the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 17
1 En na zes dagen nam Jezus met zich Petrus en Jakobus en Johannes, zijnen broeder, en leidde hen op een hogen berg in de eenzaamheid.2 En hij werd voor hunne ogen van gedaante veranderd; en zijn aangezicht blonk als de zon, en zijne klederen werden wit als het licht.3 En zie, toen verschenen hun Mozes en Ela; die spraken met hem.4 En Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Heer, hier is het goed zijn; wilt gij, zo zullen wij hier drie hutten maken, voor u een, voor Mozes een, en voor Ela een.5 Terwijl hij nog zo sprak, zie, toen overschaduwde hen ene lichte wolk; en zie, ene stem uit de wolk zeide: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb; dien zult gij horen.6 En toen de jongeren dat hoorden, vielen zij op hun aangezicht en verschrikten zeer.7 Maar Jezus trad tot hen, raakte hen aan en zeide: Staat op en vreest niet!8 Toen zij nu hunne ogen ophieven, zagen zij niemand dan Jezus alleen.9 En toen zij van den berg afgingen, gebood Jezus hun, zeggende: Gij zult dit gezicht aan niemand zeggen, totdat des Mensen Zoon uit de doden is opgestaan.10 En zijne jongeren vraagden hem en zeiden: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Ela eerst moet komen?11 Doch Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ela zal wel eerst komen, en alles terechtbrengen;12 maar ik zeg u: Ela is alreeds gekomen, en zij hebben hem niet erkend, maar hebben aan hem gedaan wat zij wilden. Alzo zal ook des Mensen Zoon van hen moeten lijden.13 Toen verstonden de jongeren, dat hij van Johannes den Doper tot hen gesproken had.
14 En toen zij bij het volk kwamen, trad een mens tot hem, en viel voor hem neder, en zeide:15 Heer, ontferm u over mijnen zoon, want hij is maanzuchtig en heeft veel te lijden; dikwijls valt hij in het vuur, en dikwijls in het water;16 en ik heb hem tot uwe jongeren gebracht, maar zij hebben hem niet kunnen genezen.17 En Jezus antwoordde en zeide: O gij ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal ik u verdragen? Brengt hem mij hier.18 En Jezus bedreigde hem; en de duivel voer van hem uit, en de jongen werd gezond van die ure af.19 Toen traden zijne jongeren tot hem alleen, en zeiden: Waarom konden wij hem niet uitdrijven?20 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar, ik zeg u: Zo gij een geloof hebt als een mostaardkorrel, zult gij tot dezen berg kunnen zeggen: Hef u van hier op derwaarts, en hij zal zich opheffen; en niets zal u onmogelijk zijn.21 Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten.
22 Toen zij nu in Galila vertoefden, zeide Jezus tot hen: Des Mensen Zoon zal overgeleverd worden in de handen der mensen,23 en zij zullen hem doden, en ten derden dage zal hij weder opstaan. En zij werden zeer bedroefd.
24 Toen zij nu te Kaprnam kwamen, gingen degenen, die den cijnspenning ontvingen, tot Petrus, en zeiden: Pleegt uw meester den cijnspenning niet te geven?25 Hij zeide: Ja. En toen hij in het huis kwam, voorkwam Jezus hem en zeide: Wat dunkt u, Simon? Van wie nemen de koningen der aarde tol of cijns, van hunne zonen of van de vreemdelingen?26 Toen zeide Petrus tot hem: Van de vreemdelingen. Jezus zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij.27 Maar opdat wij hen niet ergeren, zo ga heen aan de zee, en werp den angel uit; en den eersten vis die opkomt, neem dien; en als gij zijnen mond opendoet, zult gij een stater vinden; neem dien en geef hem aan hen voor mij en u.