zo zeg ik u ook niet door welke macht ik dit doe.
28 Maar wat dunkt u? Een man had twee zonen, en hij ging tot den eersten en zeide: Mijn zoon, ga heen en arbeid heden in mijnen wijngaard.29 Maar hij antwoordde en zeide: Ik wil het niet doen. Daarna berouwde het hem en hij ging heen.30 En hij ging tot den anderen en zeide desgelijks, en deze antwoordde en zeide: Ja heer; en hij ging niet heen.31 Wie van deze twee heeft den wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot hem: De eerste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u, dat de tollenaars en hoeren eer in het hemelrijk komen dan gij.32 Johannes kwam tot u en leerde u den rechten weg, en gij geloofdet hem niet; maar de tollenaars en hoeren geloofden hem; en hoewel gij het zaagt, deedt gij nochtans geen boete om hem daarna ook te geloven.
33 Hoort ene andere gelijkenis. Er was een huisvader, die plantte een wijngaard, en stelde er ene omtuining omheen, en groef er ene wijnpers in, en bouwde een toren, en verhuurde hem aan wijngaardeniers, en trok buitenslands.34 Toen nu de tijd der vruchten kwam, zond hij zijne knechten tot de wijngaardeniers om zijne vruchten te ontvangen.35 Toen namen de wijngaardeniers zijne knechten; den een sloegen zij, den ander doodden zij, en den derden stenigden zij.36 Wederom zond hij andere knechten, in groter getal dan de eerste; en zij deden hun desgelijks.37 Ten laatste zond hij tot hen zijnen zoon, en zeide: Zij zullen mijnen zoon ontzien.38 Maar toen de wijngaardeniers den zoon zagen, zeiden zij onder elkander: Deze is de erfgenaam: komt, laat ons hem doden en zijn erfgoed aan ons brengen.39 En zij namen hem, stieten hem uit den wijngaard, en doodden hem.40 Wanneer nu de heer des wijngaards komen zal, wat zal hij dezen wijngaardeniers doen?41 Zij zeiden tot hem: Hij zal die booswichten jammerlijk ombrengen, en zijnen wijngaard aan andere wijngaardeniers verhuren, die hem de vruchten ter rechter tijd zullen geven.42 Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schrift: "De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, is tot een hoeksteen geworden; van den Heer is dat geschied, en het is een wonder in onze ogen"?43 Daarom zeg ik u: Het rijk Gods zal van u genomen, en aan een volk gegeven worden, dat zijne vruchten brengt.44 En wie op dezen steen valt, die zal verpletterd worden, en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen.45 En toen de Hogepriesters en Farizen zijne gelijkenissen hoorden, begrepen zij, dat hij van hen sprak.46 En zij zochten hem te grijpen, maar zij vreesden het volk, want het hield hem voor een profeet.