Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Mattheüs 20

1 Het hemelrijk is gelijk een huisvader, die des morgens vroeg uitging om arbeiders in zijnen wijngaard te huren.2 En toen hij het met de arbeiders eens geworden was voor een penning tot dagloon, zond hij hen in zijnen wijngaard.3 En hij ging uit omtrent de derde ure, en zag anderen op de markt ledig staan;4 en hij zeide tot hen: Gaat gij ook heen in den wijngaard; ik zal u geven wat recht is. En zij gingen heen.5 Wederom ging hij uit omtrent de zesde en negende ure; en deed desgelijks.6 En omtrent de elfde ure ging hij uit, en vond anderen ledig staan, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehelen dag ledig?7 Zij zeiden tot hem: Niemand heeft ons gehuurd. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en wat recht is zal u geworden.8 Toen het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards tot zijnen rentmeester: Roep de arbeiders en geef hun het loon, en begin van de laatsten tot de eersten.9 Toen kwamen die omtrent de elfde ure gehuurd waren, en elk ontving een penning.10 En toen de eersten kwamen, meenden zij, dat zij meer ontvangen zouden; en zij ontvingen ook elk een penning.11 En toen zij dien ontvingen, murmureerden zij tegen den huisvader,12 zeggende: Deze laatsten hebben slechts n uur gearbeid, en gij hebt hen ns gelijk gemaakt, ns, die den last en de hitte van den dag gedragen hebben!13 Maar hij antwoordde en zeide tot een onder hen: Vriend, ik doe u geen onrecht: zijt gij het niet met mij eens geworden voor een penning?14 Neem wat het uwe is en ga heen; ik nu wil dezen laatsten geven gelijk u.15 Of heb ik geen recht, om met het mijne te doen wat ik wil? Of ziet uw oog daarom boos, omdat ik goedertieren ben?16 Alzo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn; want velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.

17 En Jezus ging op naar Jeruzalem, en nam tot zich de twaalf jongeren afzonderlijk op den weg, en zeide tot hen:18 Ziet wij gaan op naar Jeruzalem, en des Mensen Zoon zal aan de Hogepriesters en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen hem ter dood veroordelen;19 en zullen hem overleveren aan de heidenen, om hem te bespotten en te geeselen en te kruisigen; en ten derden dage zal hij weder opstaan.

20 Toen trad tot hem de moeder der zonen van Zebedes met hare zonen, viel voor hem neder en begeerde iets van hem.21 En hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot hem: Laat deze mijne twee zonen zitten in uw rijk, de een aan uwe rechter hand en de ander aan uwe linkerhand.22 Maar Jezus antwoordde en zeide: Gij weet niet wat gij bidt; kunt gij den kelk drinken, dien ik drinken zal, en u laten dopen met den doop, met welken ik gedoopt word?23 Zij zeiden tot hem: Ja. En hij zeide tot hen: Mijnen kelk zult gij wel drinken, en met den doop, met welken ik gedoopt word, zult gij gedoopt worden; maar het zitten aan mijne rechter hand en linkerhand staat bij mij niet te geven, maar wien het bereid is door mijnen Vader.24 Toen de tien dat hoorden, werden zij op de twee broeders misnoegd.25 Doch Jezus riep hen tot zich, en zeide: Gij weet, dat de vorsten der volken over hen heersen, en de groten macht over hen oefenen.26 Alzo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil zijn, die zij uw dienaar;27 en wie onder u de voornaamste wil zijn, die zij uw knecht;28 gelijk des Mensen Zoon niet gekomen is om zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen.

29 En toen zij van Jericho uittrokken, volgde hem veel volk.30 En zie, twee blinden zaten aan den weg; en toen zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen zij, zeggende: Ach Heer, gij Zoon Davids, ontferm u over ons!31 Maar het volk bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; doch zij riepen nog veel meer, zeggende: Ach Heer, gij zoon Davids, ontferm u over ons!32 En Jezus stond stil en riep hen, en zeide: Wat wilt gj, dat ik u doen zal?33 Zij zeiden tot hem: Heer, dat onze ogen geopend worden.34 En het jammerde Jezus, en hij raakte hunne ogen aan; en terstond werden hunne ogen ziende, en zij volgden hem.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile