Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Mattheüs 16

1 Toen traden de Farizen en Sadducen tot hem om hem te verzoeken, en begeerden, dat hij hun een teken uit den hemel zou tonen.2 Maar hij antwoordde en zeide tot hen: Des avonds zegt gij: Het zal een schone dag worden, want de hemel is rood;3 en des morgens zegt gij: Heden zal er stormweer komen, want de hemel ziet treurig rood. Gij huichelaars, de gedaante des hemels kunt gij beoordelen: waarom ook niet de tekenen der tijden?4 Dit boze en overspelige geslacht zoekt een teken, en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van den profeet Jona. En hij verliet hen en ging heen.

5 En toen zijne jongeren waren overgevaren, hadden zij vergeten brood met zich te nemen.6 En Jezus zeide tot hen: ziet toe, en wacht u voor het zuurdeeg der Farizen en Sadducen.7 Toen dachten zij bij zichzelven en zeiden: Dit zal het zijn, dat wij geen brood hebben medegenomen.8 En toen Jezus dit vernam, zeide hij tot hen: Gij kleingelovigen, wat bekommert gij u toch, dat gij geen brood hebt medegenomen?9 Verstaat gij nog niet, en denkt gij niet aan de vijf broden onder de vijf duizend, en hoeveel korven gij toen opnaamt;10 ook niet aan de zeven broden onder de vier duizend, en hoeveel korven gij toen opnaamt?11 Hoe begrijpt gij dan niet, dat ik niet van brood spreek, als ik zeg: Wacht u voor het zuurdeeg der Farizen en Sadducen?12 Toen verstonden zij, dat hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden voor het zuurdeeg des broods, maar voor de leer der Farizen en Sadducen.

13 Toen kwam Jezus in de landstreek der stad Cesara Filippi, en vraagde zijnen jongeren en zeide: Wie zeggen de lieden, dat des Mensen Zoon is?14 En zij zeiden: Sommigen zeggen: Johannes de Doper; anderen: Ela; nog anderen: Jeremia, of een der profeten.15 Hij zeide tot hen: Maar wie zegt gijlieden, dat ik ben?16 Toen antwoordde Simon Petrus en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.17 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Jona's zoon! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader in den hemel.18 En nu zeg ik u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal ik mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.19 En ik zal u de sleutelen des hemelrijks geven; al wat gij op aarde binden zult, dat zal ook in den hemel gebonden zijn; en al wat gij op aarde ontbinden zult, dat zal ook in den hemel ontbonden zijn.20 Toen gebood hij zijnen jongeren, dat zij niemand zeggen zouden, dat hij de Christus was.

21 Van dien tijd af begon Jezus zijnen jongeren te tonen, dat hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de Oudsten en Hogepriesters en Schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage weder opstaan.22 En Petrus nam hem tot zich, en begon hem ernstig toe te spreken, zeggende: Heer, spaar uzelven; dit kome geenszins over u.23 Maar hij keerde zich om en zeide tot Petrus: Ga van mij weg, satan! gij zijt mij een aanstoot; want gij meent niet wat goddelijk, maar wat menselijk is.

24 Toen zeide Jezus tot zijne jongeren: Wil iemand mij navolgen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge mij.25 Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest om mijnentwil, die zal het vinden.26 Want wat baat het den mens, zo hij de gehele wereld wint, en toch schade lijdt aan zijne ziel? Of wat kan de mens geven om zijne ziel te lossen?27 Want het zal immers geschieden, dat des Mensen Zoon zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders met zijne Engelen, en alsdan zal hij een ieder vergelden naar zijne werken.28 Voorwaar, ik zeg u: Hier staan sommigen, die den dood niet smaken zullen, totdat zij des Mensen Zoon zullen zien komen in zijn rijk.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile